Peter t'Kint
Peter t'Kint Redacteur bij Sport/Voetbalmagazine

Jaar één na Jean-Marc Guillou. Walter Meeuws moet in Beveren op zoek naar een mix tussen Europees en Afrikaans. Een delicate opdracht.

Maandagochtend, iets voor twaalf. Sloffend komen de spelers van SK Beveren van het trainingsveld. Een voorbereiding is nooit leuk, zeker niet als Danny Stuer er de pees op legt. Als laatste begonnen aan de voorbereiding op het nieuwe seizoen staan de eerste weken in het teken van volume opdoen. Kilometers maken, lopen, geen voetballer die het graag doet. Of, zoals er eentje grappend de verslaggever begroet : “Nog geen bal gezien, maar mijn loopsloefen zijn al wel versleten…”

Buiten is het warm, binnen ook. De catering laat koude schotels aanrukken, bij het natellen blijken er zes te kort te zijn. Dat komt ervan, als de kern groot is. We tellen 27 koppen, exclusief trainersstaf. Het is vakantie en dus mogen er wat jongeren meetrainen. Althans, zij die (nog) niet met vakantie zijn. Op dinsdag vertrekken er nog twee, soms is voetbal niet altijd een prioriteit in het leven. Is ook nog afwezig: Barry Boubacar Copa. Mocht na het WK wat later dan de rest met vakantie, maar kreeg van keeperstrainer René Cool de stille wenk om zeker op maandag 10 juli present te zijn. Geen privileges meer zoals vroeger, geen uitvluchten, profvoetbal is afspraken respecteren.

Walter Meeuws – de trainer-manager – heeft het bureau van Jean-Marc Guillou ingepalmd, laptop voor de neus. Jaar na jaar zijn de trainers hier beter af, EmilioFerrera huisde nog in de kleedkamer van de scheidsrechters, Herman Helleputte in wat op wedstrijddagen het perslokaaltje is. Meeuws heeft zijn eigen bureau. Maar anders dan Guillou, die zich niks meer van het veld aantrok, komt de nieuwe trainer zowel voor als na de middag nog mee op het veld. Actief, van de wandeling tussen het oefenveld en het stadion maakt hij gebruik om in te praten op Laurent Macquet, 26 en straks een belangrijke pion op het middenveld van de Waaslanders.

Voor de supporters is Macquet, die voor twee seizoenen tekende, in het rijtje aankopen tot dusver de enige onbekende. De Fransman, opgeleid bij AS Cannes, was een jaar geleden einde contract bij Charleroi.

Macquet: “De club bood me nog twee jaar extra aan, maar dat heb ik geweigerd. Ik had immers een dispuut met Moggi Bayat, die me eerst dingen beloofde, maar zich vervolgens niet aan die belofte hield. Op dat moment kon ik er niet meer blijven. Ik stel een bepaald vertrouwen in mensen, maar ik ben ook rechtlijnig. Eens dat vertrouwen misbruikt, is het voorbij, ook al was het contract dat ze me aanboden een heel mooi.”

Vervolgens had hij pech. Onderhandelingen met Genk over een verbintenis van drie jaar werden afgebroken toen René Vandereycken er opstapte en Hugo Broos andere prioriteiten stelde.

Macquet: “Toen heb ik tien dagen in de put gezeten. Mijn vrouw en ik wilden maar al te graag naar wat in mijn ogen de beste club van België was. Ik had nog enkele contacten met Standard, maar vager, omdat Dominique D’Onofrio toen nog niet zeker was dat hij coach zou blijven.”

Uiteindelijk tekende hij in Griekenland, bij de ambitieuze neo-eersteklasser Akratitos. “Een club met een rijke voorzitter die zestien nieuwe spelers aantrok en heel ambitieus was. We gingen voor een vierde, vijfde plaats, die recht zou geven op Europees voetbal. De start was goed, maar na vier wedstrijden verloren we onze trainer, Dumitrescu. Zoals wel vaker gebeurt in dat soort omstandigheden, na een dispuut met de voorzitter. De start was valabel, met een zege, twee gelijke spelen en een nederlaag tegen Olympiacos. Maar blijkbaar toch niet voldoende. Dumitrescu was een heel goede trainer, vond ik. Nog jong, maar tactisch heel sterk. De nieuwe trainer kende de spelers niet en het klikte ook niet meer. Bovendien – ook klassiek zeker – begonnen de betalingen achter te blijven. Sommige spelers konden daar mentaal niet mee om. Ik bleef betaald tot januari, daarna niet meer.”

Macquet nam Laurent Denis onder de arm en stelde Akratitos bij de FIFA in gebreke. “In september of oktober zou ik normaal mijn geld moeten krijgen.”

Dat hij terugkeerde naar België – gelukkig, zegt hij, tekende hij maar voor één seizoen bij de Grieken – en bijvoorbeeld niet naar Frankrijk, heeft allicht te maken met zijn eerdere passage bij Charleroi, waar hij, centraal in de as, als nummer tien, acht of zes, toch wat indruk maakte.

Macquet: “Ik heb een naam in België, heb een dvd met beelden uit deze competitie, mensen kunnen sneller informatie opvragen over mij. Misschien dat ik nog wat langer had kunnen wachten om ergens te tekenen, maar ik wilde snel zekerheid.”

Een gesprek met Meeuws haalde hem over de brug.

Macquet: “De feeling met de coach was er meteen. Een leider ? Ik ga proberen voorbeeldig te zijn, zowel op als naast het veld, en daarna zien we wel. Tegen Beveren voetbalde ik een keer of vier, vijf. Het was een technische ploeg met veel balcirculatie en snelheid. Misschien misten ze wat ervaring en discipline, zowel voorin als achterin. Niet goed weten wanneer ze het spel moesten kalmeren, wanneer versnellen, het tempo niet kunnen bepalen. Ik ben 26, speel nu een jaar of acht profvoetbal, intussen heb ik op dat vlak toch al wat geleerd. De Europeanen moeten voor ervaring zorgen, de Afrikanen voor snelheid, balcirculatie en verrassing. Dat ze zich vorig seizoen maar amper konden redden, daar moet je niet naar kijken. Ik maakte hetzelfde mee met Charleroi. Het ene jaar klopten we Bergen op het einde met 1-0 en waren we maar net gered ; het seizoen erop werden we vijfde…”

Eigen volk eerst

Macquet ziet het helemaal zitten, verdediger Joseph-Augustin, vorig seizoen nog aanvoerder, iets minder. Hij kwam naar België samen met Vincent Dufour, maar loopt sinds zijn ontslag wat verweesd. “Neen”, glimlacht de Parijzenaar, ooit nog met Jong Frankrijk aan de slag op het WK. “Alles is nog niet oké”, klinkt het. Voetbal is meer dan sport, leven in het buitenland heeft ook familiale consequenties. “De coach eist dat ik blijf, ik ben nog niet zeker. Mijn vrouw kan hier niet werken, ik weet het op dit moment allemaal niet.”

Dan zijn de andere nieuwkomers, Davy Theunis, DavidVanhoyweghen en Kristof Lardenoit, wel op bekend terrein. Eigen volk eerst, het was in de transferperiode een leidraad, om de club weer een regionaal sterker gezicht te geven. En dus kwam Lardenoit terug na een half jaartje Sint-Truiden. Lardenoit blikt met gemengde gevoelens terug op dat half jaartje Limburg. “Hier was de situatie uitzichtloos met Vincent Dufour, dat voelde ik al op de eerste training. Als een trainer spelers meebrengt voor jouw positie, weet je dat hij die gaat laten spelen. Herman Vermeulen gaf me die wel in Sint-Truiden, maar zijn pech was dat er wat geblesseerden kwamen. Toen kwam Thomas Caers en was het plots voorbij. Heel onverwacht.”

Gold ook daar eigen volk eerst ? Aarzelend: “Misschien, ik weet het niet, hij had het gewoon niet voor mij. Op sportief vlak verloor ik een jaar, maar mentaal werd ik sterker. Tot dan had het me altijd meegezeten, gestudeerd, altijd in de ploeg, het ging heel snel en altijd naar boven. Nu even niet en dat zet je met de twee voetjes op de grond.”

Hij gelooft in een mix. “Wij kunnen op technisch vlak een boel leren van de Ivorianen, maar zij van ons op mentaal gebied. Defensief zijn we zeker zo sterk. We maken niet zo makkelijk een goal, dus moet de prioriteit liggen bij het vermijden van goals.”

Lardenoit kent de Ivorianen al lang. Proeft hij enige onzekerheid bij hen ? “Nog niet veel van gemerkt, ze zijn nog steeds even vrolijk als vroeger. Ze zullen er wel mee in hun hoofd zitten dat er meer concurrentie is en dat ze er iets harder voor zullen moeten vechten, maar dat zullen ze wel doen, denk ik. Ik denk dat alle partijen hier nood aan hadden.”

Ene oor in, het andere uit

In de eerste oefenwedstrijden speelde de club met drie achteraan, maar of we daar al van uit mogen gaan als nieuw tactisch concept ? Assistent-trainer Edy De Bolle: “Alles, ook het werk met de bal, is op dit moment gericht op capaciteit en volume. Meters maken, kilometers halen. Specifiek speltactisch werken we nog niet. Dat hoeft nog niet, de taxichauffeurs van Clinge of de mannen van Korbeek-Lo zijn op dat vlak geen oppositie voor ons.”

De Bolle is aan zijn derde hoofdcoach in drie jaar toe en hoopt één ding… “Dat we niet meer in dezelfde situatie geraken van de voorbije jaren, met een groot verval tussen het Beveren uit de eerste helft van het seizoen en dat uit de tweede helft.

Regelmatig vertrokken er mensen bij de winterstop en die leemtes werden nooit voldoende opgevuld. Daarmee zijn we vaak in de tweede ronde in de problemen geraakt.”

Junior, Badjan en Diallo lieten Beveren voor wat het was en vertrokken. Wie is nu de leider van de Ivorianen ?

De Bolle: ” Diabis, wat ouder. En Copa natuurlijk, ze kijken op naar hem, hij was op het WK. Het vertrek van Diallo betreur ik, hij rendeerde goed op het einde en sleurde de rest mentaal mee. Dat is een verlies.”

De mix wordt wel delicaat, denkt De Bolle. “Niet eenvoudig, zeker niet. De Ivorianen zitten niet in dat Europese spel en de anderen niet in het Ivoriaanse. Macquet is goed, die heeft een Franse opleiding, kan een doelpuntpass versturen, een vrije trap binnen schieten, dat lijkt me een goeie keuze. Die van de trainer is dat ook. Walter is heel geduldig, kan het goed uitleggen, heeft ervaring én, altijd een voordeel, mag op de lange termijn werken. Clubs die het goed doen, hebben zo iemand. Bovendien, leuk voor ons, hij luistert. Bij Dufour gingen opmerkingen er langs de ene kant in en de andere kant even vlug weer uit…”

PETER T’KINT

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content