Zijn veelbelovende profcarrière werd door knieperikelen voortijdig afgebroken. Charly Musonda, aan de slag bij Anderlecht, is niet binnen maar wel gelukkig.

Het is -4°C, maar wél een zonnige zaterdagochtend op de Rozemaai in Ekeren. Om acht uur ’s ochtends is Charly Musonda thuis in Groot-Bijgaarden met de min 14-jarigen van Anderlecht naar Ekeren vertrokken. Om tien uur komen de jongens uit de kleedkamer voor een intensieve warming-up. Musonda moedigt ze aan, afwisselend in het Frans en het Engels, hij doet ook al eens een oefening voor. Net voordien heeft hij zijn spelers kort toegesproken, amper vijf minuten. Aanvallen en voetballen, luidt de boodschap. De tactische opstelling ligt bij Anderlecht vast. Van de min 11-jarigen tot de -17-jarigen speelt elk team in een vaste 3-4-3. Om de tegenstander bekommert hij zich niet. Dat is voor oudere spelertjes. Ze moeten zichzelf ontwikkelen, leren samenspelen. Met de ouders, massaal opgekomen, houdt hij op een goedendag na afstand. “Als ik vijf minuten met één ouder praat, en niet met een ander, geef ik al een verkeerd signaal. Elke ouder ziet zijn eigen kind. Ik houd me alleen met de kinderen zelf bezig. Zij zijn mijn team.” Op weg naar het wedstrijdveld komt een oude bekende naar hem toe. ‘Hé Charly, how are you ?” De knuffel van Patrick Vervoort is gemeend. Musonda en Vervoort voetbalden bij Anderlecht jaren samen. Vervoort, makelaar van beroep, heeft een zoon die bij Germinal Beerschot centrale verdediger is en een aantal keer in duel gaat met Musonda’s oudste zoon Lamisha. Langs de zijlijn houdt Musona Junior, amper acht, zich bezig met een bal en de kine. Hij speelt de volgende ochtend met de min 10-jarigen op Charleroi. De middelste, Tikka, speelt als verdediger bij min 12-jarigen thuis op Neerpede. Musonda’s vrouw Angela volgt hem vandaag.

Lamisha Musonda is, met het nummer tien, de kleinste en meest frêle speler bij de min 14-jarigen. Als kapitein maakt hij de twee goals waarmee Anderlecht op een ruime zege lijkt af te stevenen. Maar na een paar wissels vecht Germinal Beerschot terug tot 2-2. Musonda wisselt opnieuw, haalt zijn zoon naar de kant en ziet zijn team in een paar minuten weer afstand nemen : 4-2 voor Anderlecht.

Na de wedstrijd rijdt hij met de bus terug naar Anderlecht. Om twee uur laadt hij het materiaal voor het eerste elftal in de bestelwagen en zet zich achter het stuur richting Waregem, waar hij om kwart voor vier aankomt. Drie kwartier hebben hij en de begeleider nodig om alles klaar te leggen. Om halfelf ’s avonds is hij, twaalf en een half uur na zijn vertrek, weer thuis.

Wanneer het eerste elftal ’s ochtends traint, rijdt hij het spelersbusje naar Neerpede en terug. Tussendoor blijft hij bij voorkeur in de auto de training volgen. Als het regent, levert dat met de ruitenwissers aan een grappig beeld op. Soms vraagt een speler iets en dan moet hij af en toe even op en neer naar het stadion om iets te halen. Vindt hij het niet erg om chauffeur en materiaalman te spelen van spelers die in zijn beste dagen niet eens zijn schoenen hadden mogen dichtknopen ? Nee hoor. “Ik respecteer iedereen. Als ze mij respecteren, is dat goed. Zoniet, so be it !””

Met Glen De Boeck en Pär Zetterberg speelde hij nog samen. Afgelopen zomer klampte Yves Vanderhaeghe hem aan. “Of ik nog wist dat ik bij Cercle ooit samen met hem in het eerste elftal had gestaan ? Nee, dat wist ik niet. Hij was het niet vergeten. Yves was toen Uefajunior en mocht op Standard een minuut of vier voor het einde invallen om tijd te winnen. Ik herinnerde het me echt niet meer.”

Onlangs in Sevilla, ter gelegenheid van Anderlechts laatste Champions Leaguewedstrijd, dolde hij in de catacomben van het stadion met een Spaanse ballenjongen. “De jongen jongleerde met de bal op het hoofd, hield hem een keer of vier hoog en gaf hem dan aan mij door. Na een seconde of dertig hield ik op. Hij zei : ‘Jij moet een contract tekenen bij Real Madrid. Je bent echt goed.'” Musonda lacht. Misschien had hij zonder die verdomde knieblessure wel bij Real kunnen spelen. “In Italië was er interesse van Juventus en – heel concreet – van Bari. Geraak ik niet zo jong geblesseerd aan mijn knie, dan ben ik nu niet meer in België.”

Geen talenknobbel

Zes kilometer van Anderlecht woont het gezin Musonda in een rustige wijk van Groot-Bijgaarden, niet ver van het station van Dilbeek. In de huiskamer draait Zambiaanse muziek. Iets van Kimillian, even later het vrolijke ritme van Lily T. Of hij even kan vertalen waar ze over zingt ? Nee, dat kan hij niet. Lily T. zingt in het Nyanja. “Dat is de taal die in en rond de hoofdstad Lusaka dominant is. Mijn moedertaal is Bemba, de taal die meer dan de helft van de Zambianen spreekt. Naast Bemba en Nyanja zijn er in Zambia nog bijna vijftig talen. Ik ben geen talenknobbel. Als kind ging ik in de zomer op bezoek bij een tante die Nyanja sprak. Ik snapte er niets van. Nog een geluk dat zij ook Bemba sprak. Andere kinderen die ook naar Lusaka gingen, spraken na twee maanden vlot Nyanja. Mij lukte het niet.”

Ook in België worstelen Musonda en zijn vrouw met talen. Na twintig jaar wordt hem een gebrek aan kennis van de beide landstalen aangewreven. Frans spreekt hij redelijk, van Nederlands heeft hij geen notie. Maar niet omdat hij het niet probeerde. “Mensen snappen het niet, maar het gaat echt niet. Bij Cercle werd het spreken van Nederlands niet aangemoedigd. Bij Anderlecht belandde ik in een gastgezin waar de vrouw lerares Frans was. Bijna vier jaar lang kreeg ik Franse les. Maar ik heb het niet voor talen. Toen ik in Duitsland bij Cottbus zat, kreeg ik Duitse les. Ook dat lukte niet. Maar ik heb echt geprobeerd, hoor.”

Bij Gent verhinderde zijn gebrek aan kennis van het Nederlands zijn mogelijkheden als jeugdtrainer. “Ik weet dat je van jonge kinderen van tien in Vlaanderen niet kan verwachten dat ze Engels kennen, maar met de iets oudere was dat geen probleem.” Bij Anderlecht kreeg hij van manager Herman Van Holsbeeck in juni 2004 een contract op voorwaarde dat hij na korte tijd één van beide landstalen zou spreken. Vorig jaar kreeg hij Franse les van een privéleraar. Zijn Frans is voldoende om training te geven aan de jonge spelers.

De drie kinderen uit het gezin, die hij dagelijks om halfvier aan hun school in Anderlecht ophaalt, spreken vlot Frans. Ze gaan snel aan tafel. Vanavond om vijf uur hebben twee van de drie voetbaltraining op Neerpede. Ze zijn streetwise. Als de afspraak gemaakt wordt om de foto’s per mail te sturen, klampt Lamisha de fotograaf aan : “Niet naar mijn vaders e-mail, want die kan daar niet mee werken. Stuur ze naar mijn e-mailadres.” Charly giert het uit. Lamisha is dertien. Vorig jaar mocht hij naar Engeland, om er met David Beckham een dvd op te nemen.

Jeugdtrainer

Om vijf uur verzamelt Musonda op Neerpede zijn spelers voor een training op het synthetische veld. Hij geniet zichtbaar, participeert. Dit is zijn leven. Eén keer, bij Gent, haalde toenmalige interim-trainer Herman Vermeulen hem bij de kern, voor de warming-up en de individuele begeleiding. Bij de invallers maakte hij er ooit Arouna Koné mee, die er een keer meetrainde en een onbenullig wedstrijdje speelde alvorens weer te vertrekken. Met de invallers vond hij Moumouni Dagano op Oostende niet goed. “Later pikte hij de dingen die ik hem vroeg bij Germinal Beerschot wel op.

“De meeste ex-profs die trainer worden, zien werken met de jeugd als een opstapje naar hoger. Wat Bwalya Kalusha en Stephen Keshi doen, de nationale ploeg trainen van respectievelijk Zambia en Togo, zou niets voor mij zijn. Niet alle politici hebben de ambitie om op een dag minister te worden. Zij voelen zich beter in de schaduw. Ik werk het liefst met de jeugd. Daar heb je minder druk. Ik kan me niet voorstellen dat ik op een dag tussen volwassen spelers sta. Daar gaat het enkel om het resultaat en niet in de eerste plaats om spelers beter te maken. Dat laatste is wat ik het liefst doe. Daarom werk ik bij voorkeur met jonge voetballers, tot en met de juniores. Van het team waar ik nu mee werk, stromen er straks drie of vier door. Die wil ik iets bijbrengen, maar niet door ze dingen op te dringen. Bij dit werk gaat het om hen, niet om jezelf. Je moet reageren op wat je ziet, maar soepel zijn in je denken. What comes, comes.”

Niet naar Zambia

De kerstdagen brengt hij met zijn gezin in Groot-Bijgaarden door. Zijn vrouw gaat elk jaar naar Zambia, hij was er voor het laatst in 1999. “Ik voel me daar niet goed. Men nam me kwalijk dat ik het nationale team in de steek liet. De meeste van mijn vrienden zijn dood. Ik was voor die dramatische interland geblesseerd aan de knie, waardoor ik niet mee vloog met het vliegtuig dat toen, in 1993, crashte. Zonder mijn knieblessure was ik nu ook dood.”

“In 1996 werd ik opgeroepen voor een WK-kwalificatiewedstrijd tegen Zuid-Afrika. Eén dag voor de match blesseerde ik me op training weer aan de knie. Ik zou nooit meer op een voetbalveld staan in een officiële match. De leden van de voetbalbond raadden me af om dat ook op tv uit te leggen. Ik kondigde het beter net voor de aftrap aan. De menigte in het stadion was woedend. Ik werd uitgejouwd.

“Eigenlijk wilde ik die match niet spelen. Toen mijn ploegmaats verongelukten, werden ze begraven naast het stadion. Toen beloofde ik hen nooit meer in dat Independance Stadion in Lusaka te spelen. Dat ik geblesseerd uitviel, was dat een teken dat ik me aan mijn belofte moest houden.

“Drie jaar later ben ik nog eens teruggegaan naar Zambia. Mijn ouders wonen er nog. Na 1999 zag ik ze niet meer. Misschien ga ik op een dag terug, als de tijd rijp is. Ik denk dat zij mij meer missen dan ik hen. Eén keer kwam een broer me in België opzoeken. Ik heb drie broers en vijf zussen. Mijn ouders zijn gepensioneerd. Ze kunnen zich zelf behelpen. Mijn vader werkte in de mijn, daalde elke dag af. Ze redden zichzelf.”

Zijn vrouw gaat wel nog. Musonda leerde haar kennen toen hij in 1990 als speler van Anderlecht na een interland drie dagen vrij had om zijn familie met Kerstmis op te zoeken. “Zij werkte als hostess bij Zambian Airways. Ik wilde doorvliegen van Lusaka naar Mudola, van waar ik de bus naar huis zou nemen, maar de vlucht zat vol. Aan een vriend uit Mudola vroeg ik haar nummer. Op de terugweg hebben we een uur op de luchthaven gepraat. Een jaar later belde ik haar vanuit het bureau van Michel Verschueren op. Ik had hem gevraagd of mijn vriendin mocht overkomen. Ze bleef één maand. In juni ging ik haar in Zambia opzoeken, in juni 1991 kwam ze naar hier. Eén jaar later werd Lamisha geboren.”

Werk heeft Angela Musonda niet. “Ze wil wel, maar weer speelt de taal ons parten. Dat je die nodig hebt als je in contact komt met klanten, snap ik, maar je kan met je handen toch andere dingen doen ?” Zijn profcarrière was te kort om financieel binnen te zijn. “Veel voetballers zoeken na hun carrière in het verlengde van wat ze kunnen. Ze worden manager, trainer of openen een sportwinkel. Je vervreemdt van de wereld buiten het voetbal.”

Geen vrienden

Zijn leven draait rond zijn gezin. Een rijk sociaal leven uitbouwen, vindt hij moeilijk. Heeft hij dan geen vrienden overgehouden aan zijn voetbalcarrière ? “Met Filip De Wilde heb ik een goed contact, met Pär Zetterberg, Jan Boskamp, Piet De Mol en Georges Leekens ook. Maar zijn dat echte vrienden ? Michel Verschueren is meer een nonkel. Of ik echte vrienden heb ?” Hij denkt lang na. “Niet echt, nee. Ik hàd vrienden. Mijn ex-ploegmaats en twee Zambiaanse jongens van mijn leeftijd. Ze zijn allemaal dood.”

Hij hoopt, zegt hij, dat zijn kinderen een beter leven kunnen maken. “De tweede, Tikka, is goed op school, de anderen hebben het wat moeilijker. Ik hoop vooral dat ze goeie mensen worden.”

Hij pusht ze niet om voetballer te worden. “Misschien moet ik dat bij de jongste wat doen, want die heeft erg veel aanleg. Op zijn vierde voetbalde hij al, zonder dat iemand het hem leerde. Ze voetballen graag. Dat is belangrijk. Veel Europeanen gaan verloren voor dingen waar ze talent voor hebben, omdat ze op een bepaalde leeftijd hun enthousiasme en drive verliezen. Ze hangen liever rond met vrienden, spelen op hun Playstation. Dat gaat niet. Wie muzikant wil worden, moet verliefd zijn op muziek. Wie voetballer wil worden, moet verliefd zijn op voetbal en een winnersmentaliteit hebben. Mijn jongens willen altijd winnen, ook als ze één tegen één spelen. Dat kan je niet aanleren. Sommige kinderen maakt het niet uit of ze winnen of verliezen. Die van mij wel.”

De drie hebben de Zambiaanse nationaliteit. Wordt één van hen ooit Belgisch of Zambiaans international ? “Ze zijn hier geboren. Als ze achttien zijn, kiezen ze zelf of ze Belg of Zambiaan willen zijn.”l

GEERT FOUTRé

‘YVES VANDERHAEGHE VROEG ME OF IK ME HERINNERDE DAT WE BIJ CERCLE OOIT SAMEN OP HET VELD STONDEN. IK WIST HET NIET MEER.’

‘IK HOOP VOORAL DAT MIJN KINDEREN GOEDE MENSEN WORDEN.’

‘IK BEN GEEN TALENKNOBBEL, MAAR IK HEB ECHT GEPROBEERD, HOOR.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content