Hoe bescheiden is de nieuwe Mourinho? Een exclusief gesprek met The Special One over zijn terugkeer bij Chelsea. ‘Elke toptrainer moet over een gave beschikken, maar ik ga niet uitzoeken wat de mijne is.’

José Mourinho (50) zit rustig op zijn stoel in zijn bureau op het trainingscomplex van The Blues in Cobham. Hoewel de flegmatieke Portugees nog maar drie maanden geleden opnieuw zijn intrek nam bij de Londense topclub als opvolger van Rafa Benítez lijkt het alsof hij er niet weg geweest is. Aan de muren hangen foto’s van zijn triomftocht in het internationale voetbal: een met de Champions Leaguetrofee in handen met FC Porto, een andere met zijn kinderen, en nog een met de drie prijzen die Mourinho veroverde in zijn tweede glorieuze seizoen bij de Italiaanse topclub Inter. Op de koffietafel ligt een stapel biografieën van hem, in het Italiaans, Portugees en Japans. Onder het glas liggen liefst drie prints van voorpagina’s uit de Italiaanse sportkrant Gazzetta dello Sport, gepubliceerd na zijn treble in het seizoen 2009/10. Alles is erop gericht om de bezoeker te intimideren en duidelijk te maken dat hij in de nabijheid van een zeldzaam personage vertoeft. Het heiligdom van het Mourinhissimo, waar Chelsea potentiële nieuwe spelers kan overtuigen of een spelersmakelaar tweemaal doet nadenken wanneer hij een loonaanpassing of een transfer komt vragen voor een van zijn klanten.

Toch is er ook een andere, minder intimiderende kant aan de Portugese trainer, die al eens van 2004 tot 2008 werkte bij Chelsea. De basis van zijn succes? Mourinho is namelijk ook zorgzaam, attent en vooral toegankelijk voor zijn spelers, ook voor degenen die nog volop aan de weg naar boven timmeren. Een ideale mix van ontzag en liefde heeft zijn prijzenkast gevuld en zijn reputatie opgebouwd. Die menselijke kant maakt dat toppers als Michael Essien en Didier Drogba er zich niet voor schamen hem daddy te noemen, simpelweg: papa. Ook tientallen andere sterren als Wesley Sneijder, Xabi Alonso en John Terry zweren eeuwige trouw tegenover de man die ze ‘José’ noemen, en niet ‘baas’ of ‘chef’ of ‘mijnheer Mourinho’. Sinds 2002 legde die combinatie hem geen windeieren, want Mourinho veroverde tweemaal de CL, naast het kampioenschap in Portugal, Engeland, Italië en Spanje. Hij werd daarmee niet alleen een van de grootste coaches van zijn generatie, maar zelfs een van de beste aller tijden. Met gekruiste armen en een zachte stem aanhoort The Special One die opmerking en zegt: “Ik ben meester in niets.”

Inlevingsvermogen

Je kunt trainers eigenlijk onderverdelen in drie categorieën. Je hebt er zoals SirAlex Ferguson, die worden afgeschilderd als extreme motivators, gezegend met het aangeboren talent om de mensen rond hem te inspireren. “Er is niets beters dan te horen: well done!”, verklaarde de 71-jarige Schot eerder dit jaar aan de Harvard Business School. “Dat waren de beste twee woorden die ooit in de sport zijn uitgevonden.”

Dan zijn er de mannen van het trainingsveld, zoals Pep Guardiola van Bayern München. Zij doen niks liever dan de hele dag met hun spelers op het veld te staan om ze beter te maken.

En ten derde heb je de tactici, zoals de Spanjaard Rafa Benítez van Napoli als mooiste voorbeeld, die voetbal zien als een schaakspel.

José Mourinho houdt niet van dat hokjesdenken. “Je moet een beetje van alles hebben om een trainer van wereldniveau te worden”, vindt hij. “Wanneer je een goede motivator bent, maar je begrijpt het voetbalspel op zich niet, ben je geen goede coach. Als je wordt bestempeld als een groot tacticus, maar er niet in slaagt om het inlevingsvermogen van je spelers te vergroten, raak je nergens. En indien je niet weet hoe te trainen of niet over een duidelijke methode beschikt om je voetballers vooruitgang te laten boeken, gaat het ook niet. Je mag worden omringd door heel ervaren assistent-trainers, als hoofdcoach moet je ze allemaal en op elk domein domineren. Anders komt je positie in gevaar. Een toptrainer moet een beetje van alles wat hebben. Hetzelfde voor een speler. Wie niet goed is met het hoofd of niet tweevoetig, kan nooit de beste worden. Zoals een speler een bepaald talent heeft, moet ook een toptrainer over een gave beschikken. Maar ik ga niet uitzoeken wat de mijne is.”

Alle spelers die echter met Mourinho samenwerkten, halen vooral zijn sterke en aparte manier van communiceren aan. “Mensen zeggen me dat hij me graag had, dat ik als het ware een zoon van hem was”, herinnert Didier Drogba zich. “Maar wanneer ik niet presteerde, speelde ik ook niet. Zelfs als hij je apprecieerde buiten het voetbal, moest je competitief blijven. Je diende de beste te zijn. Hij gebruikte verschillende trucs om het zelfvertrouwen op te vijzelen. Wanneer tijdens een duel iemand twee doelpunten had gemaakt, stapte hij pakweg naar een centrale verdediger om te vertellen dat hij de man van de wedstrijd was. Als je goed was voor twee goals, dan wist je zelf ook wel dat je goed had gespeeld. Maar om dat te bereiken moest er wel iemand in je rug keihard werken om niks toe te staan aan de tegenpartij. Daar wilde hij je constant aan helpen herinneren.”

De Tsjechische doelman Petr Cech, een andere bewonderaar van Mourinho, spreekt liever over een individuele benadering tegenover iedere speler als succesfactor. “Hij begrijpt heel goed dat iedereen verschillend is. We voelen ons allemaal een deel van het team, of je nu op een seizoen tijd tien of veertig duels speelt. Hij weet gewoon heel goed hoe hij individueel de spelers moet benaderen.”

Ook de Zweedse international Zlatan Ibrahimovic herinnert zich vooral Mourinho’s menselijke benadering. In zijn autobiografie meldt hij dat hij een sms ontving van Mourinho op het EK van 2008 nadat bekend raakte dat de Portugees coach zou worden van Inter. Voor een topspits met een dergelijk groot ego betekende dat eenvoudige menselijke gebaar van interesse heel veel. “Ik doe dat met iedereen”, zegt Mourinho. “Wanneer ik bijvoorbeeld in mei bij een club kom, ontmoet ik de meeste spelers pas in juli. Gedurende twee maanden ben ik hun coach zonder hen echt te kennen. Ik moet dus proberen ze te leren kennen, met hen communiceren. Wat ik voor het EK van 2008 met Zlatan deed, doe ik de hele tijd met iedereen. Het eerste contact wordt dan gelegd voor je elkaar persoonlijk treft en de samenwerking aanvat.”

Openheid en dialoog

Er lopen nogal wat ego’s rond in het topvoetbal, maar waar hij ook werkte, Mourinho wond altijd de Zlatans of andere toppers bij FC Porto, Chelsea, Inter of Real Madrid rond zijn vinger en zorgde ervoor dat ze hem misten na zijn vertrek en opkeken tegen een leven zonder hem. Drogba wou zelfs Stamford Bridge verlaten nadat Mourinho in september 2007 ‘in onderling overleg’ met Roman Abramovitsj vertrok bij Chelsea. De voetballers van Inter zochten na dat memorabele seizoen 2009/10 vruchteloos naar hun topvorm. Mourinho beschikt over de unieke gave dat hij profvoetballers kan overtuigen om voor hem door een muur te gaan. “Toch zijn er altijd enkele spelers met wie de persoonlijke band er niet is, om verschillende redenen”, legt hij uit. “Maar met de meesten, het grootste percentage, krijg ik een band voor het leven. Die blijven even loyaal tegenover mij als ik tegenover hen. Hoe je zo’n unieke relatie opbouwt? Door gewoon eerlijk te zijn. Soms is eerlijk zijn: hen niet zeggen wat ze graag horen of wat ze verwachten te horen. Ik heb zelfs goede ervaringen met spelers die onder mij geen succes haalden. Mijn relatie met die spelers was fantastisch, omdat ze was gebaseerd op openheid en dialoog.”

Dat kan problemen veroorzaken voor zijn opvolgers. Liefst zeven trainers volgden na hem als sportief eindverantwoordelijke bij Chelsea. Allen beklaagden ze zich over het feit dat Mourinho nog nauw en regelmatig contact had met meerdere spelers. Een gedeelte van zijn geheim wordt dus verklaard door de schaduw en de leegte die hij nalaat.

De Portugees had naar verluidt goed zijn speech voorbereid toen hij op 10 juni jongstleden de Harris Suite op Stamford Bridge opnieuw binnen wandelde. Die dag werd zijn terugkeer bij Chelsea wereldwijd bekendgemaakt. Als geboren communicator wist hij dat de eerste drie tot vier vragen iets zouden zijn in de zin van: ‘José, ben je nu nog altijd The Special One?’

Er waren voldoende redenen om dat te vragen. Voor de eerste keer in tien jaar tijd had Mourinho een beetje van zijn glitter verloren. Voordat hij aan de slag ging bij Real Madrid, was zijn loopbaan een opeenvolging van successen: de UEFA Cup met FC Porto in 2003, de Champions League het daaropvolgende seizoen, twee Engelse titels met Chelsea, twee Ligabekers, een FA Cup én een zwakke competitiestart in het seizoen 2007/08. Vervolgens leidde hij Internazionale al in zijn eerste jaar in de Serie A naar de Scudetto, het tweede seizoen naar winst in de Champions League, een nieuwe Italiaanse beker én de Coppa Italia. Hij vertrok er als een held, zo verklaarde voorzitter Massimo Moratti. Mourinho kon altijd terugkeren wanneer hij dat zelf wilde. Alleen bij Real liep het anders.

Daarom had Mourinho zich voorbereid op deze vraag, zodra hij terug op Stamford Bridge arriveerde. Hij was klaar voor de vraag ‘José, ben jij nog steeds The Special One?’ En hij antwoordde: “Ik ben nu The Happy One.”

Gelukkig toeval

Vandaag bevestigt hij dat dat nog steeds zo is. “Ik wist altijd dat ik op een dag zou terugkeren naar Engeland. Dat het naar Chelsea zou zijn, wist ik niet, maar ik hoopte het wel. Wanneer ik alles optelde – het land waar ik graag zou leven en werken, een club waar ik me thuis voelde – was Chelsea de uitkomst, maar als prof moet je bereid zijn overal aan de slag te gaan. Veel hangt af van de opportuniteit. Op het moment dat ik naar Engeland wilde terugkeren, bleek de trainerspost bij Chelsea vacant. Het was een gelukkig toeval, maar het blijft toeval. Mijn thuis zal altijd Portugal blijven. Door de ervaringen die we hadden als familie, beslisten mijn echtgenote en ik dat Londen een goede plek is om met de kinderen te leven. De mensen láten je daar nog leven. Wanneer je op straat wandelt, gaat winkelen of ergens een restaurant binnen stapt om iets te eten, begrijpen ze dat je op dat moment niet de voetbaltrainer bent, maar een vader of echtgenoot. Ze geven je ruimte. Op een dag was ik erbij toen mijn zoon voetbalde. Iedereen behandelde me als een vader, ik kon er gewoon kijken en praten met de andere ouders. In Italië of Spanje zou dat niet mogelijk zijn. Daar vinden de mensen het moeilijker om die zaken emotioneel en cultureel te scheiden en denkt men dat je 24 uur per dag trainer bent. Ze claimen je voltijds en dat lag ons niet. Engeland is anders, er zijn goede scholen voor de kinderen en mijn vrouw en ik houden echt van de stad. Ik wilde werken in het Engels voetbal en bij Chelsea. Alles is dus perfect.”

De teruggekeerde Mourinho is tot rust gekomen. Hij is een ander mens geworden, zegt hij. “Zes jaar is lang in een mensenleven, maar nog veel langer voor een coach. Ik ben veranderd, ik werkte zes jaar in andere landen, compleet andere landen. Van Engeland naar Italië en Spanje gaan is anders in elk opzicht: van je sociale leven tot de voetbalbelevenis. Zo’n ommekeer verandert je, naar ik hoop in goeie zin.”

In de praktijk blijkt José Mourinho nog altijd een lepe vos die graag meester blijft in mind games. “Chelsea dacht lang dat de Financial Fair Play er zou komen, waar ik zelf niet in geloof. Dus organiseerden ze zich op dat vlak heel goed, door jongere voetballers aan te werven. We probeerden te werken met die talenten en gaven stabiliteit aan het team met oudere spelers. Toen ik voor het eerst bij Chelsea kwam, moesten we wel zwaar investeren om goeie spelers te halen. Vandaag dokt iedereen grof geld, maar nu lees ik nergens dat Tottenham kampioen moet worden omdat ze meer dan 118 miljoen euro uitgaven op de transfermarkt, of dat Manchester City een nieuwe titel moet halen, of dat PSG dit seizoen de beste in Europa dient te worden. Alleen als het over mij gaat, zeggen de mensen dat. Over de anderen zwijgen ze.”

Geestige mythes

Er bestaan, volgens Mourinho, twee grappige mythes over hem. De eerste is dat hij een trainer voor de korte termijn is. Daarvoor wordt in Engeland verwezen naar het principe dat een topclub moet kiezen voor stabiliteit, hetgeen Manchester United lang deed met Alex Ferguson en Arsenal nu nog toont met Arsène Wenger. Maar toen Manchester United na het vertrek van Ferguson op zoek ging naar een nieuwe goeroe, kwamen ze uit bij David Moyes,die nog geen prijs had gewonnen, en niet bij Mourinho. Van Mourinho zegt men dat met hem de vlam hevig brandt, maar snel dooft. Hij is geen blijver.

Maar vandaag beweert hij vol overtuiging dat hij veranderd is, en benadrukt dat hij naar Chelsea terugkeerde voor een lang project. “Het profiel van mijn job is met de jaren veranderd”, zegt hij. “Ik verkeer nu in een situatie waarbij ik het land en de club waar ik wil werken kan uitkiezen. Ik wil nu vooral bij een club werken waar ik graag ben, en ik wil de toekomst van deze club voorbereiden met een heel jonge spelerskern. Kijk naar het elftal van Chelsea de afgelopen acht jaar. Ik was hier maar drie en een half seizoen aan de slag en toch bleef het acht jaar lang mijn team. Natuurlijk zijn er elk jaar nieuwe gezichten, maar het elftal dat de titel pakte in 2005, 2006 en 2010 steunde nog steeds op dezelfde spelers. Kijk maar naar het Real Madrid van nu: je vervangt Mesut Özil door Gareth Bale en je hebt min of meer hetzelfde basiselftal als het mijne. Inter bleef dezelfde ploeg twee jaar na mijn vertrek, tot ze beslisten om de spelers met het grootste salaris te verkopen.”

Dan is er nog die tweede stelling die van toepassing zou zijn op hem. Dat zijn team steriel voetbal zou spelen en dat hij gewoon een voorzichtige, verdedigend ingestelde coach is. Dat staat in sterk contrast met de mythevorming rond pakweg Guardiola als de bewaker van mooi en attractief voetbal. Mourinho’s teams worden gevreesd, niet bewonderd om hun mooi voetbal. “Ik begrijp niet goed dat ik een verdedigende trainer wordt genoemd”, verweert hij zich. “Sla er maar alle statistieken op na. Al mijn teams bezitten de records van het aantal gemaakte doelpunten. Was Real Madrid een defensief geheel? Ik denk het niet, anders raak je niet aan 121 treffers en 100 punten. Chelsea verdedigend? Ze hebben nog altijd het record van behaalde punten in de Premier League. Mijn teams zijn fantastische teams, ze worden gebouwd om te winnen. Doorgaans zegevier je als je dominant voetbalt. Je moet dominant voetballen als je vaker wilt winnen dan verliezen. Soms moet je verdedigen. Iedereen herinnert zich hoe Samuel Eto’o mee kwam verdedigen met Inter, maar als je in de halve finale van de Champions League zit met een man minder, moet iedereen gewoon de mouwen opstropen. Dan vergeet men dat we drie weken eerder Barcelona van de mat speelden met 3-1, terwijl het ook 5-1 had kunnen zijn. Mensen herinneren zich wat ze zich willen herinneren en vergeten wat ze graag vergeten.”

In die dertien jaar trainerschap ging alles vanzelf: “Stap na stap”, zegt hij: “Na de universiteit trainde ik kinderen, dan werd ik assistent, vervolgens assistent in het buitenland, daarna hoofdtrainer. Ik werd stap voor stap een ervaringsdeskundige. Ik denk dat ik vandaag een betere trainer ben. Ik heb alles gedaan wat ik wilde doen. Ik won alle competities die ik wilde winnen, werkte in de landen waar ik wou werken.

“In al die verschillende landen bleef ik mezelf, maar leerde ik me aanpassen aan de context. Als je jaar in jaar uit in hetzelfde land werkt, moet je je niet aanpassen. Ik moest dat wel. Als je verhuist, zit je nooit in een comfort zone. Als je bij een nieuwe club aankomt, weet je niets, behalve wat je op tv hebt gezien of in de krant hebt gelezen. Je staat meteen op scherp, omdat je je niet op je gemak voelt. Als ik het gevoel heb dat ik alles onder controle heb, vind ik het tijd om te vertrekken.”

Wat wil hij nu nog bewijzen?

“Ik wil iemand zijn die zijn job graag doet en die nog beter wordt.” Herinnerd wil hij niet worden om zijn prijzen. “Ik wil dat men zich mij herinnert als iemand die alles gegeven heeft voor zijn gezin, de spelers en de fans”, zegt hij. “Soms kenden we succes, soms minder, maar altijd heb ik alles gegeven.”

DOOR RORY SMITH

“Ik was maar drie en een half seizoen aan de slag bij Chelsea en toch bleef het acht jaar lang mijn team.”

“Mensen herinneren zich wat ze zich willen herinneren en vergeten wat ze graag vergeten.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content