Een Franse rebel, een Belgische spits, een Nederlandse voetballeraar, een Oost-Duitse middenvelder en een explosieve trainer die nog voor Club Brugge werkte: VfB Stuttgart, donderdag tegenstander van RC Genk in de Europa League, wilde nooit een grijze muis zijn. Toch balanceert de club nu tussen vallen en opstaan.

Er hangt een zuiderse sfeer in het centrum van Stuttgart. Hoewel de fabrieken van het automerk Mercedes-Benzen het elektronicabedrijf Boschde stad als het ware omarmen en de buitenwijken een industrieel gezicht geven, ademt Stuttgart gezelligheid en gemoedelijkheid uit. Er is een bruisende uitgaansbuurt, er wordt goed geleefd en dit in contrast met de mentaliteit die de inwoners nog steeds opgespeld krijgen: Stuttgart ligt in Schwaben, een gebied dat de oostelijke helft van Baden-Württemberg en een deel van Beieren bevat. Van Schwaben wordt beweerd dat ze extreem gierig zijn. Zo zuinig, zei iemand bij wijze van boutade, dat ze in hun tuin zelf zitten te blaffen om een hond uit te sparen.

Stuttgart ligt aan de boorden van de Neckar en daar vlakbij bevindt zich de Mercedes-Benz Arena, de in 2011 omgebouwde thuishaven van VfB Stuttgart die 60.441 overdekte plaatsen biedt en vroeger, heel toepasselijk, Neckarstadion heette. Pal achter deze imposante voetbaltempel liggen de fabrieken van Mercedes dat ook als sponsor fungeert van de club die jaarlijks met een budget draait van 40 miljoen euro. Twee jaar geleden was dat nog 60 miljoen, maar de club moest gas terugnemen nadat er in 2007, na de vijfde en laatste titel uit de historie, zwaar werd geïnvesteerd in nieuwe spelers.

Van die rigide besparingskoers wordt door het voorzichtige en verstandige bestuur niet afgeweken. Het leidde er wel toe dat het VfB Stuttgart op dit moment aan een profiel ontbreekt en dat de club volgens een onderzoek van het Duitse Instituut voor Sportmarketing een van de minst interessante merken is in de Bundesliga. Zo dreigt VfB Stuttgart te vervallen in een kleurloosheid die haaks staat op het verleden en absoluut niet past bij het swingende imago van de stad.

De behoudende politiek die de club voert, heeft zijn weerslag op het sportieve: VfB Stuttgart beweegt zich in de Bundesliga onder de middenmoot, nadat de club vorig seizoen na een zeer sterke terugronde op de zesde plaats was geëindigd. Stuttgart pakte toen uit met aanvallend en zeer attractief voetbal, dat de stempel droeg van trainer Bruno Labbadia, een ex-aanvaller die in december 2010 door manager Fred Bobic naar de oevers van de Neckar werd gehaald. Sindsdien vormen Bobic, een voormalige spits die tussen 1994 en 1999 voor VfB Stutgart speelde en 37 interlands telt, en Labbadia een twee-eenheid. Toch trad er de voorbije maanden tussen beiden wat turbulentie op omdat de ongeduldige trainer vond dat hij met een te klein kader moet werken. De contractbesprekingen van Labbadia werden de afgelopen weken dagelijks in de plaatselijke pers breed uitgesmeerd, bij herhaling liet de trainer horen dat hij andere offertes zou afwegen. Tot Labbadia twee weken geleden zijn handtekening zette onder een nieuwe tweejarige overeenkomst. Drie dagen later leed VfB Stuttgart op Fortuna Düsseldorf zijn vierde opeenvolgende nederlaag en loerde de crisis om de hoek. Het is illustratief voor het seizoen van de club die constant balanceert tussen vallen en opstaan.

Of alle spelers de contractverlenging van hun trainer op applaus hebben onthaald, is nog maar de vraag. Labbadia geldt als een zeer autoritaire coach, die hier en daar zelfs vergeleken wordt met de des-potische Felix Magath. Hij zweert bij strikte regels en totaal engagement. Op training is er sprake van een dictatuur en beleving is voor Labbadia, een onvervalste detaillist, de absolute graadmeter om tot succes te komen. Als voetballer was Labbadia, van Italiaanse afkomst, met zijn bruisende temperament nochtans niet altijd in het gareel te houden. Hij veranderde op tijd en stond ook graag van omgeving: in negentien seizoenen als profvoetballer diende Labbadia acht clubs.

Een langharige artiest

Saai is VfB Stuttgart doorheen zijn geschiedenis eigenlijk nooit geweest. Het speelde op twee seizoenen na altijd in de in 1963 ingevoerde Bundesliga en steeds viel er wel iets te beleven. De club haalde lang graag vedetten binnen die pasten bij de grandeur van de stad. Memorabel was de passage van de langharige Fransman Gilbert Gress, die tussen 1966 en 1970 het middenveld dirigeerde. Gress was een rebel die zich door niemand de wet liet voorschrijven, een vrijgevochten artiest die in zijn spel altijd naar creativiteit zocht. Toen hij in november 1980 trainer werd van Club Brugge, verbaasde Gress iedereen in negatieve zin: hij liet de spelers zo vaak zonder bal lopen dat die dachten dat ze zich op een marathon aan het voorbereiden waren. Na zeven maanden was het avontuur van Gress in Brugge dan ook voorbij.

Dat Gress op werkkracht en discipline hamerde, had hij anderzijds wel in Duitsland geleerd. Nico Claesen ervaarde dat toen hij in 1984 op 21-jarige leeftijd door VfB Stuttgart werd aangetrokken. De Limburgse spits kwam van Seraing en werd samen met een andere aanvaller gepresenteerd, die VfB Stuttgart, dat net kampioen was geworden, meer stootkracht moest geven. Het ging hier om een bakkerszoon, die eerder voor tweedeklasser Stuttgarter Kickers had gespeeld. Niemand die hem kende, al zou dat snel veranderen: Jürgen Klinsmann kende een droomstart en bouwde een fabuleuze carrière uit, met onder meer 108 selecties voor de Duitse ploeg.

Nico Claesen daarentegen kwijnde in Stuttgart weg. Hij kon het moordende ritme niet aan en voelde zich constant doodvermoeid. Na iedere training was Claesen de eerste die naar huis trok. Zo isoleerde hij zich van de groep. Dat bleek ook op het veld. Als Nico Claesen zijn opdracht niet uitvoerde, werd hij door zijn scheldende ploegmaats met de grond gelijkgemaakt. En als er een goal viel omdat hij zijn man niet had gehouden, diende hij een boete te betalen. Claesen maakte kennis met het rauwe Duitse voetbal uit de jaren tachtig: hij moest meer achter verdedigers aan lopen dan omgekeerd. Het ontbrak hem aan kracht om nog in het strafschopgebied te verschijnen en bovendien stond hij in een verzadigde ploeg waarin vooral de oudere spelers na het binnenhalen van het kampioenschap nog zweefden op een wolk van euforie. En terwijl Jürgen Klinsmann verder aan de weg naar de top timmerde, keerde Nico Claesen na goed een jaar terug naar België en tekende voor Standard.

Een ijzeren conditie

Nochtans streefde VfB Stuttgart in zijn geschiedenis altijd frivool voetbal na. Ook nu, in volle crisis, is attractiviteit het sleutelwoord van Bruno Labbadia, het gevaar moet uit alle linies komen. Opmerkelijk is bijvoorbeeld dat 42 van de 63 doelpunten die Stuttgart vorig seizoen maakte door middenvelders werden aangetekend. En frappant is eveneens dat 22 goals uit standaardsituaties vielen. Maar Labbadia overgiet die zin voor aanvallend voetbal wel met een hoge trainingsintensiteit, die vorig seizoen wel rendeerde: Stuttgart maakte 19 van de 63 doelpunten in het laatste kwartier. En een ijzeren conditie, zo predikt Labbadia, is nodig om met pressing te spelen. De tegenstander opsluiten en snel omschakelen, dat is het voetbal dat de trainer wil zien.

Trainers had VfB Stuttgart in de bijna 48 jaar dat het in de Bundesliga speelde genoeg. Precies 37 keer kwam het tot een trainerswissel. Een van hen was Arie Haan,die in 1987 met de flair die hem kenmerkt in Stuttgart arriveerde. De spelersgroep was op dat moment verziekt en verscheurd, van intermenselijke relaties was er geen sprake meer. Haan zei dat hij de ploeg een creatief tintje zou geven en dat hij aan al het gedraaf een speels element zou toevoegen. Dat sloeg aan. De Nederlander zette de IJslandse regisseur Asgeir Sigurvinsson (voordien Standard) op de bank en zou de club naar de finale in de toenmalige UEFA Cup leiden, het grootste internationale succes uit de geschiedenis. Hij overgoot het spel met Nederlandse accenten en werd erg populair. De media smulden van de teksten van Arie Haan, die zich uitstekend aan de buitenwereld verkocht en het zich zelfs kon veroorloven niet te praten met de machtige sensatiekrant Bild.

In Stuttgart genoten ze van die belangstelling. Ook al omdat de toenmalige voorzitter, Gerhard Mayer-Vorfelder, in die periode minister van Cultuur in Baden-Württemberg, de publiciteit opzocht. Het was ook deze politicus die achter een volgend opmerkelijk feit zat: in 1990 werd Matthias Sammer als eerste voetballer uit de voormalige DDR aangetrokken. Een Ossie in de Bundesliga, dat was pas nieuws. Dus trok de pers massaal naar Stuttgart om Sammer te interviewen.

De intrede van Sammer bevleugelde het spel nochtans niet. Hij sloeg wel heel snel een vriendin aan de haak toen hij een woning ging bekijken, verliefd werd op de dochter van de eigenaar en later met haar in het huwelijk trad. Het nam niet weg dat Sammer in een voor hem nieuwe wereld terechtkwam en van de ene verrassing in de andere viel. Op een gegeven moment bleek dat er iets scheelde met zijn hart. Alles bleek het gevolg van psychologische problemen. Zat Sammer mentaal in een dal? De angst voor het onbekende maakte de middenvelder, wiens leven tot dan toe voorgeprogrammeerd was, ziek.

Maar niet alleen bij hem, bij de hele ploeg liep het niet. Zodat het in november 1990 nog maar eens tot een trainerswissel kwam en Christoph Daum werd aangesteld. In zijn specifieke stijl zette Daum met provocatieve uitspraken meteen orde op zaken in de dolende ploeg. Hij leidde het tegen de degradatie vechtende Stuttgart naar een veilige plek in de middenmoot. Mooi was het voetbal toen aanvankelijk niet. Daum bouwde achteraan eerst zekerheid in, precies op de manier waarop hij dat 21 jaar later ook met Club Brugge zou doen. Ook toen was er kritiek over een te defensieve aanpak. Maar er was wel één verschil met Club Brugge: Daum bleef na zijn restauratiewerken en voerde VfB Stuttgart het daaropvolgende seizoen naar de titel. Anderhalf jaar later werd hij ontslagen.

Verjongingsproces

Van een titel spreekt nu niemand nog in Stuttgart. De club blijft hangen in de grauwe middenmoot in een seizoen dat bol staat van de schrijnende tegenstellingen. Om het ontslag van Bruno Labbadia werd er geschreeuwd toen de club begin september in de Bundesliga vijftiende stond en in de Europa League met 2-0 verloor op het Noorse Molde FK. Labbadia zette zich ongemeen fel af tegen de kritiek en riep “dat trainers niet de vuilnisbak zijn van de supporters.” In de elf daaropvolgende wedstrijden werd er vervolgens acht keer gewonnen, twee keer gelijkgespeeld en één keer verloren.

Maar die lijn kon niet worden aangehouden: na vier opeenvolgende nederlagen tuimelde de ploeg na de jaarwisseling naar de twaalfde plaats. Alles heeft te maken met de transferpolitiek die vorige zomer werd gevoerd. Om de loonmassa verder in te dijken vertrokken de spelers die het zwaarst op de begroting drukten, zoals de Nederlandse verdediger Khalid Boulahrouz, die transfervrij naar Sporting Lissabon ging. Daarnaast trok kampioen Borussia Dortrmund nog eens zes miljoen euro uit voor de jonge aanvaller Julian Schieber. Die had vorig seizoen in de wedstrijd die Stuttgart in Dortmund speelde twee fraaie doelpunten gemaakt. De van Schalke 04 geleende verdediger Tim Hoogland, inmiddels al op de bank verzeild, was de enige min of meer aansprekende aankoop. Daarnaast stroomde er veel jeugd door.

Juist dat verjongingsproces is de oorzaak van de wisselvallige prestaties van VfB Stuttgart. Er wordt nog altijd behoorlijk gevoetbald, maar steeds weer gebeuren er individuele fouten. Zo had de ploeg anderhalve week geleden in een uitwedstrijd op Fortuna Düsseldorf 78 procent balbezit, maar verloor uiteindelijk met 3-1. Een gebrek aan defensieve stabiliteit was er ook vorig seizoen al. VfB Stuttgart veroorzaakte toen zeven strafschoppen, alleen het gedegradeerde FC Köln deed slechter. Maar frappant is dat toen elf verdedigers van de tegenpartij tegen Stuttgart scoorden omdat de aanvallers te weinig storend werk verrichtten. Vooral dat laatste was een mateloze bron van ergernis voor Bruno Labbadia.

In het begin van dit seizoen wilde de trainer dan ook voor een betere balans in zijn elftal zorgen. Dat is niet echt gelukt. Met de aankoop van vijf nieuwe spelers tijdens de wintermercato hoopt hij dit euvel te verhelpen, al zijn het vooral middenvelders die de club aan zijn selectie toevoegde.

Geen vedetten

Echte vedetten heeft VfB Stuttgart niet meer. De laatsten waren Mario Gomez, die in 2009 naar Bayern München overstapte, en Sami Khedira, die medio 2010 naar Real Madrid versast werd en wiens jongere broer inmidddels naar de A-kern doorstootte. Vooraan is er de Braziliaanse Duitser Cacau (23 A-interlands voor de Mannschaft), die in volle revalidatie is nadat hij zijn kruisbanden scheurde, en wordt het gewicht vooral gedragen door de Bosniër Vedad Ibisevic. Hij is de topschutter van de ploeg, al miste hij twee strafschoppen.

Maar het is niet voor voetballers als Ibisevic dat mensen naar het stadion komen. Het is het dilemma van VfB Stuttgart: de verjonging leidt voorlopig tot een wat grijs elftal waarmee het publiek zich eigenlijk niet kan vereenzelvigen. En middelmaat, zo vrezen sceptici, zou op termijn bij het publiek weleens tot onverschilligheid kunnen leiden. Voorlopig is dat nog niet het geval omdat supporters achter de koers van de club wel degelijk een strategie zien. En omdat iedereen beseft dat de verhoudingen in de Bundesliga zijn veranderd: sportief en vooral budgettair tronen Bayern München en Borussia Dortmund hoog boven iedereen uit. Voor het huidige VfB Stuttgart is een vijfde, zesde plaats het hoogst haalbare. En ofschoon Stuttgart op economisch vlak een van de sterkste regio’s van Duitsland is en de mensen zich eigenlijk alleen willen meten met succes, kan iedereen daarmee leven. Want Schwaben zijn niet alleen gierig, ze zijn ook erg nuchter.

DOOR JACQUES SYS – BEELDEN: IMAGEGLOBE

Trainer Bruno Labbadia wordt vergeleken met Felix Magath: op training is er sprake van een dictatuur.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content