Verse lucht ademt Koen Daerden in volle titelstrijd in Tongeren. Bij voorkeur met de vrienden. Een avondje klasgenoten.

Daar, op De Motten, voetbalde vader Jos voor SK Tongeren, tot hij in 1980 de toenmalige tweedeklasser ruilde voor Standard. Leeftijdsgenoot van Koen, ex-klasmakker en vriend Koen Vanmarsenille voetbalt er nog altijd, in het eerste elftal dat in derde klasse voor het behoud knokt. Vanmarsenille, wiens vader nog in de aanval van Sint-Truiden liep, zag Daerden jr en een andere klasgenoot, Wouter Vandevenne, twee jaar geleden vertrekken. Bart Daerden, twee jaar ouder dan broer Koen en scheidsrechter, fluit wel eens een vriendenmatch van Tongeren.

Wouter Vandevenne : “We gaan nog altijd met dezelfde kliek op stap als toen we samen bij Tongeren voetbalden. Toch gauw een man of tien, twaalf. Allemaal voetballers, wat voordelen heeft. Niemand die een nachtje door stak, we moesten allemaal vroeg op om te gaan voetballen. Ik had ooit een vriendin die voetbal maar niets vond. Dan is het afgelopen. Voetbal komt op de eerste plaats.”

Koen Daerden : “Toen we het college verlieten, was ik bang dat de groep zou uiteenvallen, dat we geen contact zouden houden. Iedereen ging zijn eigen weg.”

Wouter Vandevenne : “Over tien jaar trekken we nog samen op. Elkaar uit het oog verliezen mag niet. Ik zal daar op toezien.”

De school

Koen Daerden : “Alle vier volgden we les in het Onze-Lieve-Vrouwcollege in Tongeren, één van de strengste scholen in de regio. Nu is het gemengd, maar toen wij er het middelbaar aanvatten, zaten er drie meisjes in de hele school. In onze klas zat er af en toe één : als het klasje van Wouter langkwam.”

Wouter Vandevenne : “Ik volgde moderne talen en wetenschappen. We waren maar met zes, zij met twintig. Maar het was heel streng : als de bel ging, in de rij gaan staan. Tweede bel, iedereen stil.”

Koen Daerden : “Ik had een paar keer problemen met de autoritaire aanpak. In het begin is het erg als je tien bladzijden straf moet schrijven, maar later bereid je je voor. Als ik tijdens de studie wat tijd over had, pende ik extra bladzijden die ik bewaarde. In de winter met sneeuwballen gooien was tien pagina’s. Ik ken er die aan zestig pagina’s per dag kwamen. Je leerde snel bij. Bijvoorbeeld dat je met het Franse woord malheureusement makkelijk twee lijnen vol krijgt.”

Bart Daerden : “Ik was een braaf manneke. Ik lachte mee met de anderen. Niet dat mijn broer minder braaf was, maar als hij weet dat hij gelijk heeft, kan hij moeilijk zijn mond houden.”

Koen Daerden : “Die sneeuwballen, dat weet je, daar kon ik mee leven. Maar als ik me onterecht gestraft voelde, ging ik er tegenin. Dan bleef ik niet altijd beleefd.”

Koen Vanmarsenille : “Koen was niet de rumoerigste, maar je hoorde hem wel. Hij deed mee met de groep, maar als het hem niet aanstond, haakte hij af.”

Koen Daerden : “In het laatste jaar kwamen ze vragen wat ik nadien wilde gaan doen. Daar had ik nog niet aan gedacht. Het ging dat jaar heel snel bij Genk. Op 1 april zat ik in de kern, anderhalve maand speelde ik de bekerfinale tegen Standard. Het jaar daarop kwam er Europees voetbal bij, en de nationale ploeg. Toen werd het even heel druk. Toch raadden pa en ma mij aan om er nog iets bij te studeren. Daarom vatte ik na het college een opleiding informatica in Diepenbeek aan. Al na de eerste dag wist ik dat het niets zou worden. ’s Morgens ging ik naar de les, na de middag ging ik biljarten of bowlen met mensen die helemaal geen goesting hadden, en van daar trok ik naar de training in Genk. Na drie weken zegde ik thuis dat ik het niet meer zag zitten. Sommigen zijn slim, kijken één keer in een boek en weten alles wat ze gezien hebben. Ik moest er hard voor werken, ook op het college. Koen kijkt het effe na en weet het. Soms was ik jaloers op hem.”

Koen Vanmarsenille ( bloost) : “Ik hoop straks mijn studies marketing in Hasselt af te werken. Dan zien we wel.”

Koen Daerden : “Het laatste jaar spiekte ik af en toe bij hem. Meestal uit noodzaak, soms voor de kick. Bart had dat niet nodig, hij studeert ook gemakkelijk.”

Bart Daerden : “Ik probeerde een jaar bio-ingenieur in Leuven. De studies, dat ging nog wel, maar ik kon het kotleven niet meer aan, de muren kwamen op me af. Ik was altijd blij als ik in het weekend naar huis mocht. Nu ga ik op en af, ik doe mijn derde jaar industrieel ingenieur scheikunde.”

Wouter Vandevenne : “Koen en ik hebben er net samen een avondcursus informatica opzitten. Je merkt dat hij al herkend wordt.”

Koen Daerden : “Het viel nog mee. Er zaten veel Nederlanders in de les. Die weten dan niets van voetbal.”

Wouter Vandevenne : “Ai, Koen !”

Koen Daerden : “Daar heb je een titel voor je stuk ! Ik bedoel : dié Nederlanders wisten er niets van. Volgend seizoen wil ik er nog iets bij doen. Om bezig te blijven. Dat kan heus nog wel. Vraag maar aan Wouter, die zijn eerste jaar profvoetbal beleeft.”

Wouter Vandevenne : “Ik vind het ge-wel-dig !”

SK Tongeren

Bart Daerden : “Ik voetbalde maar één jaar bij Tongeren, daarna één jaar bij Riemst en nog twee bij ’s Heerenhelderen. Ondertussen had ik een scheidsrechterscursus gevolgd en dat beviel me. In die tijd mocht je niet tegelijk fluiten en in het eerste elftal spelen. Zonder dat fluiten had ik waarschijnlijk wel mijn kans gekregen in het eerste, maar ik voelde dat ik meer toekomst had als scheidsrechter. Koen en ik hebben nog even samen gevoetbald. Bij ’s Heerenhelderen, omdat hij de grootste was in zijn leeftijdscategorie mocht hij met ons meedoen.”

Wouter Vandevenne : “Als we met de miniemen met HABO SK tegen ’s Heerenhelderen speelden, wist ik dat het tegen de zoon van Jos Daerden was. Daar werd van tevoren over gepraat. Hij viel ook op omdat hij zo groot was. Elke dinsdag ontmoetten we elkaar op de gemeenschappelijke trainingen die Tongeren organiseerde voor de betere spelertjes van de naburige kleine ploegjes. Ik speelde toen nog linksbuiten, net als hij. Het jaar daarop speelden we allebei bij Tongeren, ik als linkshalf.”

Koen Daerden : “Tongeren was écht fun. De training was om acht uur afgelopen, maar we vroegen onze ouders om ons pas na negen uur te komen halen.”

Wouter Vandevenne : “Vaak zaten we om half tien nog in de kleedkamer.”

Koen Daerden : “Soms was ik na drie kwartier onder de douche nog even vuil. Ooit zette de terreinknecht me in mijn onderbroek in de regen buiten, omdat hij de kleedkamer wilde kuisen en ik nog niet klaar was. Wouter was de gangmaker, die deed wel eens dingen die niet hoorden. Maar dat kan ik hier echt niet vertellen… Behalve dat hij reflexspray in de onderbroeken spoot. Bij het eerste elftal hield ik me in het begin gedeisd, maar ik doe graag mee. Ik vind : het kan niet dat er niet gelachen wordt in de kleedkamer. Soms gaat het er even erg aan toe als bij de jeugd in Tongeren. Is dat bij STVV ook zo ?

Wouter Vandevenne : “Absoluut.”

Koen Vanmarsenille : “Via die dinsdagtrainingen belandde ik van Vreren ook bij Tongeren. Vanaf het derde jaar middelbaar zaten we in dezelfde klas. Wij vormden ook de schoolploeg die elk jaar kampioen werd. Dat was in feite hetzelfde elftal als SK Tongeren. Ik was de stofzuiger op het middenveld, die alle ballen moest recupereren die Koen verloor. Met Tongeren werden we ook een paar keer kampioen.”

Koen Daerden : “Het was altijd Tongeren of Lierse, dat Stein Huysegems had. Op een dag – ze stonden zeven punten voor ons – kwamen wij 3-0 voor. Stein maakte 3-1, wij 4-1. Toen was het over. Het werd 4-6, Stein had nog een stuk of vier goals gemaakt. Eigenlijk ging de wedstrijd tussen Tongeren en Stein. De jeugdwerking van Tongeren was één van de betere in België. Vanaf de scholieren trainden we drie keer per week. We hadden alleen tijd voor studies en voetbal. Voor het seizoen en in de paasvakantie namen we deel aan oefenkampen waar we de individuele Wiel Coerver-bewegingen leerden : overstappen, schaar, draaien en kappen. ’s Morgens kregen we die op video te zien, ’s middags oefenden we ze in en kregen we punten voor de uitvoering. Daarna speelden we een matchke. Wie zo’n beweging goed uitvoerde, kreeg extra punten.”

Koen Vanmarsenille : “Een stuk of tien spelers van onze lichting zitten nu nog in de kern van Tongeren. Met een man of vier staan we in het eerste elftal. Ik kwam in de kern toen Koen en Wouter naar Genk en Sint-Truiden vertrokken. Niet dat ik er vast zit. Komt er morgen een club uit tweede of eerste klasse, dan… ( luid gelach).”

Koen Daerden : “Toen Tongeren degradeerde naar derde klasse, mocht de jeugd niet meer spelen tegen clubs uit eerste en tweede. Maar derdeklassers waren geen partij voor ons. Elke week dubbele cijfers. We leerden niets meer bij. Ik herinner me een match met de reserven waarin wij drieën aan de kant bleven en mochten invallen toen het al 6-0 was.”

Wouter Vandevenne : ” Sven Hoste ( zoon van ex-Tongeren-aanvaller Yvan, nvdr) scoorde er nog drie, Koen twee en ik één. Was het twaalf-nul of zo.”

Koen Daerden : “Het jaar daarop konden we naar de kern. Maar als je dan niet in de eerste ploeg speelt, riskeer je bij de reserven weg te kwijnen. Dat Sven ook naar Genk trok, maakte mijn beslissing makkelijker. Ik ben niet het type dat graag in zijn eentje naar een vreemde omgeving gaat.”

De toekomst

Wouter Vandevenne : “Ik ga geregeld kijken. Hij is nog sterker geworden, maar het meest valt nog altijd zijn winnaarsmentaliteit op. Koen gaat er negentig minuten voor, hij is geen zweetdief.”

Koen Daerden : “In het begin wilde ik te veel doen. In mijn eerste match op Aalst zat ik er na 35 minuten al door. Ik vroeg : hoelang is het nog ? Ik wilde alles doen : de bal bij de keeper gaan ophalen en hem nog binnensjotten ook.”

Koen Vanmarsenille : “Omdat Tongeren en Genk dikwijls op zaterdagavond spelen, zie ik Koen weinig live spelen.”

Bart Daerden : “Technisch is hij veel sterker dan onze pa. Aan hem waren de Coerver-oefeningen niet besteed. Onze pa was ook niet de meest sierlijke voetballer op een veld…”

Koen Daerden : “Oei-oei !”

Bart Daerden ( herpakt zich snel) : “… maar wel altijd heel nuttig ! ( Algemeen gelach) Ik ga bijna alle weken naar Koen kijken. Ik ben trots op wat hij doet. Veel mensen vragen me of ik er moeite mee heb dat het allemaal om Koen draait. Ik heb nooit het gevoel gehad dat ik thuis minder aandacht kreeg. Het verschil is dat er nu thuis minder over voetbal gepraat wordt. Na een hele dag samen in Genk zijn pa en Koen uitgepraat. Vroeger was dat anders. Hoe vaak gebeurde het niet dat hij stoom moest aflaten en ongezouten zijn mening zei. Als we dan ’s anderdaags de brave, rustige verklaringen in de krant lazen, was het contrast zo groot dat we dikwijls in lachen uitbarstten.”

Koen Daerden : “Ik heb mijn broer nog nooit zien fluiten. Ik zou me niet op mijn gemak voelen, een scheidsrechter kan nooit goed doen.”

Bart Daerden : “Ik heb liever dat ze niet komen kijken. De meeste spelers en ploegen weten nu al wie ik ben. Als ze naar me toekomen, ha, mijnheer Daerden, weet ik het al. Als het even kan, zeg ik tegen de ploegafgevaardigde dat hij niet tegen de anderen moet zeggen wie ik ben. Soms wacht ik tot iedereen weg is voor ik mijn naam op het scheidsrechtersblad schrijf. Nu Koen het zo goed doet, krijg ik vaker reacties. Komen de spelers me fier tonen dat ze onder hun shirt een truitje van Genk dragen. Ik vind dat plezant. Ik lach graag, maar in de lagere reeksen is dat moeilijk. Als ik niet zeker ben dat het geen buitenspel is, fluit ik. Dat zeg ik vooraf tegen de kapiteins : riskeer het niet van achterin op één lijn te gaan speculeren op buitenspel.”

Koen Daerden : “Zijn fout dat de libero in Limburg weer opduikt ! Maar hij is nog maar één keer moeten gaan lopen.”

Bart Daerden : “In mijn eerste scholierenmatch op een zondagmorgen in Mal ! De enige keer dat mijn vader me bezig zag. Ik was pas zeventien, hij zou me komen ophalen. Achter mijn rug was er op het eind plots een speler neergevallen. Hij lag roerloos op de grond. Ik had niets gemerkt, de ziekenwagen moest komen. Een paar weken later floot ik die ploeg weer. Kwamen ze zich verontschuldigen voor wat er toen was gebeurd.”

Wouter Vandevenne : “Dit jaar floot Bart de reservenwedstrijd tegen Genk. Hij doet dat goed, alleen had hij me eigenlijk van het veld moeten sturen.”

Koen Vanmarsenille : “Hij fluit ook geregeld vriendenmatchen van Tongeren. Dat gaat heel goed. Hij wil niet opvallen.”

Bart Daerden : “Koen heeft dat ook. Toen hij nog niet bij Genk zat, zei ik in een interview dat hij het heel ver zou schoppen. Hij gaat heel nuchter om met de aandacht. Maar het zal verergeren, pa weet dat ook. Vroeger was Koen de zoon van Jos, nu is Jos de vader van Koen. Stilaan leert pa ermee te leven.”

door Geert Foutré,

“Ooit zette de terreinknecht mij in mijn onderbroek in de regen buiten.”

“Koen deed mee met de groep, maar als het hem niet aanstond, haakte hij af.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content