Sport/Voetbalmagazine zocht en vond vluchtelingen die op weg naar België hun liefde voor de bal niet verloren. Deel 4 gaat over Ali bij VV Velm, een vierdeprovincialer die niet dik zit in de spelers en daarom soms in het naburige asielcentrum speurt naar aanwinsten.

Ali Seena Omidi: ‘Midden in de nacht begon de politie plots te schieten. We liepen alle kanten uit. Het was pikdonker. Daar, ergens tussen Iran en Turkije, raakte ik mijn moeder en mijn zus kwijt (buigt het hoofd). Ik vond hen niet meer terug. Plots was ik helemaal alleen. Een papa heb ik niet. Ik gaf de namen van mijn moeder en zus al twee keer door aan het Rode Kruis, maar niemand weet waar ze zijn. Een telefoonnummer om hen te bellen is er niet.

‘Mijn moeder, mijn zus en ik woonden in Afghanistan vlak bij Ghazni. Mijn moeder gaf er les en ik ging elke voormiddag naar school. Maar ons leven daar was niet goed. Meer wil ik daar niet over vertellen. Op mijn elfde vluchtten we naar Iran. Een stuk deden we met de auto, een stuk te voet en een stuk te paard. We waren twee weken onderweg.

‘In Teheran kon ik gaan werken in een schoenenfabriek. Ik werkte er van acht uur ’s ochtends tot negen uur ’s avonds, voor weinig geld. Maar daarmee konden we toch eten kopen en onze huur betalen. Mijn moeder kon niet werken in Iran, want onze papieren raakten niet in orde. Dus moest ik op weg naar mijn werk opletten voor de politie. Toen ze me een keer pakten, wilden ze me naar Syrië sturen om er te gaan vechten. We stopten die agenten wat geld toe. Toen lieten ze me met rust. Maar als ze me nog eens zouden pakken, zou ik zeker naar Syrië moeten. We beslisten om naar België te komen. Buren in Afghanistan waren vijf jaar geleden naar Antwerpen gevlucht. We kenden niemand anders in Europa.

‘De tocht was weer zwaar, zeker het stuk op de boot. Het water was wild, het regende en we hadden niet veel plaats. Met tachtig man zaten we op die boot. Eten konden we niet, want iedereen was zeeziek door de hoge golven. Na vijf dagen kwamen we aan de Italiaanse kust. Van daar ging ik met de trein naar Parijs en via Brussel belandde ik in het asielcentrum van Sint-Truiden. Daar bleef ik tot ik onlangs een kamer kreeg in Alken. Ik woon er nu met een Somaliër. Naar school ga ik in Herk-de-Stad. Eigenlijk moest ik één jaar in de onthaalklas blijven om Nederlands te leren, maar mijn Nederlands was na twee maanden zo goed dat ik dit schooljaar al naar het derde jaar handel mocht.

‘Omdat ik nu wat Nederlands spreek, kan ik hier bij VV Velm ook al goed praten met mijn ploegmaats. Ik speel als spits en scoor in bijna elke match. Voetbal is mijn hobby. In Afghanistan keek ik als kind al naar El Clásico, naar Cristiano Ronaldo. (lacht) Het voetbal helpt mij. Hier, op de club, vergeet ik mijn problemen. Even toch. Hier ben ik bezig met de andere jongens en met de bal. Ook tijdens de week ben ik in mijn hoofd vaak met voetbal bezig. Dan denk ik bijvoorbeeld: zaterdag moet ik een pass geven als ik de bal krijg. Maar thuis komen ook de gedachten aan mijn familie vaak weer naar boven. Het is goed dat ik hier kan studeren en het voetballen is ook leuk, maar ik wil mijn mama en mijn zus terug. Zij zijn mijn alles.’

DOOR KRISTOF DE RYCK – FOTO BELGAIMAGE – CHRISTOPHE KETELS

‘Ik wil mijn mama en mijn zus terug.’ ALI OMIDI SEENA

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content