Als Gille Van Binst uit zijn voetbalvaatje tapt, dan levert dat altijd schuimende verhalen op. In deze aflevering gaat hij op bezoek bij Clubmonument Birger Jensen.

Tijdens mijn Brugse periode (1981-1983) trok ik veel op met Birger Jensen, bijgenaamd Biba, de legendarische doelman van blauw-zwart. Men noemde ons Black & Dekker, omdat we maar bleven ‘zagen’ tegen elkaar over het minder presteren van Club tijdens het rampseizoen 1981/82, toen de degradatie naar tweede klasse maar op het nippertje vermeden kon worden. Dat gezaag vond gewoonlijk plaats in De Chalet, het café van Henk Houwaart, de toenmalige trainer van Cercle.

Ik wilde de Deen nog wel eens terugzien en maakte een afspraak met hem in Hotel ’t Putje op ’t Zand in Brugge.

Birger Jensen begon zijn loopbaan bij Kopenhagen B1903. Er was interesse voor hem uit België. Voor de bekerfinale van 1974 tegen SK Tongeren zocht SV Waregem een doelman ter vervanging van de geblesseerde De Jong. Ook Anderlecht had zijn oog laten vallen op Jensen.

Ja, Birger, wij hadden in Brussel al ploegmaats kunnen zijn. Wat is er gebeurd?

Birger Jensen: “Paars-wit had al twee buitenlandse doelmannen, Jan Ruiter en LeenBarth, maar van de concurrentie was ik niet bang en ik stond op het punt om een contract te tekenen. Tot Ulrik le Fevre, de toenmalige linksbuiten van Club Brugge, mij net voor een interland met het Deense elftal in Frankrijk overtuigde om nog niet te beslissen, want Club was ook geïnteresseerd. Ernst Happel was binnengehaald als trainer en hij wou niet verder met Luc Sanders, die hij een lijnkeeper vond. Hij wou een meevoetballende Torwart. Ik koos uiteindelijk voor Club en zo begon mijn veertienjarige loopbaan bij blauw-zwart.”

Biba was geen gemakkelijk manneke. Zeker niet voor trainers, met wie je een haat-liefdeverhouding had. Wie was Ernst Happel eigenlijk?

“Een ongelooflijke kerel! Ik ontmoette hem voor de eerste keer in gezelschap van zijn hond, een buldog. Hij geleek er op! Hij trok zich van niets iets aan. Eddy Warrinnier, onze verzorger, was eerder de manager van de ploeg. Hij moest de hotels, de bus en het eten regelen. Mathieu Bollen, de hulptrainer, gaf de trainingen. Happel keek van op een afstand toe en floot op zijn vingers als er iets niet naar zijn zin was. Hij beperkte zich tot sigaretten roken, zuipen, hoesten, van zijn kloten maken, de ploeg opstellen en de tactiek bepalen. Daar was hij een kraan in, al duurde de bespreking voor een wedstrijd maar een kwartiertje, want hij ging ervan uit dat wij onze wil moesten opdringen aan de tegenstander en niet andersom. Hij repte met geen woord over onze tegenstrevers.

“Mathieu Bollen behandelde hij als een hond. Hij noemde hem dan ook zo: Hund du! Of een alternatief was: Limburgse mijnwerker! Mathieu lachte ermee, hij kende de Oostenrijker.

“Tijdens een afzondering in een hotel in Knokke nodigde hij gewoonlijk vrienden uit. Er werd de ganse nacht gekaart, waarbij minimum acht flessen cognac achterover werden geslagen. Edi Krieger en ik sliepen naast hem. Wanneer we hem al hoestend zijn kamer hoorden binnengaan, dan wisten we dat het ongeveer zes uur in de morgen was. Als je dicht bij hem mocht slapen, vooraan in de gang, dan was je bij de beteren. Sliep je achteraan in de gang, dan was dat geen goed teken, dan had hij geen hoge pet op van jou. Georges Leekens sliep achteraan in de gang… ( lacht)

“Van de oude garde mocht alleen Johny Thio blijven, Carteus en Axelsson moesten van Happel vertrekken. Hij vond Thio een goede voetballer, maar zijn te dikke bierbuik, daar kon de Oostenrijker niet tegen. Hij verplichtte Johny om met een korset te trainen en te spelen. Dat was helemaal geen gezicht ( lacht). Johny Tuborg heeft het zelf een beetje verbrod bij Happel. Op een avond maakte Thio een wandeling samen met Raoul Lambert, zijn kamergenoot. Ze zagen dat er nog licht brandde in de kamer van de trainer. De gordijnen waren niet helemaal gesloten en zo konden zij zien dat hij een pikant filmpje aan het bekijken was. Johny kon het niet laten om de deur open te duwen en te vragen of de Oostenrijker zich een beetje amuseerde. Happel zei geen woord, maar zijn ogen kogelden de indringer bijna dood. Die avond zijn ze zeker geen betere vrienden geworden. Happel was inderdaad een liefhebber van seksfilmpjes. Hij was een trouwe klant in Cinema Rialto, een bioscoop gespecialiseerd in zulke films, hij had er een abonnement. ( lacht)

“De maandag en dinsdag mochten Krieger en ik van hem uitgaan en zuipen, geen probleem. Er was geen enkele controle. Van Happel mocht alles in de week, behalve als we ’s woensdags Europees moesten spelen. Hij was zelf zo geweest als speler, ze noemden hem ‘de playboy’ in zijn thuisland, maar hij was wel een van de beste spelers aller tijden van Oostenrijk. Dat zagen we op training, als hij een balcontrole met zijn kont voordeed ( lacht). Zo zie je maar dat alles kan als de resultaten maar goed zijn!”

Lege benzinetank

Ondanks alles vond je hem een goede trainer?

“Ja, omdat we tijdens de week trainden zoals we ’s zondags moesten spelen. Geen vervelende tactische besprekingen. Gewoon onze namen op het bord! Geen pijltjes of looplijnen of andere onzin. Wij moesten gewoon het spel maken van hem, dat was het. Alleen Georges Leekens had een opdracht. Die mocht niet over de middenlijn komen. Gebeurde dat wel, dan kreeg hij 5.000 frank boete. Tijdens de rust vroeg Georges lachend of hij naar de andere kant van het veld mocht zonder boete om van kant te wisselen. Happel kon er niet mee lachen, hij was woedend. ‘ Scheissekerl, gehe spielen!’, schreeuwde hij.

“Na de match gaf hij geen complimenten aan zijn spelers, maar hij slingerde ook niet met verwijten. Je stond er dan gewoon niet meer bij de volgende wedstrijd, daarmee was de kous af. Enkele spelers hadden werkelijk schrik van hem. De ergste was Julien Cools, die was mentaal een beetje broos. Op trainingskamp had hij altijd heimwee. Hij at bijna niets, alleen het ontbijt. Frietjes zouden er nog bij gekund hebben, maar Happel haatte frieten en die waren dan ook streng verboden! Maar Julien sliep wel vooraan in de gang, als je begrijpt wat ik bedoel.

“Eenmaal heb ik de Oostenrijker bijna zien huilen. Dat was de dag wanneer het dochtertje van Cools werd aangereden door een auto en overleed. Daar was hij een paar dagen kapot van! Sentiment hadden we van hem niet verwacht, maar je ziet maar…

“Het lievelingetje van Happel was Raoul Lambert. Hij moest bijna niet trainen, anders had hij geen spieren meer over de zondag ( lacht). Raoul Lambert was onmisbaar voor ons en de Rode Duivels, ik begrijp niet waarom hij nooit de Gouden Schoen heeft gekregen, een echte schande is het!

“Mathieu Bollen was een toffe gast, maar wel een beetje een kontlikker. Tijdens een oefenkamp in het Duitse Taunusgebergte was ons hotel in het dal, maar de oefenvelden lagen bovenop een berg. Elke morgen moesten we die berg oprennen, gevolgd door Bollen op een brommer. Happel ging met de bus naar boven. De spelers waren het kotsbeu dat Bollen steeds maar aan het tieren was. Hij viseerde altijd Krieger, Lambert en mijzelf. Wij waren de rokers van de ploeg en Mathieu had er denkelijk plezier in om ons te jennen. ‘Sneller, sneller! Stoppen met roken, jongens!’, riep hij constant met een grijns op zijn gezicht. Na een training moesten we van Happel ook nog eens naar beneden lopen. Toen Bollen nog een tijdje met de trainer stond te praten, maakten we van de gelegenheid gebruik om de benzinetank van zijn brommer leeg te zuigen met een darm die we hadden meegenomen uit het hotel. Terwijl we ’s avonds al aan het eten waren, zagen we de hulptrainer in de verte afkomen, de brommer hijgend voortduwend. Toen Bollen bezweet het restaurant binnenkwam, vroeg ik hem of hij voor ons om sigaretten was geweest in het dorp. Happel keek streng naar de Limburger en zei: full idiot!”

Het moet niet gemakkelijk geweest zijn om Ernst Happel op te volgen na al die succesvolle jaren.

“Neen, natuurlijk niet, maar Club Brugge had geen slechtere keuze kunnen maken. Het werd de Hongaar Andras Beres, een oud-trainer van Anderlecht. Hij deed niets anders dan spreken over de Brusselaars. Dat hing de spelers serieus hun voeten uit. We beleefden een harde winter in januari, vijftien centimeter sneeuw. De Hongaar vond er niet beter op dan baloefeningen te doen op een onbespeelbaar veld. Drijven van de bal! ( lacht) De bal was na een tijdje bijna een sneeuwman geworden. René Vandereycken was het beu en trapte het leder met sneeuw en al over de omheining van het oefenveld, in een of andere tuin, ging naar de trainer en zei: ‘Voor mij is de training gedaan, tot morgen.’ Maar laten we zwijgen over Beres, die sukkelaar… Ander onderwerp!”

In 1979 kwam Grijzenhout, de trainer van Cercle.

“Goede trainer, goed mens, maar te braaf. Hij luisterde naar zijn spelers en hield rekening met onze mening qua opstelling en tactiek. We speelden in 1980 dan ook kampioen. De problemen zijn het volgende jaar gekomen, na onze Europese uitschakeling tegen Basel. Han Grijzenhout had familiale problemen. Hij woonde met zijn dochters in Brugge, zijn vrouw verbleef in Lokeren. Haar huis werd eens helemaal in het zwart geschilderd. Wie daar verantwoordelijk voor was, blijft mij een raadsel. Kwatongen beweren dat het Clubsupporters zouden geweest zijn. Grijzenhout is de enige trainer met wie ik nooit in de clinch heb gelegen, dat is een unicum… ( lacht)

De Fransman Gilbert Gress was de volgende…

“Die was buiten gegooid bij Racing Straatsburg omdat hij een relatie had gehad met de vrouw van de voorzitter. Toen hij de eerste keer in onze kleedkamer kwam, dachten wij dat hij eerder een verhouding had gehad met de voorzitter… ( lacht) Hij kwam binnen met een sacoche over zijn schouder, met lange wapperende manen. Hij kende helemaal niets van het Belgische voetbal. Hij werd vrij laat binnen gehaald, enkele dagen voor de eerste match van de competitie, een uitwedstrijd tegen Winterslag. Bij de bespreking voor de wedstrijd verscheen hij met een exemplaar van Sport 70 onder zijn arm. Spijtig genoeg was het magazine twee jaar oud en de helft van de Winterslagspelers zaten bij een andere ploeg. We lieten hem maar lullen. We speelden 0-0, een mirakel, waarschijnlijk dankzij de tactische bespreking… ( lacht)

“De maandag na de wedstrijd hadden we een uitlooptraining. 24 rondjes rond het Olympiacomplex, de oefenvelden inbegrepen. Dat gaat helemaal fout, dacht ik! Tijdens de dinsdagtraining moesten we verzamelen op het oefenterrein. Na een kwartier wachten kwam Gress aangeslenterd, niet met een sacoche over zijn schouders, maar met een net ballen, die hij in de middencirkel deponeerde. Hij deelde de groep in twee delen. 20 rondjes lopen, training gedaan. Waarom hij die ballen had meegebracht was mij een raadsel, ze liggen er misschien nog… ( lacht) De woensdag hadden we een vrije dag. Donderdag kwam hij weer het oefenveld op met een net ballen, deponeerde die in de middencirkel, deelde de groep in twee delen, 20 rondjes lopen, training gedaan. Nog altijd geen bal geraakt. Vrijdag lichte uitlooptraining zonder bal.

“Ik had al veel meegemaakt, maar dit? Ik had als keeper de ganse week nog geen bal gepakt! ’s Zaterdags thuiswedstrijd tegen Club Luik: 3-4 verloren. Na de wedstrijd had de Fransman kritiek op mijn prestatie. Ik zei hem dat ik inderdaad had gespeeld zoals ik tijdens de week had getraind: geen ballen gepakt… Maar ondanks alles veranderde hij zijn trainingen niet. Ik ben naar het Clubbestuur gestapt en eiste om ’s avonds met het tweede elftal te trainen. Ik wilde met die gek niet meer werken. Keeperstraining was hem onbekend. Het was zover gekomen dat ik op de eerste training met de invallers een bal kuste, ik had hem zo gemist.”

Maar de lijdensweg was nog niet ten einde, toen kwam Spitz Kohn van FC Twente.

“Amai, amai! Het begon al tijdens het eten, we hadden nog niet één keer getraind. Iedereen zag scheel van de honger, alles stond op tafel, maar we moesten wachten tot het meneertje ‘smakelijk’ zei. Pas dan mochten we eraan beginnen. Slechte start! Ik voelde mij net een schooljongen op internaat. Zijn trainingen waren wel goed, maar ze bleven maar duren, tweeënhalf uur, zelfs op een modderveld de dag voor een competitiewedstrijd of de dag na een Europacupwedstrijd in Moskou na een vermoeiende vliegtuigreis. Het resultaat: enorm veel blessures in de ploeg. Je mag raden waardoor! Daarom waren we blij dat hij werd doorgestuurd. Het was nu absoluut tijd voor verandering bij Club. En wie smeten ze dan binnen? De visboer uit Antwerpen, Rik Coppens!”

Een toffe vent toch?

“Hij nam op de training de vrijschoppen zelf! Mijn Deense vriend JanSörensen vroeg hem eens of hij de zondag ook ging meespelen en stapte op, want hij kreeg van Rik niet de kans om er zelf eentje te nemen.

“De dag voor een wedstrijd werd een vijftal spelers naar zijn bureau geroepen om te helpen met de ploegopstelling. Op het laatste waren we al met negen, er was bijna geen plaats meer voor Rik in het kleine kantoortje ( lacht).

“We speelden zelfs 3-3 gelijk, uit tegen het grote Tongeren. In die wedstrijd kreeg ik een gestrekt been tegen mijn neus. Onze dokter heeft mij toen in de kleedkamer genaaid, maar hij moest wel eerst tweecognacs achterover slaan om zich moed in te drinken.

“De Antwerpse arrogantie botste vrij vlug met de Brugse boerenmentaliteit en Rik Coppens werd bedankt voor bewezen diensten en vervangen door de hulptrainer, Raymond Mertens, die ons dat seizoen gelukkig behoedde voor de degradatie naar tweede klasse.”

Een aangetekend schrijven

En toen kwam de Führer, George Kessler!

“Eindelijk een goede trainer met klasse. Hij kende direct de leiders van de groep: Sörensen, Jan Ceulemans en ikzelf. Wij kwamen goed overeen en er waren dan ook weinig problemen. Hij reorganiseerde alles binnen de club, te beginnen met het bestuur! ( lacht) Er kwam ook een spelershome. Hij wilde van blauw-zwart een echte profclub maken, wat niet ging zonder slag of stoot. In twee seizoenen zette hij Club Brugge weer op de Europese voetbalkaart.

“Wie hij was, daar kwamen we snel achter, na een vriendenmatch, uit tegen de 1. FC Köln. We mochten na de wedstrijd van Kessler het hotel niet uit. Naar goede gewoonte lapten de Clubspelers dat verbod aan hun laars, bestelden taxi’s en trokken tot in de late uurtjes de stad in. De Duitser was erachter gekomen en bood prompt zijn ontslag aan. Hij wilde met dat ongedisciplineerd zootje niet meer werken, hij eiste meer respect en spelers die hij kon vertrouwen. Michel Van Maele kon hem gelukkig overtuigen om te blijven. Ik zei tegen Kessler: zo is Club Brugge en zo zal Club Brugge altijd blijven! De oude spelers kregen veel vrijheid van Kessler, dat had hij goed ingeschat. Ik moest van hem Pascal De Wilde, later Europacupwinnaar met KV Mechelen, chaperonneren wanneer hij een pintje ging drinken. Toen ik eens naar het toilet was, nam De Wilde zijn bromfiets en vertrok. Een paar honderd meter verder reed hij in de vitrine van een drogisterij. Je had hem moeten zien liggen tussen de borstels.”

En dan kwam je vriend Henkie.

“Henk Houwaart was een goede vriend. Toen hij nog trainer was van Cercle ging ik dikwijls een pintje drinken in De Chalet op de platse en ik ben vaak met hem op stap geweest. Voor mij was het dus delicaat toen hij trainer werd van Club. Mijn probleem was: hoe moet ik hem aanspreken? Daarom ging ik voor de eerste training naar hem toe en vroeg hoe ik hem moest noemen voor de groep. Hij antwoordde: ‘Hou het maar bij trainer.’ Maar onder vier ogen noemde ik hem gewoon Henk.

“Hij was een trainer met lef. Hij deed mij dan ook denken aan Ernst Happel. Zijn motto was: aanvallen is de beste verdediging. Hij heeft het dan ook waargemaakt, zowel Europees als in België. Ondanks de goede uitslagen noemden de spelers de tijd onder Henk Houwaart de stappenperiode.”

Hoe is je afscheid bij Club Brugge verlopen?

“Na veertien jaar bij Club kreeg ik gewoon een aangetekend schrijven in mijn brievenbus, met de woorden: bedankt voor bewezen diensten, blablabla, en op het einde van de brief: wij wensen u veel succes met uw verdere loopbaan. Dat was het. Dat heeft mij erg gekwetst en ik ben dan ook vier jaar weggebleven op Club Brugge, want ik was bang dat ik misschien iemand van het bestuur op zijn smoel zou slaan.”

Wat heb je na je loopbaan als voetballer gedaan?

“Ik ben een beetje in een zwart gat gevallen. Voetbal was ik kotsbeu, mijn familie interesseerde mij niet meer, ik ging veel op café, troost zoeken die ik nooit vond. Werk vinden was ook moeilijk, want voetballers worden beschouwd als mensen die niet kunnen werken. Eindelijk was het toch gelukt. Ik vond iets in de haven van Zeebrugge, transport van Mercedessen. Ondertussen was ik weer actief in het voetbal, namelijk als jeugdtrainer en keeperstrainer van Varsenare, een provinciaal ploegje.

“Dan ben ik beginnen te sukkelen met mijn gezondheid. Onverwachts werd ik onwel en ben ik flauwgevallen. Ze hebben mij naar de spoed gebracht, waar hartritmestoornissen werden vastgesteld. Het plaatsen van een pacemaker was de enige oplossing. Ik leef nu van een invaliditeitsuitkering en mijn vrouw werkt in een frituur.”

Het voorstel van Bayern

Wat is je mening over de huidige doelwachters?

Simon Mignolet is voor het ogenblik de beste keeper van België. Mijn vraag is of hij wel genoeg ambitie heeft. Waarom vertrekt hij naar een degradatiekandidaat in Engeland? Ik had voor PSV gekozen.”

En Stijn Stijnen?

“Hij moet niet denken dat ik persoonlijk iets tegen hem heb, verre van, maar ik vraag mij af of hij technisch goed genoeg is.”

Wie waren de besten onder je oude collega’s?

Jean-Marie Pfaff was tweede beste keeper aller tijden. Ik heb hem eens duchtig laten schrikken. Ik kwam hem tegen in een discotheek in Kopenhagen na een Denemarken-België. Hij vertelde mij fier dat Bayern München hem had gecontacteerd voor een eventuele transfer. Ik zei: ‘Jou ook? Mij hebben ze een week geleden gebeld met een voorstel en ik heb gezegd dat ik wilde komen op voorwaarde dat jij tweede keeper werd.’ Pfaff schrok zich een bult en droop af. ( lacht)

Michel Preud’homme was de derde beste keeper aller tijden.

“De beste keeper aller tijden zit hier misschien bij jou aan tafel, en het is zeker niet de fotograaf. ( lacht)”

Volg je het huidige Club Brugge nog?

“Natuurlijk. Zolang mijn pacemaker nog werkt, zal mijn hart voor blauw-zwart blijven kloppen! ( lacht)”

door gille van binst – beelden: reporters

“Vandereycken trapte de bal over de omheining en zei: voor mij is de training gedaan.”

“Ik vraag me af of Stijnen technisch goed genoeg is.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content