Maandag werd Bert van Marwijk voorgesteld als Nederlands bondscoach. Na het EK volgt hij Marco van Basten op. Zijn trainerscarrière begon waar zijn loopbaan als speler eindigde: in België.

W illy Geurts, destijds spits bij tweedeklasser FC Assent, ziet het nog helder voor zich: “We moesten een wedstrijd spelen op Racing Mechelen. Wij kwamen aan met de spelersbus en hij stond daar met de auto, met Paul Stefani ( voetbalmakelaar, nvdr), dacht ik. Ik had een paar jaar eerder getest bij AZ 67, waar hij toen speelde. Hij herkende mij direct en ik hem. Nochtans waren we daar maar één week samen geweest. Dat hij mij na tien of vijftien jaar nog herkende, dat vond ik geweldig.

“Hij rookte graag een sjekkie. Wij Belgen namen onze sigaretten uit een pakje, maar hij rolde ze zelf. Ik wist niet dat hij rookte, maar hij stapte later uit de bus en rolde er eentje. Ik dacht nog: ha, die rookt ( lacht)!

“Bert was laatste man, een trainer op het veld. Hij organiseerde, zette de lijnen uit, praatte veel met de verdedigers, hield het overzicht. Hij was zoals hij nu is: nooit schreeuwen of roepen. Maar hij was 35 of 36 jaar en dus wel niet meer van de snelste.”

Voormalig assistent-trainer bij STVV Eddy Raeymaekers stond in doel bij Assent. Herinnert hij zich Van Marwijk nog? Raeymaekers: “Ah, Bert? Toffe gast! Ik denk dat hij van origine linksbuiten was, maar bij ons speelde hij als laatste man: altijd een voetballende oplossing, nooit de bal wild wegtrappen. Je zag dat hij een goede voetballer was, een leider op een rustige manier. Hij lag direct goed in de groep. Hij straalde ook wat uit. We bleven vaak hangen, eentje drinken.”

De ploeg bevond zich in het laatste jaar vóór de fusie met Diest. Wilfried Van Moer begon als trainer aan het seizoen. Hij kan het beeld dat over Van Marwijk bestaat alleen maar bevestigen. Wilfried Van Moer: “Aimabele man. Echt een heel kalme man. Het verbaast mij dat hij het zo ver gebracht heeft. Als trainer moet je toch een speciale mentaliteit hebben. Het zal naderhand gekomen zijn, waarschijnlijk ( grijnst). Geen grootsprakerigheid, geen lawaaimaker, nooit discussies. Hij is een jaartje nog wat geld komen meepakken in België. Tja, we hadden een gulle voorzitter ( lacht). Ik was verbaasd dat hij bij ons kwam voetballen: hij had in Nederland ook nog één jaar meegekund, maar hij kwam naar een tweedeklasser die de eindronde speelde. Dat zal te maken hebben gehad met zijn contract. Want een Nederlander die voor niets naar de tweede klasse komt, dat bestaat niet ( grijnst opnieuw).”

Turnoefeningen

FC Assent was een door Deuren Theuma gesponsorde en gerunde club die van provinciale naar de tweede klasse was gegroeid en de ambitie had in eerste te eindigen. Vader en zoon Theunis, Marcel en Eugène, vormden het bestuur.

Eugène Theunis: “Wij waren eigenlijk een bedrijfsvoetbalploeg. In onze tijd was Deuren Theuma – zware vergelijking misschien – een beetje wat Quick Step nu is in het wielrennen: zoiets wilden wij in de voetballerij. Op veertien jaar tijd zijn we van vierde provinciale naar de derde plaats in de eindronde van de tweede klasse gegaan. Het was een uit de hand gelopen hobby. Ook toen waren we al de grootste deurenfabriek van Europa. We hebben in die tijd wel een paar Nederlanders gehad. Johan Multens en Wim Leushuis onder andere. De verbinding met Nederland was natuurlijk zeer goed: op een halfuur stond je in Maastricht of Eindhoven. Wij hadden bovendien veel klanten in Nederland – nu hebben we een vestiging in Bunschoten – dus voor ons was die combinatie met Nederlanders in de ploeg leuk. Wij werden gevolgd op tv. Er was een commerciële link.”

Een andere Nederlander die bij Assent kwam voetballen, was Eric van der Luer, die op uitleenbasis kwam van Roda JC, waar hij later veertien jaar voetbalde. Hij en Van Marwijk woonden in elkaars buurt en reden samen in een Opel Cadet naar de club.

Eric van der Luer: “In Nederland maakte je toen als club al een begroting op, in België was er een voorzitter die deuren verkocht en met de winst een club runde. Ik had begrepen dat ze omgerekend 50.000 gulden ( 25.000 euro, nvdr) sponsorgeld binnenhaalden. Daar kon je in die tijd al een selectie mee betalen. De verwachtingen waren hooggespannen, maar het is Berts laatste jaar geworden, want hij had last van een kuitblessure en een daaruit voortvloeiende rugblessure, waardoor hij alleen in het begin veel speelde. Het was een teleurstelling voor Bert en de club dat hij niet zo veel invloed kon hebben. We kwamen in een ploeg terecht van een redelijk niveau en we verschilden als Nederlandse Limburgers niet zo van de Belgen. Bert had eigenlijk maar één probleem: als de voorzitter in de kleedkamer kwam – en dat gebeurde alleen als ie echt kwaad was – dan begreep Bert niet wat ie zei. Bert is van Deventer, een echte Hollander, en hij had moeite met dat Diests dialect.”

Nadat Van Moer opstapte, kreeg de groep ene Tobback voor zich als trainer. “Wij hadden gehoord dat die man een dameshockeyteam onder zijn hoede had gehad. Ik vergeet nooit dat we na de eerste training in de auto stapten en Bert zei: ‘Wat was dít?! We zijn in de maling genomen.’ Het was een training geweest zoals in de jaren 50 of 60, met turnoefeningen, terwijl Bert met zijn 37 en rugklachten niet meer de lenigste of soepelste was. We dachten dat iemand de training met verborgen camera opgenomen had en we dat moment later nog te zien zouden krijgen.”

Het hele seizoen, zegt Van der Luer, was eigenlijk één grote anekdote. “Alles kon en alles gebeurde vaak ook. Moeder Theunis schraapte bij wijze van spreken de boter van de broodjes als het slecht ging. De busreizen waren memorabel: iederéén zat in dezelfde bus, spelers, sponsors, bestuursleden met vrouw en kinderen. Assent was een dorp van, dacht ik, 800 inwoners. Tijdens onze thuiswedstrijden moet het een lustoord voor inbrekers geweest zijn, want er was nooit iemand thuis.”

Na training werd van de spelers doorgaans verwacht dat ze nog even op de club bleven. “Dat was wennen, zeker voor Bert. Hij wilde altijd zo snel mogelijk naar huis, want hij had er al een hele dag werken in zijn sportzaak op zitten, dus hij keek geregeld op zijn klokje. Maar ik hou er heel goeie herinneringen aan over. Een geweldige tijd was dat. We hebben het er nog wel eens over als we mekaar tegenkomen.”

Grijze truitjes

Nadat hij bij FC Assent was uitgevoetbald, begon Van Marwijk als trainer bij FC Herderen, dat in derde provinciale uitkwam. Herderen onderhield goede contacten met Nederlands Limburg: Jo Van Sintfiet keepte in Herderen en was een bekende van Van Marwijk omdat ze in mekaars buurt woonden en Van Sintfiet net als Van Marwijk nog voor Fortuna en MVV had gespeeld.

“Bert had ambities, maar hij zag het bij ons vooral als een leerschool voor hem”, herinnert Johnny Vangertruyden, toenmalig secretaris, zich. “Hij werkte bij ons voor een klein bedrag en een kilometervergoeding, echt minimaal voor wat hij eigenlijk had kunnen vragen. Maar wij hadden nog maar 40.000 frank in kas, net genoeg om de elektriciteit te betalen. We waren namelijk in derde provinciale met een nieuw bestuur herbegonnen.”

Ook als trainer toonde Van Marwijk de karaktertrekken die hem als speler typeerden.

Johnny Vangertruyden: “Een fijne man. Hij drong zijn wil niet op. Echt een joviaal mens en hij wist als profvoetballer op dat niveau te functioneren. Integer, rustig, hij stelde niet veel eisen. Er móést niks bij hem, hij keek de kat uit de boom. Als er iets te doen was, was hij altijd bereid om mee op stap te gaan. Hij was dan altijd heel stil, maar hij hoorde alles aan. Hij aanvaardde ook kritiek van supporters. Tja, hoe gaat dat in een kantine, hé? Hij kon luisteren en zei dan z’n mening, maar nooit met verheven stem.”

Chrétien Duchateau, oud-speler: “We hadden verwacht dat hij een dikke nek zou zijn, maar dat was helemaal niet het geval. Een heel eenvoudige man. Hij kon goed om met onze mentaliteit. Op café gaan en zo.”

Pascal Vandewiele, oud-speler: “Een vrij sociale man, vriendelijk. Alleen zijn typisch Hollandse mentaliteit waren wij niet gewoon. Dat was voor ons als provinciale spelers een beetje aanpassen. Maar alle spelers hebben van hem veel bijgeleerd: hij kon het zeggen, maar ook voordoen hoe je tegen een bal moest sjotten. Daar hadden wij toen nog niet bij stilgestaan.”

Vangertruyden: “Hij had een andere visie op voetballen dan wij Belgen. Van achteren uit opbouwen en zo. Ik denk dat hij daardoor wel eens een teleurstelling opliep. Maar van de andere kant wist hij ook wel dat in derde provinciale niet direct toppers rondlopen. Wij waren blij dat we een trainer hadden met naam, ook al was hij nog geen bondscoach (lacht). Hij was ook iemand die spelers meebracht die een stukje konden voetballen.”

Zijn sportwinkel in Meerssen baatte Van Marwijk toen nog altijd uit. De club bekwam er zijn uitrusting en sommige spelers kochten er hun voetbalschoenen. “Wij speelden in rood en geel,” herinnert Marcel Bamps, oud-speler, zich, “maar Bert had geen rood-gele truitjes in zijn sportwinkel, dus hebben we dat jaar in het grijs gespeeld, met een rode broek. Het was geen gezicht ( grijnst).”

“Nu je het zegt, ja,” zegt Johnny Vangertruyden, “die truitjes waren inderdaad grijs. Hij had ook een drietal jeugdspelers meegebracht van MVV, waar hij voor hij bij ons kwam de jeugd trainde.”

Dansen bij Molenaers

Bijzonder aan FC Herderen was onder andere dat op een gegeven moment de vier broers Duchateau – rechtsachter Fons, linksachter Chrétien, voorstopper Johnny en wijlen Jean-Marie als laatste man – de verdediging uitmaakten. Onder Van Marwijk voetbalde alleen Chrétien nog bij Herderen. “Zijn voetbalsysteem was niet zo plaatsgebonden als wij gewoon waren”, zegt hij. “Wij waren meer van: hier sta jíj en daar blijf je dan ook staan. Hij vond dat ik als linksachter net zo goed vooraan als op het middenveld kon gaan staan.”

Hij had oog voor techniek.

“Ik heb getraind onder hem, maar ik kwam pas over van de scholieren”, zegt Marcel Bamps. “Het was een speciale, hé. Het moest altijd perfect zijn. Een pass geven, bijvoorbeeld. Als het niet was zoals hij het wilde, kreeg je onder je voeten. Ik als jonge gast van vijftien, zestien jaar was dat niet gewoon.”

“Als hij soms nog eens meespeelde, die vrije trappen die hij dan kon geven … Als hij zei: ‘Dáár trap ik hem’, dan was het ook zo”, herinnert Chrétien Duchateau zich. “Hij wou je altijd bijschaven. Dit moet je zo en zo doen. Hij legde mij ook uit hoe ik moest voetballen. Ik zei: ‘Wil je iemand van 37 nog techniek leren?’ Hij lachte dan eens. Hij gaf zijn trainingen vooral op techniek. Daardoor zijn we, denk ik, later ook gedegradeerd, omdat we te weinig fysiek hadden. Maar als het harder moest gaan, gaf hij ons over aan zijn vriend, Harry Thoma, en stond dan zelf langs de lijn te lachen. Ze kwamen samen naar de club. Hun vrouwen waren ook altijd samen. Het was altijd lachen met die twee.”

Harry Thoma is een vriend van Van Marwijk gebleven. Toen Bert trainer was van Borussia Dortmund, verrichte Harry er scoutingswerk. “Bert is eigenlijk een vriend gebleven voor iedereen”, zegt Duchateau. “Na iedere training of wedstrijd zaten we bij Molenaers pinten te pakken.”

De terreinen van FC Herderen behoorden toe aan oud-wielrenner Yvo Molenaers, tevens uitbater van hotel-restaurant-café Malpertuus-Melograno. Vermits er nog geen kantine was, werd na wedstrijden en trainingen steevast een glas gedronken bij Molenaers. Meer dan één zelfs.

Chrétien Duchateau: “Bert zei altijd: ‘Ik heb hier leren drinken.’ ( lachje) Er werd ook veel gedanst bij Molenaers. En Bert was van de partij. Er waren vaak bussen met meisjes op vakantie die daar een tas koffie kwamen drinken (lacht). Er is nog een Hollander geweest, Kerskens, de vroegere kapitein van Hasselt, die is met Kerstmis van zijn vrouw moeten stoppen bij ons. Die vrouw zag het niet meer zitten. Hij ging niet meer naar huis op den duur, bleef na training tot twee of drie uur hangen. Ik moest als kapitein de spelers in de hand houden, zei Bert, zodat we op zondag nog een ploeg hadden ( lacht).”

Want alle gefeest ten spijt: er moest wél goed gevoetbald worden. “Hij was gedreven,” zegt Pascal Vandewiele, “maar dat hij zó hoog zou raken, dat wist je niet. Hij voetbalde ook soms mee met ons, dus wij zeiden, denk ik, zelfs niet eens ’trainer’, maar gewoon ‘Bert’ tegen hem. Er wordt trouwens nu nog geregeld over hem gesproken bij ons in provinciale: ‘Onze ex-trainer heeft de UEFA Cup gewonnen ( lacht)!'”S

door raoul de groote

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content