‘Sport en kunst zullen elkaar ontmoeten op Sclessin.’ Vincent Solheid gaat het stadion van Standard veranderen in een monumentaal kunstwerk.

De wanhoop van de vertaler : hoe hij sommige woorden niet kan ombuigen zonder ook hun betekenis te plooien en te vervormen. Of de kleur van hun klanken. Etre Rouge is het leidmotief van de actie die Vincent Solheid gelanceerd heeft. Letterlijk : Rood Zijn – maar dan is het alsof er bleekwater over de woorden werd gegoten.

Solheid is een plastisch kunstenaar. Hij doet denken aan Christo of Franco Dragone. Kunstenaars die niet om een stunt verlegen zitten. Ze stellen hun werken tentoon op straat, ze omwikkelen monumenten en gebouwen en pakken ze in, ze luisteren (sport)manifestaties op met overdonderende aanwezigheid, en dat zijn dan per definitie spektakelstukken die buiten het gewone vallen. Hun werk heeft altijd een adembenemend aspect.

En nu heeft Solheid een uitzonderlijk decor voor een nieuwe straffe stoot ontdekt : Sclessin, het stadion van Standard. De artiest liet zijn verbeelding op hol slaan (dat is een goede gewoonte van hem), verzocht om de medewerking van de supporters en kreeg het uiteindelijk voor elkaar dat iedereen zich achter zijn project schaarde. Iedereen : de kunstliefhebbers, de bestuursleden van Standard, de zakenmannen, de plaatselijke en minder plaatselijke politici en al de mensen die er iets over te zeggen en te beslissen hadden. De stad Luik is van nature al een heksenketel. Vincent Solheid zal, dat staat nu al vast, de heksenketel doen overkoken.

Hij kent het voetbal, Vincent Solheid. Hij speelde bij FC Xhoffraix, dat ligt niet ver van Francorchamps. “Bij ons thuis was voetbal ronduit een religie”, vertelt hij. “Mijn broer was doelman bij Malmédy, in vierde klasse. En hij is nu trainer in vierde provinciale, bij Ster. De zondagen van mijn jeugd verliepen als lange missen : ik speelde ’s morgens en ’s namiddags was de familie op post om naar mijn broer te kijken. En ’s avonds, om kwart voor zes, hingen we als oor geworden mensen aan de radio om de uitslagen van alle clubs uit de regio te kennen.”

Op veertienjarige leeftijd werd Vincent Solheid, een middenvelder, opgeroepen voor de provinciale selectie. Twee jaar later debuteerde hij in het fanionteam van Xhoffraix. Hij had, met andere woorden, wel wat talent. Zijn idool in die tijd : Asgeir Sigurvinsson. “Een artiest. Voor mij bedreef de IJslander van Standard het perfecte voetbal. Fysiek, charisma, talent, Sigurvinsson had het allemaal.”

Solheid hoorde de lokroep van Standard. “Standard heeft altijd een grote aantrekkingskracht uitgeoefend op de jongeren in mijn streek. Nochtans lag Luik tamelijk ver van Malmédy. Zeker als je vijftien jaar bent, lag daar veel afstand tussen. Ernaartoe gaan had iets van een expeditie. In mijn verbeelding groeide het stadion van Standard uit tot iets onwezenlijk belangrijks. Een monument. Uiteindelijk heb ik Sclessin ontdekt in 1978, ter gelegenheid van een wedstrijd van Standard tegen Beveren. Ik werd die dag betoverd, ik overdrijf niet. Het veld was zo mooi, het gras bijna fluo. En het scheen me ook zo gigantisch groot. Ogen als schoteltjes heb ik toen opengezet. Voor iemand die van het platteland kwam, was dat allemaal zo ongelooflijk indrukwekkend, zo stralend, zo perfect in vergelijking met de regionale voetbalterreinen die ik gewoon was. Niets was mooier dan Sclessin. Thuis, in mijn kamer, hing ik de posters van de vedetten van die tijd en hun trainers tegen de muur. Dat waren bijna goden voor mij.”

Op dat ogenblik kon Vincent Solheid uiteraard nog niet vermoeden dat hij ooit van Sclessin een immens kunstwerk zou maken. Hoewel.

“Op een dag”, vertelt hij, “tekende ik alle spelers van Standard en stuurde die portretten naar coach Waseige. Een beetje later kreeg ik een gesigneerde foto van elke speler en de felicitaties van Roger Petit. Ik kon mijn geluk haast niet vatten. Je moet weten, toen ik jong was, koesterde ik drie dromen : priester worden, voetballer en plastisch kunstenaar. Uiteindelijk is het op dat derde uitgedraaid. Dat was in zekere zin ook een roeping. De klik is er gekomen toen ik zeventien jaar was. Ik organiseerde toen een tentoonstelling in een café in Malmédy. Een groot succes. Ik heb toen al mijn schilderijen, tekeningen en collages verkocht. Waarop mijn ouders me naar Luik stuurden om op Saint-Luc artistieke studies aan te vatten.”

Solheid vervreemdt in die periode wat van het voetbal, al tekent hij nog portretten van Henk Vos en Bernard Beuken. Als kunstenaar verwerft hij bekendheid, zijn naam en reputatie reiken tot in het buitenland : Duitsland, Nederland, Spanje en Engeland. Zijn faam puurde Solheid onder meer uit de vaststelling dat veel bezoekers zich stierlijk verveelden in een museum. Vandaar dat hij ze liever op straat wil verrassen, liever daar hun aandacht wil trekken en hen aan het denken zetten. “In musea of op een tentoonstelling is het de mens die kunst gaat ontmoeten. Ik ben van oordeel dat het andersom kan en moet : dat de kunst de mensen moet opzoeken. Dat geeft mensen vaak een schok en dat is interessant.”

In 1999 vraagt Pierre Fontaine van de Luikse wijk Pierreuse aan Vincent Solheid om een monumentaal fresco te vervaardigen. Voor Solheid is het de eerste van een reeks uitgesproken volumineuze producties : de Ecritures in Malmédy, de Quartier Abatoir in Verviers, l’Air in Luik, Un coeur pour l’Europe in Brussel. Enzovoort en zo verder. Solheid bereidt ook een megaproject voor dat niet minder dan vijftien Europese hoofdsteden zal verenigen.

Alles in de kunst van Solheid staat in het teken van menselijke warmte. Op sommige vernissages nodigt Vincent Solheid zelfs fanfares uit. Kunst als volksfeest, en dan is voetbal – het volksfeest bij uitstek – niet ver meer af. Zijn voetballers op een manier ook eigenlijk geen kunstenaars ? Vincent Solheid heeft een droom : van het stadion van Sclessin één groot kunstwerk maken. Maar hoe zou hij dat ooit kunnen verwezenlijken ? Hoe krijgt hij daarvoor de toestemming van supporters, spelers, bestuursleden, stadsbestuur ?

Het gaat als volgt. De vrouw van Vincent Solheid behoort tot de kennissenkring van de vriendin van Frédéric Waseige, zelf een kunstminnend man. Waseige junior kaart het project van Solheid aan bij zijn vader. Robert Waseige bezorgt het dossier tijdens een reis aan Luciano D’Onofrio. Die verklaart zich meteen geïnteresseerd, want kunst is een passie van hem. Bij hem thuis hangen werken van grote meesters. En dus besluit D’Onofrio om het project van Vincent Solheid niet zomaar verticaal te klasseren.

Het wordt, vanaf dat moment, vooral een kwestie van tijd. Standard heeft op dat moment namelijk wel andere zorgen, de club is volop bezig met de reorganisatie. Solheid telefoneert een paar keer met Alphonse Costantin, maar de manager laat zonder omwegen weten : voor hem is het stadion geen prioriteit. De zaken nemen een keer wanneer Pierre François directeur van Standard wordt. Hij ziet meteen tal van kansen in het idee van Solheid. Niet alleen is het project een originele en unieke manier om het stadion te verfraaien, het kan tegelijk de hele streek een dynamisch imago verlenen.

Het stadion van Sclessin is immers een referentiepunt. Het ligt langs een stroom, dicht bij een luchthaven en bij wegen die naar het hart van Luik leiden. Pierre François onderscheidt in het plan van Vincent Solheid een boeiende mix van kunst, sport en marketing. Met als achterliggend idee : de Luikse staalnijverheid bloedt dood, maar de stad draait de bladzijde om en kijkt met vertrouwen de toekomst tegemoet. Aan die positieve beeldvorming wil de voetbalclub Standard meewerken : vanaf mei zullen drie tribunes van het stadion een nieuwe look krijgen.

“Eens Standard ons groen licht had gegeven, hebben we vier maanden lang de supporters geraadpleegd”, vertelt Solheid. “We werden actief gesteund door La Famille des Rouches, de vereniging van voorzitter Louis Smal die de supportersclubs overkoepelt. Voor ons was dat een noodzakelijke tussenstap. Zonder de supporters stelt Sclessin namelijk niets voor. Voetbal is emotie, voetbal is iets van en voor mensen. Dat stadion, dat is eigenlijk de ziel van de club, de plaats waar men droomt, het hoofdkwartier, de haven van waaruit de ploegen vertrekken, als schepen, om overwinningen te gaan veroveren. Men viert er feest, men huilt er om pech en nederlagen, men zingt er – het is daar dat het allemaal gebeurt. Dus heb ik mijn plannen aan de supporters voorgesteld en heb ik met hun opmerkingen rekening gehouden. Als kunstenaar ben ik natuurlijk niet de uitvoerder van de wensen van die mensen, maar langs de andere kant wil ik dat iedereen zich in mijn werk kan terugvinden. Sclessin is altijd een warm stadion geweest. Dat imago moet door mijn werk nog versterkt worden. Het moet de mensen een goed gevoel geven om naar het stadion te gaan. Ik zie almaar meer ouders met hun kinderen naar Sclessin komen. Dat verheugt me en ik geloof dat ons initiatief die trots van de mensen, die warmte, die emotie nog zal versterken. Op Sclessin zullen sport en kunst elkaar ontmoeten en aanraken.”

Het kolossale werk van Vincent Solheid zal langs de buitenkant van de drie tribunes worden gerealiseerd, meer bepaald op acht betonnen zuilen, die de trappengalerijen binnen in de tribunes camoufleren. In totaal zullen tweeduizend vierkante meter getransformeerd worden in het grootste kunstwerk met permanent karakter in België. De modernste technieken en materialen zullen er de duurzaamheid van waarborgen. Bij tribune 3, aan de kant van de terril, zal voorrang en vrijheid gegeven worden aan de urbane kunst van de graffiti.

“Omdat dat volgens mij het beste rijmt met de fantastische ambiance die er in dat deel van het stadion heerst”, verduidelijkt Solheid. “Het is daar dat de toortsen van de hel van Sclessin branden. Ik weet wat de mensen daar voelen. We hebben aan de koningen van de graffiti, Jaba, Recto en Nino, gevraagd om er met hun werk een speciale sfeer te creëren.”

Vier grote pilaren verdelen tribune 1. Een van die betonnen kolommen, die aan de hoofdingang, zal helemaal gewijd zijn aan Roger Claesen. “Omdat hij meer dan iemand anders de geschiedenis van de club heeft bepaald”, legt Solheid uit. “En omdat de supporters hem als icoon van de club hebben gekozen. Links van Claesen, dé legende van Standard, zal een pijler gereserveerd zijn voor de ziel van Standard. De supporters krijgen de kans om tegels van twintig vierkante centimeter van die zuil te kopen en die dan zelf te decoreren – met handtekeningen, gedichten, tekeningen, daar zijn ze volledig vrij in. En die gigantische collage zal dan dienst doen als achtergrond bij een silhouet in neonlicht, dat de ziel van Standard zal symboliseren. De derde kolom, nog altijd in het rood, zal een anatomische studie van de supporter voorstellen. Uit die studie zal blijken dat bij de fan van Standard alles rood is : zijn hart, zijn aders, zijn hersenen, werkelijk alles. Die tribune 1 wordt compleet gemaakt met een rode zuil, uitsluitend versierd met reflectoren. Als de zon op deze toren zal schijnen, zal het effect hels zijn.”

Tribune 4 zal gewijd zijn aan de fair play. De twee zuilen daar zullen worden bedrukt met zesduizend tegels met afdrukken van handen van supporters. Het woord ‘fair play’ zal in het groot in het wit op één van de pijlers worden geschreven. Op de andere kolom komt dan de definitie van dat woord volgens het woordenboek.

door Pierre Bilic

‘Als de zon op de toren zal schijnen, zal het effect hels zijn.’

‘Sclessin is altijd een warm stadion geweest. Dat imago moet door mijn werk versterkt worden.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content