Er was een tijd dat RC Genk het niveau van zijn komende tegenstander, Club Brugge, overschreed. Algemeen directeur Dirk Degraen werkt eraan om de club daar opnieuw naartoe te loodsen.

Op 2 april van vorig jaar stelde KRC Genk Dirk Degraen aan. Degraen, voormalig fiscaal adviseur en oprichter van het vroegere SEM (een makelaarskantoor), kreeg op basis van die ervaring de in het rapport van Sef Vergoossen uitgetekende functie van algemeen directeur.

Bij uw aanstelling verklaarde u dat 85 procent van wat u bij Genk zag, goed was. Er moest dus nog 15 procent verbeteren. Hoever staat u daar ondertussen in?

Dirk Degraen: ( lacht) “Wat ik bedoelde met 85 procent is goed, daar sta ik nog altijd helemaal achter. Op verschillende terreinen werd er al heel professioneel gewerkt. Stephan Poelmans was bezig met het commerciële luik, Roland Breughelmans met de jeugd en Erik Gerits met de organisatie. Met Herman Vermeulen had de club ook al een bekwame technisch directeur.

“Tussen de verschillende departementen heb ik communicatielijnen getrokken. Iedereen duidelijker maken wie welke verantwoordelijkheid draagt, bij wie ze terechtkunnen met problemen, zodanig dat de mensen weten waar ze aan toe zijn. Waar het minder goed zat – dat is voor iedereen duidelijk – is het sportieve. Spijtig genoeg is daar tot nu toe qua resultaat nog niet veel zichtbaar. Maar wat betreft het structureel aanpakken van beslissingen op het sportieve vlak, staan we heel wat stappen verder. Hoe evalueren we onze kern? Hoe gaan we met die gegevens om? Hoe gebruiken we de informatie van de scouting? Wat doen we allemaal voor we gaan kijken wie de ideale versterking kan worden? Alles moet natuurlijk gekaderd worden binnen de beperkte financiële mogelijkheden. We deden het met minder financiële middelen, maar het resultaat is hetzelfde: niet goed.

“Ik heb geen behoefte om nog veel naar het verleden te kijken en een analyse te maken van hoe het ging. Belangrijk is: hoe kunnen we sportief zo snel mogelijk aansluiten bij de top in België?”

Dat is een moeilijke spagaat: je moet spelers van de hand doen én je hebt minder middelen om betere te halen.

“Dat is een heel moeilijke oefening. Er zijn verschillende mogelijkheden: externe financiering, creatiever en voorzichtiger zijn met centen die we wel uitgeven, … Als er één zaak is waar ik denk dat Filip ( Aerden, nvdr) en ik een pluim op onze hoed mogen steken, zijn het wel de onderhandelingen van de laatste maanden. Die hebben geleid tot veel beperktere uitgaven voor, wat we hopen, dezelfde kwaliteit.”

Hoe realistisch is het om meer financiële middelen te willen?

“Ik denk dat dat heel realistisch is, maar het is een strategische keuze en die moet niet ik, maar het bestuur maken. Doen we een versnelde oproep op een injectie van verse middelen of niet? Tot nu toe kan ik de visie van de raad van bestuur nog heel goed volgen, maar er zal misschien een moment komen dat er gezegd moet worden: nu hebben we meer middelen nodig om sportief een stap vooruit te zetten. Dan is het aan hen om te zeggen of dat kan of niet.”

Dat kan, antwoordde Jos Vaessen in Het Belang van Limburg, op een vraag of u bij hem mocht aankloppen om meer te investeren. Hij zei: ‘Ik heb mijn mening over de continuïteit van onze club. Als Dirk Degraen en ik op dezelfde lijn zitten, wil ik daarin meedenken.’ Kortom, hij zal wel financiële steun willen verlenen, maar alleen als u zijn zin doet.

“Euh, ik ga niet reageren op wat Jos of Herbert ( Houben, de nieuwe voorzitter, nvdr) of wie dan ook in de kranten verklaard zóú hebben – ik weet niet of dat zo is …”

Op 30 november stond het te lezen.

“Dat kan zijn, maar ik weet niet of hij dat op die manier gezegd heeft of niet. Ik stel alleen vast dat wij in de raad van bestuur meer en meer op dezelfde golflengte zitten. Als er een injectie nodig is, hoop ik dus gewoon dat de raad van bestuur er dezelfde mening over heeft. Maar op dit ogenblik zie ik geen enkele reden om aan te nemen dat dat voor problemen gaat zorgen. Ik weet alleen dat het niet gezond is dat die injectie afhankelijk gemaakt zou worden van één persoon – en ik denk ook niet dat dat de bedoeling van Jos is of dat hij vragende partij is.”

Harry & Jos

Heeft u sinds uw komst tegenstand of spanningen gevoeld? U kwam in een club terecht waarin wel mensen zullen zitten die nu op uw stoel hadden willen zitten.

“Ik had het voordeel dat ik de club zeer goed ken – ik zat hier al jaren als supporter. Maar elke verandering is moeilijk en geeft bepaalde vraagtekens. Die hoop ik weggenomen te hebben. Van de andere kant is het belangrijk dat je goed overweg kunt met het management. Naar mijn aanvoelen liep dat vlug heel goed. Naar de raad van bestuur toe waren de spanningen heel beperkt. Je moet begrijpen dat mensen als Harry ( Lemmens, de vorige voorzitter, nvdr) en Jos zich heel veel bezighielden met de club en er nu een nieuwe manier van werken is: wat doen wij wel nog en wat niet meer? En er zitten nu veel jonge mensen in de raad van bestuur die in verschillende departementen hun weg moeten vinden. Maar ik heb het gevoel dat alles stilaan in de plooi aan het vallen is.”

U heeft een succesvol verleden achter de rug als fiscaal adviseur in Luxemburg en makelaar bij SEM. Denken mensen dan niet: die heeft zijn top gekend, die is binnen, toch?

“Ik heb twee keer een periode van zeven jaar gekend, zal ik zeggen, en als ik hier weer een heel succesvolle periode van zeven jaar doormaak, ben ik heel tevreden. Maar ik kan niets doen met maar ‘een beetje’ inzet. Dat lukt mij niet. Ik heb in de voorbije zeven, acht maanden misschien vijf dagen vakantie genomen, weekends inbegrepen. Ik denk dat op dat punt alle twijfel weggenomen is.” ( lacht)

Dus dan bent u in die twee en een half jaar dat u zogezegd niet gewerkt hebt met heel veel inzet huisvader geweest?

( schatert) “Klopt, ik heb dat met heel veel plezier gedaan.”

Dat huisvaderschap, nam u dat echt zo ter harte?

“Zeker, ik bracht de kinderen naar school, ik kookte …”

Dus de ene dag geef je, zeg maar, Ronaldo fiscaal advies en de andere sta je bij wijze van spreken even gedreven luiers te verschonen?

“Dat fiscaal advies dateert van de periode daarvoor. Toen heb ik zeven jaar in Luxemburg gezeten en dan een sabbatjaar genomen voordat ik in Leuven in een leeg gebouw met niks ben begonnen ( SEM, nvdr). Ook plusminus zeven jaar. Blijkbaar kan ik op een bepaald moment redelijk goed zeggen: dit was het. En ben ik niet bang om dan in een zwart gat terecht te komen. De moeilijkste periode daarin zijn de eerste drie, vier maanden dat je gestopt bent. Dan blijf je die drive hebben van: ik moet weer met iets beginnen, want ik ga al die contacten verliezen. Maar na zes, zeven maanden is dat weg en denk je er eigenlijk bijna niet meer over om opnieuw te beginnen.

“Maar dit was een job die niet elk jaar vrijkomt en er zijn geen tien functies in het voetbal waarover ik zou nadenken. Ik woon bovendien in de buurt en een familiaal leven was daardoor nog mogelijk – ook al is dat heel beperkt op dit moment. Ik had het gevoel dat het kon lukken bij Genk.

“Mijn zoon vroeg wel al na twee dagen wanneer ik ging stoppen met werken. ( lacht) Maar nu is hij trots en hoor ik dat niet meer, want papa werkt wel bij Génk, hé.” ( lacht)

Andere Vercauteren

Met SEM bracht u een formule die vernieuwend was in de makelaarswereld. Is dat vernieuwende ook iets dat u uiteindelijk bij Genk wilt introduceren?

“Je kunt het voetbal niet opnieuw uitvinden, dat is ook mijn ambitie niet. Het belangrijkste was om voor een nieuwe structuur te zorgen in de manier van sportieve beslissingen nemen en wat lijn te krijgen in de interne en externe communicatie. Hier was het niet van nul af aan beginnen, want hier was al heel veel. Dat kan ik niet genoeg benadrukken. Het is jammer dat je met zo’n budget geen zekerheid bent in de top vier in België. Achter de ambitie om dat waar te maken wil ik mij honderd procent zetten. Eens we die curve genomen hebben, zie ik geen enkele reden waarom we niet bijna permanent bij de beste clubs van België zouden horen. Spijtig genoeg wordt er niet gespeeld tussen boekhouders of financiële directeurs of we stónden vlot in de top vier.” ( lacht)

De vooruitgang zal nu dus op de mat gevonden moeten worden. Uw leidraad luidde: beter geen speler aantrekken dan een speler met een groot risico. Dus mogen we concluderen dat Yeboah een voltreffer wordt?

“We denken dat we rekening houdend met het budget het maximaal haalbare aangetrokken hebben. We gaan ervan uit dat hij de kwaliteiten heeft om ons spitsenprobleem voor een stuk op te lossen. Hij is heel snel en heeft een neus voor doelpunten.”

Jammer dat er eerst een trainer moest sneuvelen om vervolgens dan toch maar een spits te halen.

“Daar wil ik toch een kanttekening bij maken. Het was wel voor mijn tijd, maar oké, daar gaat het niet om. Ik vind Hein ( Vanhaezebrouck, nvdr) een heel goede trainer, maar ons scoutingsysteem stond nog niet waar het moest staan en dan moet je noodgedwongen rond de kerktoren kijken. Uiteindelijk leverde dat een vijf- à zestal versterkingen op. Dat was een duidelijke keuze waarin de technische staf werd betrokken en waar Hein ook achter stond. Dat is niet gelukt en ondanks ons geduld verbeterden de prestaties niet en dan is het slachtoffer in het voetbal al jaren hetzelfde. Terecht of niet, het is nu eenmaal zo.”

Frank Vercauteren werd vervolgens aangesteld met een contract van zes maanden. Da’s een voorzichtig begin.

“Laat ons het houden op een nieuwe manier van hoe overeenkomsten er het best uitzien in het voordeel van de club. Ik denk dat we ondertussen al vier, vijf contracten hebben afgesloten waarin opties zitten, terwijl vroeger meer langetermijncontracten gegeven werden om spelers te overtuigen. Ik heb daar met Frankie ook heel open over gesproken: wij hadden nood aan een trainer met bepaalde kenmerken en hij had de ambitie om zich te bewijzen in een club. Wat dat betreft was hij anders dan Trond Sollied, die het meer als een overgang zag. Ik denk dat het een goed huwelijk kan worden. Alles wijst nu toch op een goed gevoel langs beide kanten.

“Je kunt weken discussiëren over wie de beste coach is op dat ogenblik. Hij moest voldoen aan logische criteria: het moest iemand zijn die vrij was en de competitie kende. Dat is logisch. Dus dat werd een heel klein lijstje, zeker als je die wegnam die hier al gewerkt hadden. ( lacht)

“Ik kende Vercauteren persoonlijk een beetje, maar op een bepaald moment zaten veel mensen met vragen. Dan zijn er drie, vier gesprekken geweest en zagen ze dat er iemand anders zat dan die over wie in de kranten wordt geschreven.”

Eindbeslissing

Nadat u met SEM was gestopt, verklaarde u in de pers dat u het wereldje te zeer veranderd vond en dat u er genoeg van had. Is dat wereldje dan nu niet meer hetzelfde of bent u zelf veranderd?

“Ik denk dat het wereldje van de managers nog erger geworden is – en FIFPro ( internationale organisatie voor professionele voetballers, nvdr) is er heel hard mee bezig om de regels af te schaffen en iedereen toe te laten. Ik heb er nog altijd geen spijt van dat ik gestopt ben. Wat ik nu doe, is iets anders. Ik had nog nooit meegemaakt dat ik niet de man ben die alleen de eindbeslissing neemt. Ik moet proberen zo zuinig mogelijk zo veel mogelijk te bereiken. Mij boeit niet meer welke speler naar welke manager is overgestapt, terwijl ik daar vroeger dagelijks mee geconfronteerd werd. Mij maakt niet meer uit wie er in de onderhandeling tegenover mij komt zitten.

“Toen we begonnen met SEM had ik een bepaalde visie over begeleiding van spelers. Maar gaandeweg voelde ik dat dat die spelers niet interesseerde. Het enige wat de meesten interesseerde, was geld.”

U bent nu niet de man die alleen de eindbeslissing neemt. Hoe groot is die omschakeling voor u?

“Het is wel iets waarvan ik mij afvraag hoe het zou zijn als we over langere periodes andere visies zouden krijgen. Maar voorlopig is dat niet het geval.

“Hier moet je je al eens kunnen neerleggen bij andere beslissingen. Dus zolang we op dezelfde golflengte zitten, is dat goed. Maar ik krijg wel meer en meer de indruk dat we in dezelfde richting aan het denken zijn.”

Maar u bekijkt het wel zakelijk en niet zozeer als supporter?

“Oh, je zou je vergissen. Ik had mij nooit kunnen indenken dat ik mij ooit nog zo zou kunnen inleven als supporter voor een club. Alleen moet ik als de wedstrijd voorbij is weer kunnen zeggen: back to business en voor een stuk weer een masker opzetten. Ik ben nu veel meer supporter dan vroeger. Ik had nooit voor mogelijk gehouden dat ik er zo begaan mee zou zijn. Ik lag er vroeger niet van wakker, wat nu geregeld gebeurt. ( lacht) Af en toe ga je mee in een bepaalde denkwijze, terwijl je weet dat je afstand moet nemen. De lijn daartussen is soms heel flou. Het vergt een zekere zelfdiscipline om zelfs als je ergens overtuigd van bent toch nog een periode te nemen om eens extra na te denken en te overleggen. Genk is een familieclub en die emotie moet kunnen blijven, maar ik denk: als we wat minder in de emotie beslissingen nemen, kunnen we sportief ook wat meer betekenen.”

door raoul de groote – beelden: belga

Het is jammer dat je met zo’n budget geen zekerheid bent in de top vier in België.

Ik ben nu veel meer supporter dan vroeger.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content