Eind 2013 overwoog Andy Najar sterk om naar de VS terug te keren. Al te lang zonder voetbal met de eerste ploeg werd te vervelend voor de ambitieuze international die hij was. Nog geen jaar later liggen de kaarten helemaal anders. ‘Iedereen kent mij inmiddels.’

Het is vrijdagochtend en in de hal van het trainingscentrum van Anderlecht druppelen de spelers binnen voor de namiddagtraining. Iets voor elven maakt Andy Najar (21) zijn entree. Zo flamboyant en snel hij is op een veld, zo stil en afwachtend klinkt hij in het begin van het gesprek, dat wordt bijgewoond door zijn toeverlaat Eneo. Een Brusselse globetrotter, die na zijn studie door Zuid-Amerika trok om er de cultuur van de latino’s te ontdekken. Hij pikte er Spaans op en werkt nu op de sociale cel van de landskampioen. Hij woont in hetzelfde gebouw als Andy en ving hem op bij diens aankomst in België. Inmiddels zijn het goeie vrienden. Opvang houdt ook in de vrije tijd zinvol te leren besteden, met meer dan PlayStation. Zo geeft hij Najar op dit moment lessen Frans. Engels spreekt de Hondurees al, na een half decennium in de VS, maar toch voert hij zijn gesprekken nog het liefst in het Spaans, zijn moedertaal.

Had je na het WK een goeie zomervakantie?

Andy Najar: “Ja. Zeer rustig. En vooral zeer kort, twee weken maar. Die bracht ik door met de familie, in de buurt van Washington. Ik heb er naast mijn ouders nog twee broers en een klein zusje, binnenkort wordt ze vier. Als ik eerlijk moet zijn, was ik toch een beetje teleurgesteld ook. We hadden méér verwacht van het WK, na goeie Olympische Spelen met de ploeg. Ook voor mezelf. Maar het kwam er niet uit, dit was toch een ander niveau. Een goeie les.”

Voelde je dat je statuut was veranderd bij je terugkeer naar Neerpede? WK, goeie play-offs…

“Toch wel. Iedereen kent mij inmiddels. Dat mocht ook wel, 2013 was een zeer moeilijk jaar. Een zonder spelen, tenzij bij de beloften, met veel twijfel. Je kunt op training wel tonen wat je mogelijkheden zijn, maar als de kans niet komt, verlies je de moed. Op een bepaald moment heb ik overlegd met mijn manager, of het niet beter was dat ik terugkeerde naar DC United, naar de VS. Gelukkig woont Eneo in hetzelfde gebouw en sleurde hij me door de moeilijke momenten. We gingen vaak bij elkaar langs. Spelers die niet op die hulp kunnen terugvallen, gaan er misschien wél aan kapot. Maar toen ik naar het WK vertrok, had ik het gevoel dat ik wat kon laten zien en dat ik met andere ambities mocht herbeginnen. Wel met opnieuw hetzelfde doel: kampioen worden en hard blijven werken. Het tweede jaar is het verrassingseffect weg, tegenstanders kennen me nu beter. Daarom probeer ik op training nieuwe dingen.”

Je woont in het hetzelfde gebouw als Fabrice N’Sakala, Chancel Mbemba, Frank Acheampong… Springen jullie vaak bij elkaar binnen?

“Niet zo veel eigenlijk. Alleen Frank komt geregeld langs om FIFA te spelen op PlayStation.”

Speel jij dan met Anderlecht?

“Neen. Meestal met Juventus, Arsenal of Bayern. Af en toe Anderlecht. Dan is Najar wel de eerste die ik opstel.” (lacht)

Niet met Tottenham? Daar heb je toch getest, niet?

“Getest is een groot woord. Ik mocht er meetrainen, om uit te vissen wat het was, Europees voetbal. Ik was er veertien dagen, in de periode van Bale, Modric. Het is gek dat ik toen in de kleedkamer zat met wat nu de duurste voetballer ter wereld is.”

Selfie genomen?

“Uiteraard!” (lacht)

Papa

Heb je een idool?

“Ja. Mijn papa. Om wat hij bereikte in zijn leven. Hij voetbalde zelf ook en was mijn trainer toen ik klein was. Jammer genoeg heeft hij nooit de kansen gekregen die ik in de VS kreeg. In Honduras was het voor hem veel moeilijker. Hij was het één jaar, profvoetballer, maar toen was het voorbij. Ook hij was zeer snel én aanvallend.”

Je snelheid is dus genetisch bepaald?

“Ik denk het wel. Mijn beide broers zijn ook zo snel. De jongste is wel sterker, misschien komt die er nog als centrale verdediger.”

Je bent ook jong getrouwd, hoor ik.

“Ja. Voor de wet. Voor de kerk denken we aan een datum in 2016. Met een meisje dat ik in de VS heb leren kennen maar dat ook van Hondurese afkomst is. Ze is hier net twee maanden geweest, maar is nu terug. Haar permanente verblijfspapieren in de VS zijn nog niet in orde, vandaar. De mijne zijn inmiddels oké, ik heb mijn green card.”

Jullie hebben al een kind samen. Dat is vroeg, toch?

“In mijn land is dat normaal. Vader zijn is fantastisch. Zelfs jong. Verantwoordelijkheid dragen, voor het kind zorgen… Ik zou voor niks willen ruilen. Dat ze nu weer weg zijn, is even moeilijk, maar we weten beiden waarom. Soms moet je wat opofferen. Toen we de titel pakten, was mijn familie er ook niet om te vieren. Ik heb dat rustig gedaan. Ik ben geen uitgaanstype, kom niet veel op straat. Met Eneo ben ik naar een Italiaans restaurantje getrokken.”

Zijn dat de lessen van het leven? Het was tot dusver niet makkelijk voor jou.

“Voor weinig mensen in mijn land, vrees ik. De laatste jaren werd Honduras zeer gevaarlijk. Drugs, geweld, een leven is er niet veel waard voor criminelen. Dat is niet nieuw, helaas, zelfs niet uitzonderlijk. Veel landen kampen met die problemen. Het is wel erger geworden, toen ik er nog leefde was het anders. Ik heb er ook de orkaan Mitch meegemaakt, die in 1998 alles verwoestte. De schade was verschrikkelijk. Rond dat moment begonnen mijn ouders te denken aan een ander leven, eentje in de VS, om tenminste onze toekomst wat beter te maken. Soms moet je in het leven alles riskeren om iets te bereiken.”

Je bleef met je twee broers achter bij je grootouders. Hoe was dat?

“Aangenaam. Anders dan mijn ouders droomde ik toen nog niet van een ander leven. Ik miste ze, maar ze mochten mij gerust bij mijn vrienden laten. Voetballen deden we bij een klein ploegje in Santa Cruz, we woonden vlak bij een veldje. Het dorp was klein, iedereen kende iedereen. Toen mijn moeder ons vertelde dat we allemaal naar de VS zouden verhuizen, zei ik nog tegen mijn broers: ga maar, ik blijf. Maar blijkbaar had mijn moeder de man die ons de grens moest overbrengen al 5000 dollar betaald. Blijven was geen optie meer.”

Dat soort reizen is vaak gedocumenteerd en verfilmd. De oversteek vanuit Afrika of uit Mexico. Hoe bar is het?

“Zoals in de film. Met ongemakken. De ene keer reis je in een bus, een ander stuk van de weg leg je af in de laadbak van een vrachtwagen, soms moet je dagen wandelen. Spanning, zenuwen. Soms gevaarlijk, gelukkig is mij niks overkomen. Je moet altijd positief denken. Proberen toch.”

Hoe groot was de stress bij het kruisen van de laatste grens, die tussen Mexico en de VS?

“Alles was behoorlijk goed geregeld, je zag dat de mensen die ons gidsten ervaring hadden. De oversteek maak je op het einde van de nacht, bij het ochtendgloren. Het is nog stikdonker, maar op dat moment is de aandacht van de politie het zwakst. In een klein bootje staken we een rivier over.”

Wat voel je, als je beelden ziet van Afrikanen die een Europese droom najagen en op Lampedusa stranden? Soms aanspoelen…

Tristesse. Sterke herinneringen aan mijn trip. Herkenning van hun gevoel. Begrip ook, dat ze alles, tot hun leven toe, riskeren om dat van hun familie beter te maken. Omdat ze thuis niks hebben, zelfs niet het allernoodzakelijkste. Het besef ook dat ik zelf op die lange trip evengoed het leven had kunnen laten. En dus dankbaarheid dat ik het allemaal overleefde.”

Was het de moeite waard?

“Dat wel. Ik zag mijn ouders terug en je voelde je in de VS als latino niet direct in een vreemd land. Veel mensen spreken er Spaans. Amerikanen die het nog niet spreken, leren het zelfs. De latino’s hebben de VS een nieuwe dynamiek gegeven. Dat heeft mijn integratie geholpen.”

Krijgen we binnenkort een latino als president?

“Dat zal niet lang meer duren!”

Grote beren

Je rolde in de VS het voetbal in via de school.

“Ja. De klassieke weg. We hadden een schoolteam en de trainer vroeg of ik mee wilde doen. Nee, zei ik.”

Straf! Waarom niet?

“Ik was vrij klein, een beetje zoals nu, en ik vond dat die Amerikanen precies allemaal grote beren waren. Ik zei tegen de trainer: laat maar. Ze bleven evenwel aandringen en uiteindelijk heb ik het toch maar gewaagd. Daarna kwam ik bij de jeugd van DC terecht. Eerst bij de U16 en toen die werden geëlimineerd in hun competitie, schoof men me door naar de U18. Daar werd ik plots spits. Ik had tot dan altijd op de rechterflank gespeeld, maar de trainer zei: ‘Andy, ik heb een spits nodig.’ In mijn eerste wedstrijd scoorde ik meteen een hattrick. Na vijf wedstrijden zat ik al aan negen goals. Jaja, toen scoorde ik nog vaak. Dat is iets wat hier nog aan mijn spel ontbreekt, al begint ook dat te komen.”

Amerikaanse ploegen staan bekend voor hun intens fysieke werk. Klopt dat?

‘Helemaal. Trainingen van 2,5 uur tot 3 uur waren geen uitzondering. Fysiek zijn ze sterk. Tactisch leren ze ook voortdurend bij. Vroeger had je er veel ploegen die vooral liepen. Nu wordt het voetbal steeds beter. Het is een leuke competitie, én een moeilijke. Met een duidelijke invloed van de latino’s, zeker als er eentje in de ploeg staat. Dan krijg je ineens meer volk en meer sfeer in de tribune.”

Ooit getwijfeld tussen de nationale ploeg van je nieuwe land of je oude?

“Geen seconde. Mijn droom was voor Honduras te spelen. Dat lukte. Ik droomde er ook van prof te worden. Dat lukte ook. En in Europa geraakte ik ook. Nu valt er nog eentje te realiseren…”

En die is?

“Die houd ik voor mezelf. Tot ik voor die ploeg speel.”

In Spanje?

“Neen, Engeland. Gezien ik al sinds 2011 bij de nationale ploeg speel, kan een werkvergunning geen probleem zijn. Maar goed, dat is misschien de toekomst, het is nog veel te vroeg voor een transfer. Blijkbaar viel mijn naam ook bij Salzburg deze zomer, maar ook daar: veel te vroeg.”

Diverse posities

Hoe is Hasi als hoofdtrainer?

“Dezelfde als toen hij nog hulptrainer was. Zeer veeleisend.”

Was je verrast toen hij je wilde omvormen tot flankverdediger?

“Ik vond het in het begin vreemd, want ik wilde een andere positie, maar later snapte ik de noodzaak en het unieke van het moment.”

Straks krijg je nog Cristiano Ronaldo als rechtstreekse tegenstander…

(lacht) “Dan zal ik nog hard moeten werken. Niet conditioneel maar in de fitness. Dat gedoe met gewichten doe ik niet graag. Lopen wel. Gelukkig, want vandaag heb je veel uithouding nodig. Soms rekenen ze uit hoeveel we lopen tijdens een wedstrijd en ik geloof dat ik vorig jaar uitkwam op gemiddeld 13 tot 14 kilometer. Dat is wat. Al blijft het belangrijkste, vind ik, dat je goed moet kunnen voetballen.”

Vorig jaar tegen Club Brugge was je centrale middenvelder, en ook dat lukte. Je bent dus zeer polyvalent.

“Ik was die avond zelf verrast. Ik had nog nooit centraal gespeeld, zelfs niet op training. Maar toen ze het vroegen, dacht ik: oké, als jullie in mij vertrouwen hebben… Ik was wel zeer nerveus, herinner ik me.”

‘Wereldklasse’ was de commentaar na je prestatie tegen Galatasaray. Had je ook dat gevoel?

“Liever heb ik dat de mensen rechtuit zijn in hun analyse en de waarheid zeggen. Enerzijds was het leuk om dat te horen, dat je het dus blijkbaar goed hebt gedaan. Maar anderzijds… Gewoon zeggen wat goed en slecht was, dat volstaat. Dan kan ik daarmee aan de slag. Al die lof hoeft écht niet.”

DOOR PETER T’KINT – BEELDEN BRUNO FAHY / BELGAIMAGE

“Vorig jaar kwam ik uit op gemiddeld 13 tot 14 kilometer per wedstrijd. Dat is wat.”

“De oversteek van Mexico naar de VS is gevaarlijk, gelukkig is mij niks overkomen.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content