Bij zijn 50ste verjaardag stellen 50 mensen één vraag aan Michel Preud’homme. In dit tweede deel: de trainer en de toekomst.

De voorbeelden van vroeger 24. BERND THIJS: “Van welke trainer stak je tijdens je carrière als doelman het meeste op?” Michel Preud’homme: “Ik heb van alle trainers wel iets onthouden. Het is dan ook een lange rij van legendarische coaches: Robert Waseige, Michel Pavic, Raymond Goethals, Ernst Happel, Aad de Mos, Ruud Krol, Fi Vanhoof, Georges Leekens, Guy Thys, Paul Van Himst, Artur Jorge, Graeme Souness. Mijn voorkeur voor offensief voetbal erfde ik van Happel. Mijn aandacht voor organisatie en analyse dank ik aan Goethals. De manier waarop ik een groep benader, leerde ik van Waseige. Mijn gedrevenheid tot in het bezetene, dat was ook een kenmerk van De Mos. Ik nam van alle trainers iets over en vormde zo mezelf. Als technisch directeur van Benfica werkte ik ook nauw samen met Jupp Heynckes en gaf ik José Mourinho de kans om te debuteren als hoofdtrainer. Ik had Mourinho ontmoet in Barcelona, waar hij assistent-coach was nadat hij er als tolk was begonnen. We zochten een opvolger voor Heynckes en na enkele gesprekken raakte ik gecharmeerd van Mourinho. Hij is dat niet vergeten. In zijn biografie schrijft hij dat hij zijn grote debuut aan mij dankt.”

Aandacht voor ieder detail

25. JEAN NICOLAY: “Als doelman stond je bekend als een perfectionist en winnaarstype. Voel je die kwaliteiten als trainer met de tijd wegebben?”

Preud’homme: “Nee, daar zit geen enkele sleet op. Als speler deed ik er obsessioneel alles aan om top te zijn. Ik lette op de kleinste details omdat ik overtuigd was dat die het verschil konden maken. Als trainer probeer ik die mentaliteit over te brengen naar mijn spelers. Zodra er zelfs maar een lichte vorm van verslapping optreedt – ook in een partijtje op training -, begin ik te foeteren en de spelers op hun plichten te wijzen.”

26. SIMON TAHAMATA: “Aan welke details besteed je als trainer zoal aandacht?”

Preud’homme: “Ik probeer aan alles aandacht te schenken. Ik probeer altijd te beschikken over een maximum aan informatie. Ook mijn spelers moeten zo veel mogelijk inlichtingen over de tegenstander krijgen. Niet om zich aan te passen – nee, gewoon om te weten. Want het onbekende is het ergste wat een voetballer in een wedstrijd kan tegenkomen. Dat betekent niet dat ik mijn spelers overlaad met opdrachten, maar ze moeten wel weten waaraan ze zich moeten houden.”

Trainer, een jobbeschrijving

27. AAD DE MOS: “Waarin heeft de veeleisendheid van het trainersvak je verrast?”

Preud’homme: “Als speler al stelde ik vast dat een trainer geen gemakkelijke job heeft. Vandaar dat ik me toen radicaal voornam: daar stort ik me niet in. Ik wilde wel in het voetbal blijven, maar liever in een vrijere rol. Maar toen vroeg Standard me om trainer te worden. Ik probeerde dat en het viel mee. Nu besef ik: eens je je als trainer lanceert, raak je moeilijk uit dat beroep weg. Hoe veeleisend het vak ook is, want er is altijd wel iets dat een trainer in beslag neemt: mijn rechtsback, mijn linksbuiten, de staat van het veld, een transfer …”

28. MICHEL D’HOOGHE: “Zijn er grenzen die je als trainer nooit zal overschrijden?”

Preud’homme: “Nee, die zijn er niet. Ik blijf trainer zolang ik er plezier aan beleef en zolang ik me de nodige opofferingen kan getroosten. Zo functioneerde ik altijd al: als speler, als bestuurder en als trainer. Zodra ik als doelman gewaarwerd dat ik de vereiste inspanningen niet langer wilde leveren, stopte ik. Ik zal dezelfde beslissing nemen zodra ik voel dat de kracht weg is om alles te geven om een goede trainer te zijn.”

29. ELI OHANA: “Hoe ga je om met kritiek?”

Preud’homme: “Wie trainer wordt, weet dat hij zich aan kritiek blootstelt. De trainer verschijnt altijd en overal als eerste in het vizier. Ohana maakte dat zelf mee in Israël. Ik kan daar afstand van nemen omdat ik met zekerheid weet dat ik op basis van mijn analytisch vermogen de juiste beslissingen kan nemen. Hoe kan het analytisch vermogen van een journalist opwegen tegen het mijne? Hij schrijft zijn artikel zonder de hele werkelijkheid te kennen. Bij mijn beslissingen weet ik dat ik gelijk heb omdat ik de volledige analyse in de diepte heb gemaakt.”

30. GEORGES GRÜN: “Kan je niet tot na de tv-interviews wachten om een prop pruimtabak in je mond te steken? Het oogt zo onsmakelijk.”

Preud’homme: “Vlak voor, tijdens en vlak na de wedstrijd heb ik die pruimtabak nodig. Ik besef dat het er niet elegant uitziet, maar in het vuur van de actie geef ik eerlijk gezegd geen snars om mijn look. Ik oefen dan mijn beroep uit en mijn beroep is niet deelnemen aan een schoonheidswedstrijd. Als ik buiten de context van een match voor een tv-gesprek word uitgenodigd, zorg ik altijd dat ik presentabel ben. En toen ik bij de voetbalbond werkte, droeg ik altijd een pak met das.”

Standard: momenten van spijt

31. MANU FERRERA: “Kijk je ook met spijt terug naar je jaren als trainer bij Standard?”

Preud’homme: “Het meeste spijt heb ik over het feit dat we vorig seizoen niet voluit konden gaan voor de beker van België. Standard had een unieke kans op de eerste dubbelslag uit z’n geschiedenis. In de heenwedstrijd van de halve finale tegen Gent hadden we aan de rust met 4-0 kunnen leiden. De wedstrijd eindigde op 2-2. De terugwedstrijd in Gent lag in dezelfde week als onze competitiematchen in Lokeren en tegen Anderlecht. Mohamed Sarr was geblesseerd, Dieumerci Mbokani geschorst en Milan Jovanovic kon geen drie wedstrijden in één week aan. Igor De Camargo, de enige aanvaller die overbleef, viel ziek uit. In het belang van het kampioenschap besliste ik om enkele spelers rust te gunnen. Toch begonnen we niet als geslagen honden maar met een bepaalde strategie aan die wedstrijd. Indien we het eerste halfuur standhielden, zou ik alsnog Jankovic in de strijd gooien en Oguchi Onyewu in de spits posteren. Maar we hielden niet stand. Doodzonde, want drie dagen later waren we kampioen en hadden we drie weken de tijd om de batterijen op te laden voor de bekerfinale.

“Ik betreur ook de uitschakeling door Zenit Sint-Petersburg na een verschrikkelijk slechte arbitrage: er werd ons een strafschop onthouden, een geldig doelpunt werd afgekeurd en zij kregen niet de rode kaart die ze verdienden. En dit alles tegen de toekomstige winnaar van de UEFA Cup!”

32. DOMINIQUE D’ONOFRIO: “Heb je er nog altijd geen spijt van dat je het contract, dat Standard je op het eind van vorig seizoen aanbood, niet hebt getekend?”

Preud’homme: “Neen. Wanneer ik een beslissing neem, heb ik daar lang over nagedacht en accepteer ik alle gevolgen. Ik heb de belofte gehouden die ik aflegde toen ik bij Standard begon: de club weer naar de top brengen. Op het einde van vorig seizoen had ik het gevoel dat mijn taak volbracht was en dat anderen het van mij konden overnemen. Voor mij was er bij Standard in juni geen project meer. Dus vertrok ik met een gerust geweten.”

De kampioenen

33. MAROUANE FELLAINI: “Wat was volgens jou mijn beste match bij Standard?”

Preud’homme: “Er zijn er zo veel. Ik zal van Fellaini altijd het beeld bewaren van de alomtegenwoordige speler. Hoe vaak Marouane heen en weer gaat, dat is indrukwekkend. Ik pik er twee wedstrijden uit: zijn prestatie in Westerlo, waar we achterstonden en hij scoorde waarna we nog met 1-3 wonnen. En de terugwedstrijd tegen Zenit Sint-Petersburg, waarin zijn goal ten onrechte werd afgekeurd.”

34. OGUCHI ONYEWU: “Wie is je favoriete Amerikaanse voetballer?”

Preud’homme: “Oguchi Onyewu! Ik zag hem aan het werk bij La Louvière. Hij was toen nog eigendom van Metz. Hij moest met ons onderhandelen en ik gaf hem het adres van Sclessin. Maar hij belde me: ‘Ik sta hier voor een stadion, maar dat ziet er niet dat van Standard uit.’ Hij bevond zich in Seraing.”

35. MILAN JOVANOVIC: “Houd je bij de ploegopstelling rekening met het advies van je adjunct-coaches? Ik geloof dat je vooral de mening van Manu Ferrera hoog inschat.”

Preud’homme: “Absoluut. Eens ik mijn adjuncten volledig vertrouw, betrek ik hen bij het denkwerk, dan stippelen we samen de beste strategie uit. De eindbeslissing ligt altijd bij mij, maar ik neem ze nooit zonder eerst het advies van mijn staf in te winnen.”

De mentaliteit van de voetballer

36. IVICA DRAGUTINOVIC: “Waarom werd je, na een geslaagd debuut als trainer, in juni 2002 technisch directeur bij Standard?”

Preud’homme: “Ik kon het niet meer opbrengen te werken met spelers met een slechte mentaliteit. Als beginnend trainer trof ik bij de spelers niet de instelling waaraan ik als speler gewend was. Ik moest mezelf geweld aandoen om als trainer te blijven functioneren en dus besloot ik eruit te stappen. Door technisch directeur te worden nam ik de tijd en de afstand die nodig waren om de mentaliteit van de moderne voetballer te aanvaarden.”

37. ADEKANMI OLUFADE: “Hoe benader je een spelersgroep?”

“Preud’homme: “Ik leg van bij de eerste dag de regels vast en als iedereen die respecteert, sta ik dicht bij mijn spelers. Ze zoeken me vaak op, zelfs om over hun persoonlijke problemen te spreken. Een trainer moet samen met zijn spelersgroep een blok vormen, zoals een vader met zijn kinderen. Maar ik heb er geen probleem mee om streng op te treden zodra er zich in de groep een laisser aller installeert. Het gebeurt dat ik daarin zelfs overdrijf om reacties uit te lokken.”

De bond en het Belgische voetbal

38. LEON SEMMELING: “Bestaat de kans dat je ooit terugkeert naar de Belgische voetbalbond?”

Preud’homme: “Ik investeerde veel van mezelf in de bond: in de profliga, in het uitvoerend comité, in de technische commissie, als vicevoorzitter. De bond kon me fulltime in dienst nemen, maar zag daarvan af. Tegelijk liet Standard me verstaan dat het me werkelijk nodig had. Ik koos voor Standard. Ik sluit niet uit dat ik op een dag terugkeer naar de Belgische voetbalbond. Alles hangt af van hoe de federatie evolueert en wat ze me voorstelt. Ik heb niets tegen de federatie. Er is bij de bond veel voor verbetering vatbaar maar het slechte imago van en de kritiek op de federatie kwetsen me. Bij al die vrijwilligers zijn er mensen die prima werk verrichten. Het grootste probleem is dat alle reglementen van de federatie een log orgaan maken. Samen met Roger Vanden Stock wilde ik de bond functioneler maken, de besluitvorming versnellen. Maar we werden afgewezen.”

39. PETER VANDENBEMPT: “Stel dat je bij de bond was gebleven: wat zou je van René Vandereycken hebben geëist?”

Preud’homme: “Eisen? Helemaal niets. Ik zou René enkel wat suggesties hebben aangereikt. Bijvoorbeeld, de raad om zich tegenover de buitenwereld wat inschikkelijker op te stellen. Ik weet dat René naar mij zou hebben geluisterd. En ik had misschien zijn argumenten aanvaard. René en ik hebben veel over voetbal gesproken en vaak waren we het met elkaar eens.”

40. THIERRY LUTHERS:

“Gaan we naar een schisma van de Belgische voetbalbond?”

Preud’homme: “Ik geloof van niet. Het Vlaamse voetbal zocht nieuwe financiële bronnen en vond die door te kiezen voor een louter virtuele splitsing. Daar schuilt geen enkel kwaad in. De Vlaamse overheid stuurde aan op een volledige splitsing, maar niemand in de Belgische voetbalwereld is daarvoor vragende partij.”

41. JEAN-MARC BOSMAN: “Als de regel 6+5 met minstens 6 Belgen in iedere ploeg erdoor komt, zal dat dan geen catastrofe zijn voor het niveau van de Belgische competitie?”

Preud’homme: “Niet noodzakelijk. Om het niveau te bewaren hield het Belgische voetbal altijd de deuren wagenwijd open voor buitenlandse spelers. Misschien zakt het niveau effectief wanneer we hun aantal beperken. Maar omdat alle voetballanden dezelfde beperkingen opgelegd krijgen, zullen veel valabele Belgische voetballers, die nu in het buitenland actief zijn, verplicht terugkeren. En hun terugkeer zal het Belgische voetbal een kwaliteitsinjectie toedienen.”

42. JÉRÔME EFONG N’ZOLO: “De UEFA experimenteert momenteel met vijf scheidsrechters, namelijk met een bijkomende referee achter ieder doel. Geloof je daarin?”

Preud’homme: “Hoe meer scheidsrechters, hoe minder arbitrale vergissingen. Ik vind ook dat men videomateriaal ter beschikking van de vierde scheidsrechter moet stellen. De drie scheidsrechters op het veld en de vierde official communiceren nu al via oortjes, ze zouden voor sommige wedstrijdsituaties – buitenspel, strafschoppen, veinzerij – betrekkelijk vlug een correcte beslissing kunnen nemen op basis van beelden. Ik pleit daar al tien jaar voor. Niemand heeft me een coherent antwoord kunnen geven op mijn vraag waarom de Belgische voetbalbond systematisch weigert beelden in te zetten bij de arbitrage.”

De ambitie van Gent

43. JOHAN WALEM: “Beleef je bij Gent evenveel plezier als vorig jaar bij Standard?”

Preud’homme: “Vanzelfsprekend was het voorbije seizoen er een van intense vreugde. Bij Gent liggen de ambities wat bescheidener, maar ik beleef er ook veel plezier.”

44. GEORGES LEEKENS: “Kan je de mentaliteit van Gent vergelijken met die van Luik?”

Preud’homme: “Er is de trots van Luik en de menselijke warmte van Gent, maar qua mentaliteit lijken beide steden op elkaar. Standard jaagde 25 jaar op een kampioenstitel terwijl het zich herinnerde wat het betekent om kampioen te worden. Dat leidde tot veel ongeduld. Toen de titel eindelijk binnen was, zette dat ongeduld zich om in ongeloof. Genre: ‘Het is toch niet mogelijk dat het ons ditmaal gelukt is.’

“Gent mikt op een trofee die het nog nooit heeft gewonnen. In en rond de club nestelde zich scepsis. Telkens als de club met grote projecten uitpakt, luidt de reactie van de mensen: ‘Het is niet de eerste keer dat de club veel ambitie heeft en het is nooit gelukt, dus waarom zou het deze keer dan wél lukken?'”

45. IVAN DE WITTE: “Hoe lang duurt het om met een gemiddeld budget een topploeg te bouwen?”

Preud’homme: “Daar bestaan geen vaste patronen voor. Luciano D’Onofrio had tien jaar nodig om Standard te brengen waar het nu staat en ikzelf werkte acht jaar mee aan dat project. De financiële middelen van Gent zijn niet vergelijkbaar met die van Standard. Budgettair is Gent pas de zevende, achtste club van het land. We beschikken over een budget van iets meer dan tien miljoen euro. Genk, Standard en Club Brugge draaien rond de 20 miljoen, Anderlecht benadert de 40 miljoen. Ivan De Witte en Michel Louwagie maakten van Gent een financieel gezonde club. Nu moeten we zoeken naar oplossingen om nog meer middelen te vergaren.”

46. MICHAËL GOOSSENS: “Kan je met AA Gent ooit kampioen worden?”

Preud’homme: “Het heeft geen zin om ronkende verklaringen af te leggen. De eerste ambitie bestaat erin om de ploeg stabiel in de top 3, top 4 te brengen. Belanden we in dat stadium, dan moeten andere factoren in werking treden om hogerop te klimmen. Bijvoorbeeld: wie geen favoriet is, heeft een dosis geluk nodig. En Gent zal nooit favoriet zijn.”

Zijn persoonlijke toekomst

47. PHILIPPE SAINT-JEAN: “Waarom is het in België niet mogelijk om als trainer te werken aan een project op lange termijn? Moeten we niet evolueren naar het model van de Engelse manager-trainer, die ook verantwoordelijk is voor de transfers?”

Preud’homme: “Dat zou alleszins een goede zaak zijn want zo zou een trainer echt iets kunnen opbouwen. Een coach slachtofferen vanwege slechte resultaten is verkeerd. Luciano D’Onofrio leerde me echter ook dat een club niet noodzakelijk op slechte resultaten moet wachten om de trainer buiten te gooien. In plaats van naar de resultaten te kijken, moet een clubbestuur nagaan of de spelersgroep nog reageert op de trainer. Zolang er leven in de groep zit, blijft de trainer best behouden. Zelfs na tien nederlagen op rij.

“Om als trainer in België aan een project van lange termijn te kunnen timmeren, moet wel aan één belangrijke voorwaarde worden voldaan: het clubbestuur moet er open voor staan en een trainer een contract op lange termijn aanbieden. Daar schuilt voor een club een groot gevaar in. Als de trainer mislukt of plots opstapt, moet de club van nul af aan herbeginnen. Voor een club die alle macht voor lange tijd in de handen van een trainer legt, dreigen de gevolgen van een verkeerde keuze desastreus te zijn.”

48. ERIC DEFLANDRE: “Bondscoach: is dat niet de logische volgende stap voor jou?”

Preud’homme: “Het is moeilijk om als trainer je carrière te plannen. Een jaar geleden werd mijn naam geciteerd, al was er geen enkel contact met de Belgische voetbalbond. Ze bleven doorgaan met René Vandereycken en dat was de juiste beslissing. Maar ik ontken niet dat ik aan het gewenste profiel beantwoord. Ik voetbalde in Vlaanderen en in Wallonië, ik spreek de beide landstalen. Voor een coach vormt het sowieso een bekroning om de nationale ploeg te leiden. Maar om alle cirkels rond te krijgen zou ik ook trainer bij KV Mechelen en Benfica kunnen worden. Langs de andere kant: ik ken trainers en clubs die al een eeuwigheid voor elkaar voorbestemd lijken en toch nooit samenwerken.”

49. WALTER MEEUWS: “Trainer worden in het buitenland: is dat niet de logische volgende stap voor jou?”

Preud’homme: “Naar het buitenland gaan was een obsessie toen ik nog voetbalde. Als trainer voel ik die obsessie veel minder. Op het einde van vorig seizoen werd ik bij buitenlandse clubs genoemd en zag men me al bij Benfica. Maar het werd Gent, omdat ik daar het juiste gevoel kreeg. Dat geeft de doorslag wanneer ik een keuze maak. Ik had het toen D’Onofrio me voorstelde Portugal te verlaten en terug te keren naar Standard. En ik had het tijdens de gesprekken met Ivan De Witte en Michel Louwagie. Heb ik dat gevoel, dan denk ik niet meer na over wat het beste voor mijn carrière zou zijn. Dan probeer ik slechts gelukkig te zijn en in het reine met mezelf. Om ooit een buitenlandse club te trainen zal ik dus eerst dat goede gevoel moeten krijgen.”

50. JEAN-MICHEL SAIVE: “Mental coach in een andere sport: is dat niet de logische volgende stap voor jou?”

Preud’homme: “Het mentale aspect maakt deel uit van het beroep van iedere sporttrainer. Ik word er dagelijks mee geconfronteerd. Voor het arrest-Bosman was dat minder het geval. Voetballers waren verbonden aan hun club, ze hadden niets te zeggen, de trainer kon hen opleggen wat hij wou. Tegenwoordig hebben voetballers geen band met hun club meer. Bijgevolg moet een coach er zijn speler in deze nieuwe omstandigheden van overtuigen dat het ook voor hem interessant is om samen een stukje weg af te leggen. De jonge spelers in mijn golfclub vragen me soms om mentaal advies en dan val ik terug op mijn voetbalbagage. Maar die adviezen werken in het golf net zo goed. Dus ja, ik zou in meerdere sporten als coach kunnen functioneren.” S

door pierre danvoye – beeld: reporters

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content