Met Mohamed Sarr (Standard), Cheikou Kouyaté (Anderlecht), Elimane Coulibaly en Mbaye Leye (beiden AA Gent) spelen vier Senegalezen uit Dakar in de top van de Jupiler Pro League. Sport/Voetbalmagazine ging hen in het tussenseizoen thuis opzoeken. Deze week aflevering 2: Mohamed Sarr.

Terwijl in het begin van de tweede helft de rode ploeg een hoekschop trapt, hangt een jonge vrouw de was op aan een draad die van de rechterdoelpaal naar een boom achter de goal is gespannen. Het goed zal snel droog zijn, misschien zelfs al voor het einde van de wedstrijd, want het is tegen de middag aan en de temperatuur is naar 40 graden Celsius aan het klimmen.

“Allee Essien!”

“Bravo Essien!”

“Olala, olala!”

Als een van zijn vrienden centraal in de verdediging onder een hoge bal doorgaat en daar een doelpunt uit volgt, kan bij Mohamed Sarr de pret niet op. Hij bekogelt zijn maat zelfs met een steentje. Hilariteit!

“Hé Sané!”

In Hann, achtergestelde buitenwijk van Dakar, heet hij niet ‘Momo’ zoals in Luik, maar ‘Sané’. Dat is de officiële familienaam van zijn moeder.

Hier voelt hij zich weer het straatjoch dat hij er zeventien jaar lang was. Sarr komt kijken naar een meerdaags jeugdtoernooi waaruit achttien spelertjes geselecteerd zullen worden om deze zomer tien dagen stage te lopen en enkele toernooien te spelen in Frankrijk. Hij aanvaardde het peterschap van een van hen voor wie hij alle kosten zal dragen. Maar momenteel is een vriendschappelijk intermezzo tussen ‘oude gloriën’ van de wijk aan de gang.

“Dit noemen ze hier ‘Maracanã’ ( naam van het stadion en de gelijknamige wijk van Rio de Janeiro, nvdr),”zegt Sarr, “omdat er zoveel talent rondloopt. Onder meer ook Abdoulaye Diagne-Faye ( Senegalese international en verdediger van Stoke City, nvdr) groeide hier op.”

Er wordt gespeeld op zand waartussen stenen, zwerfvuil en zelfs glasscherven te vinden zijn. “Een wilde als Mbokani zou hier kunnen overleven,” lacht Sarr, “maar Steven Defour zakt op dit veld gegarandeerd helemaal weg tussen de zandkorrels.”

Hij leidt ons na de wedstrijd langs het nabijgelegen kerkhof naar het binnenkoertje van een huisje dat uit platen is opgetrokken en naar westerse normen uitermate geschikt lijkt voor sloop. Tot een jaar of vijf geleden huurde de familie Sarr hier twee kamertjes. “En voilà,” lacht Mohamed, “kijk eens hoe goed het hier toeven is.

“Ach, ik was hier op mijn manier ook gelukkig, hoor. Ik kende niets anders, maar ik leefde wel altijd met het idee: ik zal vechten om mijn familie hieruit te krijgen. Ik dank God dat ik op de juiste weg ben.”

Volk stroomt van alle kanten toe en iedereen wil de journalist uit België komen vertellen dat ‘Sané’ hen niet vergeten is en hen soms nog komt bezoeken en dankbaar is en nu wel iemand geworden is maar eigenlijk dezelfde jongen is gebleven. “Met zijn temperament, meneer, stond het in de sterren geschreven dat hij zou slagen in het voetbal.”

Blote voeten & vuisten

“We waren thuis met vijf kinderen”, vertelt Mohamed Sarr zijn levensverhaal. “Ik ben de oudste en tel nog twee broers en twee zussen, maar in Afrika leef je niet alleen met jouw eigen gezin, hè. Er zijn heel veel familiale links.

“Mijn vader werkte in het hout en mijn moeder was huisvrouw.

“Ik was een echte rebel, een jongen die moeilijk te leiden was. Op een bepaald moment wilden mijn ouders niet dat ik voetbalde. Ik zei ‘oké’, maar deed het toch nog. Zelfs al sloegen ze mij, ik bleef voortdoen. Van klein af was ik gefocust op winnen. Met verliezen kon ik niet overweg. Als ik verloor, vocht ik.

“We speelden wedstrijdjes voor wat geld en vaak won ik. Daarmee kocht ik iets om te eten. Verloor ik, dan wou ik mijn geld terug en kwam er heibel van. Bagarre générale. Vechten maakt deel uit van het dagelijkse leven in zulke achtergestelde buurten. Anderzijds kan ik mij niet herinneren dat er ooit een dode viel. Ik zag ook nooit met messen vechten. Het gebeurde altijd met de blote vuisten. Eigenlijk was het hier vrij rustig leven. ( lacht)

“Ook op school deed ik mijn best, want ik dacht toen niet dat ik ooit profvoetballer zou kunnen worden. ’s Ochtends ging ik naar de Franse school en ’s avonds naar de Koranschool. Wij zijn praktiserende islamieten. Maar voetballen doet in Afrika iedereen. Zodra je hier als kind buitenkomt, begin je te sjotten. Het is ons tweede leven.

“Op een dag zei iemand mij: ‘Weet jij dat je prof kunt worden?’ Ik dacht dat ik droomde. De kans om beroepsvoetballer te worden is hier heel beperkt, want het loopt hier vol met talent. Ik kende het geluk dat jongens die veel beter waren dan ik het niet redden en ik het zo in hun plaats kon waarmaken.

“Het viel allemaal op het goede moment samen. Het eerste jaar dat ik meedeed aan de Nawetan ( de interwijkencompetitie in Dakar, nvdr) presteerde ik meteen heel goed en kwam ik per toeval de Nederlander Iwan Postel tegen, een man met een bedrijf in Monaco die spelers kwam bekijken. Ik was zeventien en ik mocht gaan testen in Frankrijk en kreeg finaal een contract bij Treviso, de meest racistische club van Italië. Ik herinner mij nog dit: toen een Nigeriaanse vriend van mij debuteerde met het eerste elftal, verlieten de supporters uit protest tegen de opstelling van een zwarte speler het stadion. Als reactie op de racistische actie van de fans schilderden de week erna de hele ploeg én de staf het gezicht zwart.

“Maar ik ben Treviso erg dankbaar, want het is de club die mij in Europa lanceerde. Anderhalf jaar later werd ik verkocht aan AC Milan. Ik trainde er met de A-kern met onder meer Maldini, Pirlo, Gattuso, Kaladze en Inzaghi, en ik speelde met de invallers. Fatih Terim bracht mij in de eerste ploeg, ik mocht twee keer meedoen in de UEFA Cup, maar na zijn vertrek kwam Carlo Ancelotti en was het voor mij over.

“Van een sloppenwijk van Dakar naar de op dat moment sterkste ploeg ter wereld, het ging te snel. Het is een voordeel om daar al op zo’n jonge leeftijd te kunnen zijn, maar het houdt ook gevaren in. Als je in zo’n universum terechtkomt en plots 10.000 keer meer verdient, kan dat jouw hoofd op hol brengen. Ik was daar niet zoals Axel Witsel bij Standard omringd door mijn ouders om mij raad te geven, mijn voeten op de grond te houden en mij op tijd en stond op mijn plaats te zetten. Daarom kende ik hoogtes en laagtes. Nu ben ik cool, stabieler en regelmatiger in mijn prestaties.

“Terim haalde mij uiteindelijk naar Galatasaray. Ik begon er zeer goed aan de competitie, maar kende nadien problemen met de coach die toen nochtans een beetje een plaatsvervangende vader voor mij was. Op een moment dat ik pas uit een blessure kwam, wou hij dat ik meteen al meedeed tegen Fenerbahçe. Ik zei dat ik nog pijn voelde, maar hij dacht dat ik geen zin had. Toen zijn de moeilijkheden begonnen. Ik begrijp het nog altijd niet. Toch bedank ik hem uit het diepste van mijn hart, want hij droeg veel bij tot mijn welslagen in Europa.

“Via Ancona, Atalanta Bergamo en Vittoria kwam ik bij Standard terecht. Al mijn ervaring dank ik aan dat parcours.

“Het is een groot voordeel om in zulke omstandigheden te kunnen opgroeien. Zo leer je de roots van het leven beter kennen. Als je hier uit komt, bestaat het woord ‘angst’ niet meer. Je bent niet snel meer onder de indruk van personen of situaties.

“In moeilijke momenten in mijn carrière herbron ik en dan denk ik altijd terug aan de tijd dat ik hier leefde. Mijn verleden helpt mij in het heden om mij in de toekomst nog sterker te maken.

“Ik weet nu dat als je iets in jouw hart draagt, je het kunt realiseren als je het maar graag genoeg wilt. Je moet je er niet honderd maar duizend procent op concentreren, geloven dat het mogelijk is, geloven in jouw kwaliteiten en er alles voor doen wat nodig is. Alleen werken loont. Zo functioneerde ik altijd al.

“Waarom haalden zoveel talentrijkere jongens het niet en ik wel? Misschien was er een verschil in ambitie. Karakter is belangrijk. Bij wie rijk geboren wordt, is de goesting niet zo groot als bij wie arm ter wereld komt. Als er één manier is om op heel korte termijn levensomstandigheden waar je niet van houdt helemaal om te keren, dan is het via het voetbal.

“Ik beleefde alles in en rond ons gezin heel intens. Mijn moeder ging elke ochtend werken in het huishouden van een welgestelde familie en nam mij vaak mee. Ik zag hoe die mensen daar leefden en ik dacht: waarom zou zij niet op een dag in een mooi huis kunnen wonen en zich door andere vrouwen laten dienen? Ik ben heel gelukkig dat ik dat inmiddels kon realiseren.

“Heel mijn leven is erop gericht om anderen te helpen. Daar is het dat ik altijd voor heb gebeden. Wij zijn destijds ook geholpen, want zelf hadden we niet elke dag iets om te eten. Zo zijn we hier: het weinige dat er is, verdelen we onder elkaar. Nu is het mijn beurt om mensen te onderhouden die nu in zo’n situatie verkeren als waarin wij toen zaten.

“Zo ervaar ik het leven. Je zal nooit opgegeven worden, altijd zal er wel iemand zijn die zich over jou zal ontfermen.”

Harde kop, open hart

De vader van Mohamed Sarr is afkomstig van Fimela, een dorp op ongeveer 140 kilometer van Dakar. Hij kwam destijds werk zoeken in de hoofdstad en vond er ook een vrouw. Het gezin verliet ondertussen de sloppen van Hann. De oudste zoon huurt nu voor hen een mooi huis in de buurt van de luchthaven.

“Hij was geen moeilijk kind, maar had wel een sterk karakter”, getuigt zijn moeder. “Wie hem niet respecteerde, riskeerde gebroken potten.

“Van bij zijn geboorte was hij een stevige jongen. Hij nam veel hooi op zijn vork, hij wou altijd maar meer en beter. De koppigheid heeft hij van zijn vader, de openhartigheid van mij.”

Mbakhane Diouf wil graag een anekdote vertellen die Mohamed Sarr volgens hem helemaal typeert. ‘Marco’, noemen ze Mbakhane, omdat hij een fan is van AC Milan en Marco van Basten en – beweert hijzelf met de glimlach – al vaak scoorde met vluchtschoten vanuit een scherpe hoek.

“Net in de periode dat hij moest gaan testen in Europa, kreeg hij van zijn moeder het inschrijvingsgeld voor de universiteit van Dakar mee”, vertelt ‘Marco’. “Weet je wat hij deed? Hij gaf het allemaal uit. Hij kocht er eten mee, thee, melk, sigaretten voor mij en hij schonk enkele vrienden wat centen. Met andere woorden: hij verplichtte zichzelf om te slagen, want zonder profcontract, zonder inschrijvingsbewijs én zonder inschrijvingsgeld kon hij onmogelijk naar huis terugkeren.”

“Mijn moeder had mij het hoofd afgehakt”, lacht Sarr. “Ik kan niet ontkennen dat ik in die tijd heel veel stommiteiten beging.”

“Het was gewoon een manier om zich superscherp te zetten”, zegt ‘Marco’. “Want het is natuurlijk geen toeval dat hij wel degelijk terugkeerde met een profcontract.

“Weet je wat het probleem is met veel Afrikanen? Eens ze geld hebben, houdt het op. Het grote voorbeeld voor iedereen is Samuel Eto’o. Hij is al lang de best betaalde Afrikaanse voetballer ter wereld, maar hij wordt nog altijd beter. In 2006 scoorde hij in de Champions Leaguefinale en drie jaar later doet hij dat nog eens over. Het is die instelling die er nodig is om ooit de rest van de wereld te kunnen kloppen.

“Hij ( wijst op Sarr) is er dus ook zo een. Als kind was hij een dikkerdje, hij had nooit genoeg rijst met vis ( lacht). Zijn wilskracht was zo groot, dat niemand verrast is dat hij profvoetballer geworden is. Terwijl anderen achter mooie vrouwen liepen, was hij aan het trainen. Als er over hem al vrouwenverhalen circuleren, zullen het er zijn van toen hij al in Europa zat.” ( lacht)

Mohamed Sarr, ondertussen vader van Aicha (3), plaatst zelf het laatste woord.

“Het gaat best wel vooruit hoor met Senegal, maar élk land is geraakt door de wereldcrisis en de mensen zijn vaak ongeduldig. Wel, wie ongeduldig is, moet goed in zijn hoofd steken dat er maar één uitweg is: zit niet te wachten met gekruiste armen tot de president jou eten brengt, maar zoek zelf werk om jouw dagelijks brood te verdienen. Als iedereen die mentaliteit toont, zal de economie ook verbeteren en het land zich evenzeer verder ontwikkelen. Maar wie niets doet, draagt niets bij. Niet iedereen kan rijk zijn, maar vooruitgang is altijd mogelijk. Verwacht niet alles van de overheid, maar knok er zelf ook voor.”

Volgende week: Mbaye Leye.

door christian vandenabeele

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content