Club Brugge ging uit de beker tegen Zulte Waregem, maar won op een diefje tegen GBA.
Overspeeld door Zulte Waregem en al evenmin imponerend tegen Germinal Beerschot : met dichtgeknepen billen sleept Club Brugge zich naar de winterstop. Dán, maakt Jan Ceulemans zich sterk, zal Club zijn geblesseerden recupereren en beter voor de dag komen. Nú, valt de trainer in herhaling, is het spelen mét en aanvaarden ván de kwaliteiten die je hebt.
En niet hebt.
Loopvermogen, infiltrerend vermogen en balvastheid voorin : het viel de voorbije wedstrijden veel te sporadisch te ontwaren in het Brugse spel, waarin Sven Vermant, Philippe Clement en Ivan Leko in een driehoek met Leko als punt naar voren de voorkeur krijgen op het middenveld. Maar Vermant speelt als een speler die een grote carrière heeft gekend. Clement geeft centraal blijk van kracht in de duels, maar wil het onder druk wel eens moeilijk krijgen met de eerste controle. Terwijl Leko technisch vaardiger is, maar veel te statisch blijft, zo bleek bij herhaling tegen Zulte Waregem en Germinal Beerschot. Gevolg : de aansluiting naar de spitsen laat te wensen over, de recuperatie na balverlies evenzo. Alleen bij tegenstanders die het met twee centrale middenvelders doen, creëert Club gemakkelijk overwicht.
Jan Ceulemans : “Op Anderlecht kreeg je ruimte omdat zij het spel maakten en wij die ruimte honderd procent konden benutten. Tegen ploegen die die ruimte niet geven en met veel volk achter de bal spelen, zullen wij het moeilijk hebben. We hebben niet die diepgang in ons spel. We moeten het meer van de combinaties hebben. En de ene keer lukt dat al beter dan anders. Als Rune Lange na nieuwjaar terugkomt en Manasseh Ishiaku zijn niveau haalt, zullen we meer kracht in de ploeg hebben en gevaarlijker kunnen worden. Nu krijgen we iets te weinig kansen. Maar in tegenstelling tot de vorige jaren kan je nu de bal niet naar voren trappen en rekenen op de sterke boys daar. Dat kan niet met Bosko Balaban, Javier Portillo of Grégory Dufer, wel met Lange of Ishiaku. Maar die hebben dan weer nog weinig of niet gespeeld. Als goalgetters als Portillo en Balaban veel ballen krijgen in het strafschopgebied, kunnen ze gevaarlijk zijn. Anders wordt het moeilijk. Kiezen voor zulke spelers is een keuze die je maakt, maar ze moeten dan natuurlijk de ballen kunnen krijgen.” Lukt dat niet dan “hebben wij geen type zoals Salou die balvast is en de aansluiting kan laten maken.”
Diep snijden
Vijfentwintig minuten ver was Club Brugge-Germinal Beerschot toen Club zijn eerste doelkans afdwong. Niet toevallig uit een fase waarin Sven Vermant voor het eerst in de wedstrijd het manco van de ploeg, infiltrerend vermogen, doorbrak : hij joeg door op de man in balbezit bij GBA, waardoor Ishiaku de bal kreeg, aflegde en de doorgelopen Vermant op doel kon trappen.
Balaban scoorde tegen Germinal Beerschot twee keer op aangeven van telkens Vermant, maar speelde voor de rest een anonieme wedstrijd. “We moeten dikwijls onze ogen dicht doen, maar we weten dat hij kan scoren”, zegt Jan Ceulemans over zijn aanvaller. “We weten wat we eraan hebben, dus we gaan er gewoon mee verder.” Met andere woorden : zijn doelpunten zijn het enige wat Bosko Balaban nog in de ploeg houdt, want tegen Zulte Waregem noch Germinal Beerschot imponeerde de spits met zijn betrokkenheid in het ploegspel. En op Portillo moet Brugge dezer dagen al helemaal niet rekenen : wil het Spanjaardje scoren, moet hij de bal in het strafschopgebied aangespeeld krijgen.
En daar raakt Club maar sporadisch, zo bleek nog maar eens tegen Germinal Beerschot “Het probleem is ook”, zag Hans Christiaens, oud-speler van Waregem en Club Brugge, in de bekerpartij tegen Zulte Waregem, “dat niemand diep sneed of eens naast Ishiaku ging spelen én Ishiaku haakte ook niet af om eens een ander door te laten gaan. Ishiaku heeft het moeilijk om een bal onder controle te houden en wordt met de bal altijd acht of tien meter achteruit geduwd, waardoor hij te ver van de goal staat om gevaarlijk te zijn. Zo schuif je ook als ploeg niet op. Dat is een verschil met Salou bijvoorbeeld, die gewoon blijft staan als hij een tegenstander tegen zich krijgt. Je kan als ploeg maar opschuiven als iemand voorin de bal kan vasthouden. Dan kunnen ook de twee flanken in actie komen. Met Klukowski of Blondel op links en Lange naast een frisse Balaban of Portillo zou je een heel ander Club krijgen. Brugge had vijftien jaar de beste linkerflank van België, met Vital Borkelmans en Peter Van der Heyden. Dat is een verschil met Ivan Gvozdenovic en dat wordt wel eens vergeten. Brugge heeft veel van hetzelfde en te weinig creativiteit. Blondel kan eens in de buurt van de zestien meter komen en iets onverwachts uit de mouw schudden. Dat is een extraatje dat soms beslissend kan zijn. Balaban zou moeten kunnen vanuit een nulsituatie een goal maken. Maar Brugge begon tegen Zulte Waregem bijvoorbeeld de bal rond te spelen op het tempo van zijn loopvermogen : er werd nooit eens dertig meter diep getrapt en aangesloten omdat je dan ook weer zover terug moest kunnen lopen. Het was draaien, opzij, nog eens draaien en opzij. Van de drie centrale middenvelders was er geen enkele die eens infiltreerde of het spel opentrok en de bal vroeg waardoor je de tegenstander pijn zou kunnen doen. Er zat geen individuele finesse in de ploeg. Als er eens iemand diep gaat op de flank, dan zou bijvoorbeeld Gert Verheyen naar binnen kunnen komen. Anders kan je geen verdediging ontwrichten.”
Uit en thuis
“Englebert had blijkbaar de opdracht om Stijn Minne en het uitverdedigen op de linkerflank op te vangen, maar hij is een ander type dan Dufer om de bal voor de goal te brengen”, zegt Francky Dury. “Vorig seizoen hadden ze centraal op het middenveld meer lopers met een grote actieradius zoals Nastja Ceh, Englebert en Timmy Simons. Zulte Waregem had ongelooflijk veel loopvermogen en dan wordt het moeilijk voor Club. Birger Maertens en Marek Spilar mochten van ons aan de bal komen omdat hun inspeelpass niet zo best is. Dus moest je druk zetten op Günther Vanaudenaerde en Gvozdenovic als ze aan de bal kwamen, én centraal op het middenveld. Wij hebben daar het loopvermogen voor.” Na de vervanging van Vermant en Leko eindigde Brugge met Dufer en Jeanvion Yulu-Matondo met vier aanvallers. “Op Anderlecht hebben ze heel goed gespeeld met Dufer die een paar keer in de rug van Olivier Deschacht ging en Anthony Vanden Borre die werd opgevangen.” Maar Brugge beschikt niet over balvaste aanvallers. Konden ze voorheen de bal nog wel kwijt aan Lange, die sterk is en gevaarlijk in de rebound, nu moet het met Portillo, die wel goed is in de korte diepte, én de meer individualistisch georiënteerde Balaban. “Anderlecht speelde met twee man centraal en Brugge met drie, dan is het verschil niet zo groot als met Zulte Waregem.”
Tegen Germinal Beerschot kwam Club tegenover opkomende flanken en drie centrale middenvelders te staan in een driehoek met de punt, Wim De Decker, naar achteren en Dickson Ageyman en Dos Santos daarvoor. “Bij balbezit,” zegt Jos Daerden, “hadden wij zo een man meer en kwam het erop aan uit te schuiven. Als Maertens inschoof moest een van onze spitsen uitzakken zodat onze driehoek intact bleef staan.” Na de rust schakelde Ceulemans over naar een 3-5-2 door Clement naar achteren te halen en de backs hoger te laten spelen. De individuele klasse, die ene speler met iets extra ontbrak nog steeds, maar het numerieke overwicht op het middenveld rendeerde.
Woensdag wacht Bayern München, daarna Racing Genk, vervolgens Moeskroen en dan krijgt Club Brugge waarin het dezer dagen het beste gedijt : ademruimte.
RAOUL DE GROOTE
‘ALS RUNE LANGE TERUGKOMT, ZULLEN WE MEER KRACHT IN DE PLOEG HEBBEN.’ JAN CEULEMANS
‘CLUB BRUGGE HEEFT VEEL VAN HETZELFDE EN TE WEINIG CREATIVITEIT.’ HANS CHRISTIAENS
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier