Na zijn leven als doelman stortte Leen Barth zich in de horeca. De tegenslagen in zijn privé-leven heeft hij intussen verwerkt.

“Ik heb duidelijk voor het geld gekozen”, valt Leen Barth met de deur in huis. “Liever op de bank bij een grote club waar ik goed verdiende, dan titularis bij een kleinere club.”

Met het bankzitterstatuut ging de Nederlandse doelman nagenoeg probleemloos om. Klagen deed hij niet. Faalangst, die volgens insiders zo ver zou gaan dat zijn ploegmaats er gek van werden, had hij naar eigen zeggen evenmin. “Dat moet je aan mijn ploegmaats van toen vragen. Zelf wijt ik het aan mijn karakter, ik was te bescheiden en te braaf, had niet het karakter van een echte doelman ; ik had geen vijs los. Bovendien had ik met Jan Ruiter bij Anderlecht en Birger Jensen bij Club Brugge twee monumenten als concurrent.”

Leen Barth barstte van het talent toen hij als Uefa-international van Fortuna Vlaardingen naar het Astridpark werd gehaald. “Ik haalde twee selecties méér dan Ruud Gullit,” klinkt het fier, “maar ik teerde te veel op mijn aangeboren klasse. Ik woog amper zeventig kilo, waardoor ik makkelijk naar de kruising kon zweven. Op een gegeven moment stond ik dicht bij Ajax, dat uiteindelijk voor Piet Schrijvers koos. Lang niet zo’n goeie doelman als ik, maar wel iemand met een enorme présence en dat was toen zeer belangrijk. Ik was meer het type van mijn idool Jan van Beveren, de doelman van Sparta en PSV, en voor mij de beste van Nederland. Toch vond ik het bijzonder jammer dat mijn transfer naar Ajax niet is doorgegaan. Vandaar ook dat mijn liefde voor Anderlecht nog altijd zo groot is. Ik ben meneer Vanden Stock bijzonder dankbaar dat hij me is komen halen. Dankzij hem heb ik dit parcours kunnen afleggen. Och, ik zou nog elke week naar Anderlecht willen gaan kijken, maar het is zo ver. Niet altijd voor het voetbal, wel voor het stadion en de entourage. Anderlecht blijft de grootste club van België.”

Naar Club en Cercle gaat hij niet meer. “Partij kiezen in een stad met twee rivaliserende clubs”, zegt Barth, die op de Grote Markt van Brugge een hotel-restaurant uitbaat, “is gevaarlijk voor een zelfstandige.” Vóór hij van Anderlecht naar Brugge verhuisde, was hij nog een jaar actief in derde klasse bij Union. “Een echt avontuur, maar wel één van de tofste seizoenen uit mijn loopbaan. Een steenrijke jonge zakenman van amper 28 pompte veel geld in de club. Georges Heylens werd trainer, André Denul, Jan Verheyen en ikzelf kwamen de ploeg versterken. We speelden elke week voor 7000 toeschouwers, vóór de match tegen Eendracht Aalst waren dat er dubbel zoveel. De champagnekurken knalden er dat het een lieve lust was. Na drie speeldagen lagen we al drie punten achter op Hoger Op Merchtem. Wij wonnen nadien alles, maar Merchtem ook. Het keerpunt kwam er met de onderlinge confrontatie in de terugronde. Wij wonnen en klommen kort nadien voorbij Merchtem naar de titel. Maar aan het einde van het seizoen bleek het geld op.”

Na dat ene jaar hield Barth het voor bekeken bij Union en trok naar Club Brugge. “Aanvankelijk als vervanger voor Jensen, die zou vertrekken maar uiteindelijk toch bleef. Al bij al speelde ik toch nog een pak competitiematchen, want Happel had zo zijn manier om de twee doelmannen scherp te houden. Het was ook altijd een verrassing wie zou spelen, Jensen of ik. Als ik me klaar hield voor een middagje op de bank, kreeg ik plots te horen dat ik speelde, en omgekeerd.”

Het vertrouwen van de trainer was heel erg belangrijk voor hem, zegt hij. ” Jan Zwartkruis in Nederland en Leo Canjels en Han Grijzenhout in België : voor die mensen ging ik door het vuur. Happel was een speciale, maar op een bepaalde manier steunde hij me ook wel. Na een nederlaag tegen Standard pakte een krant me hard aan. ‘Die journalist is vast niet je vriend’, fluisterde hij me toe, waardoor ik wist dat hij tevreden was over mijn prestatie. Meer woorden had ik van hem ook niet nodig.”

Pas bij Cercle Brugge bleek Barth klaar voor een rol als titularis. “Ik had intussen door powertraining wat meer body gekweekt en werd er aanvoerder van de ploeg. Cercle was een fantastische club. Dat ze niet zoveel konden betalen als Anderlecht of Club Brugge, speelde op dat moment geen rol meer. Ik wilde weg bij Club omdat het bestuur niet in beroep wilde gaan tegen een Europese schorsing die ik had opgelopen.”

Het is één van de schaarse ontgoochelingen uit zijn sportieve loopbaan. Op het privé-vlak had hij meer klappen te verwerken. Na een vrij moeilijke scheiding van zijn eerste vrouw stierf zijn 36-jarige nieuwe vriendin aan leukemie. “Ze leek kerngezond, niks aan de hand, en plots vernemen we dat ze dodelijk ziek is. Enkele maanden later is ze gestorven. Het is lang blijven nazinderen, maar tijd heelt alle wonden ; het is intussen al elf jaar geleden. We waren net een taverne begonnen. Toen ik mijn huidige vrouw leerde kennen, hebben we alles verkocht. Zaak, huis en auto. Met een mobilhome zijn we twee jaar lang met vakantie geweest.

“Ondertussen was ik ook helemaal Belg geworden. Ik hou van de mentaliteit hier. In Nederland groeide ik op in een protestants gezin. Dat was niet leuk. Op zondag mochten wij niet buiten spelen en bezoek kwam er ook al niet. Een vreselijke tijd was het, waar ik me zeer onbehaaglijk bij gevoeld heb. Hier duiken de mensen na de kerk het café in. Daarom wil ik ook niet meer terug naar Vlaardingen, tenzij om wat oud-collega’s te bezoeken. Hoe zou het nog met Jan Ruiter zijn ?, vraag ik me soms af. (Verrast.) Is hij heus ook al aan bod gekomen in deze serie ? Dan mag je mij zijn telefoonnummer geven.”

door Stefan Van Loock

‘Ik woog amper zeventig kilo, waardoor ik makkelijk naar de kruising kon zweven.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content