Na een stevige start kent de Fransman Teddy Chevalier een lichte terugval. Maar de flankaanvaller wil constanter presteren en met Zulte Waregem zeker bij de eerste zes eindigen. ‘We moeten durven meestrijden voor een Europa Leagueticket.’

L ‘avenir au présent, une ville en mouvement“, zo luidt de boodschap van de campagne die het Noord-Franse Denain, in het arrondissement Valenciennes, al een tijdje aan zijn inwoners meegeeft. Het vernieuwde commerciële centrum van de stad, bekend om zijn jaarlijkse wielerwedstrijd, staat al vier jaar in schril contrast met de verpauperde arbeiderswoningen een beetje verder. Vooral Maghrebfamilies slenteren door de nauwe straten, een verpauperd en leegstaand fabrieksgebouw herinnert aan de moeilijke economische tijden die deze regio meemaakt.

Het is in de Résidence Jacques Brel, een aparte buitenwijk in de nabijheid van de groene long met centraal het voetbalveld van FC Denain, dat Teddy Chevalier (22) samen met zijn twee broers en evenveel zussen opgroeide. Wanneer we, door een misverstand bij de rotonde, even verder aanbellen bij hetzelfde huisnummer, ontmoeten we per toeval een ex-trainer. “Ik coachte hem nog bij de kadetten van US Denain”, weet Jean-Marie Mar-chand. “Een geweldige speler, alleen jammer dat het in zijn hoofd niet altijd goed zat. Vraag het hem maar eens.”

Wat bedoelt hij daarmee?

Teddy Chevalier: “Tja, als je jong bent, doe je soms wat domme dingen met de vrienden, hé. ( grijnst) Zoals iedereen. Belletjetrek, wat opstootjes, zulke zaken. Niet dat ik vocht. Het gebeurde wel eens dat er een wedstrijd werd stilgelegd door verwijten naar de scheidsrechter. Maar het verstand komt met de jaren.”

Klopt het dat je bij de jeugd ooit eens een owngoal maakte uit onvrede tegenover je trainer, omdat je absoluut gewisseld wilde worden?

“Inderdaad, ik heb nu eenmaal een sterk karakter. Op het veld ben ik nerveus en koppig. We ondergingen die wedstrijd, daar hield ik niet zo van. Ik was het gewoon om dominant te voetballen. Bovendien kreeg ik van mijn ploegmaats bijna geen enkele bal, wat me kwaad maakte. Mijn vraag om een vervanging werd geweigerd. Bij een vrije trap kwam de bal perfect op mijn hoofd terecht en verdween in de winkelhaak. Ik verliet het veld. Aan de rust smeekte men mij in de kleedkamer om toch nog verder te doen. Ik scoorde nog driemaal, die dag in totaal vier goals. Een unicum voor een afscheidsmatch.”

Wat waren de gevolgen van die impulsieve ingeving?

“Toen ik de dinsdag op training verscheen, kreeg ik van de clubleiding te horen dat ik niet langer moest komen. Eigenlijk moet ik blij zijn dat ze me toen ontsloegen. Anders was ik misschien nooit bij een ander team terechtgekomen en speelde ik nu nog bij US Denain. Dat moest gebeuren, ik beschouw het nog altijd als het (nood)lot.”

Heb je een stevige persoonlijkheid nodig om te overleven in het voetbal?

“Moeilijk te zeggen, je mag niet veralgemenen. Dat verschilt sterk. Er zijn ook jongens met een zachte en vriendelijke inborst die slagen. Ik beschouw mijn karakter als een surplus, een innerlijke kracht. Eric Cantona was het typevoorbeeld van een supervoetballer met een rebels kantje. Een mooie inspiratiebron. Dergelijke mannen kom je nog zelden tegen. Eenmaal op een terrein wil ik winnen, dan wordt voetbal oorlog. ( lacht) Daarnaast ben ik een rustige gast.”

Zeg je nu nog altijd meteen wat je denkt?

“Meestal wel. Ik schaam me er niet voor om rechtuit te zijn. Is iemand dan niet tevreden, dat blijft mij hetzelfde.”

Respectloos

Was dat een belemmering om door te breken bij Cambrai?

“Nee, eerder een kwestie van omstandigheden. Ik zat aanvankelijk bij de junioren, maar ik mocht meteen doorschuiven naar de CFA2-ploeg. Daar ontplofte ik: op tien wedstrijden was ik goed voor zeven doelpunten. Valenciennes vond dat voldoende. Ik werd bij de invallers topschutter met achttien goals in de CFA. Maar dat interesseerde hoofdtrainer Antoine Kombouaréniet. Ik kreeg een amateurcontract, wat ik weigerde te tekenen. Mijn ontgoocheling was groot, want ik werd behoorlijk respectloos behandeld. Het was vanaf mijn zesde mijn droom profvoetballer te worden. Het liefst bij RC Lens. Ik ben evenveel waard als de spitsen nu van Valenciennes. Luigi Pieroni werd genomineerd voor de Loden Schoen, als absolute flop, niet ik. Kortom, die pagina heb ik snel omgedraaid. Nog altijd heb ik er geen spijt van dat ik toen koos voor een volwaardig profcontract bij FC Gueugnon.”

Waar de man die je haalde, Alain Ravera, in oktober al werd doorgestuurd.

“Heel frustrerend. Zeker als dan blijkt dat zijn opvolger, Alex Dupont, al zijn hoop stelde op de anciens. We stonden laatste, verloren bijna alles, maar ik bleef op een zijspoor zitten. Op basis van mijn inzet kreeg ik nog vijftien duels mijn kans, maar ik scoorde niet. In mijn hoofd zat het niet goed, de twijfel woekerde te fel. Ik haalde een dramatisch niveau. Eigenlijk kreeg ik nooit een volwaardige kans.”

Je moest dus zwaar afzien om te komen waar je nu bent?

“Absoluut. Ik was amper twintig en zat alleen in Gueugnon, op zeshonderd kilometer van mijn familie en vrienden. Hun steun had ik hard nodig. Even overwoog ik zelfs om mijn overeenkomst te ontbinden en te stoppen met voetbal. Ook al is die sport mijn hele leven. Die voorzitter van US Denain wou me terug, ik kon zelfs een job krijgen op het gemeentehuis, bij mijn vader. Of een job als lasser, het diploma dat ik behaalde.”

Je maakte geen enkel doelpunt op anderhalf jaar tijd in de Ligue2 en National.

“Ik was mijn plezier volledig kwijt en had alles gegeven. Als prof werd ik teruggezet naar de amateurs. Een zware vernedering. Er moest een oplossing worden gevonden. Gelukkig was er nog Stéphane Coqu, de doelman van Boussu-Dour. Hij bracht me in contact met André Arbonnier, de voorzitter die ooit nog in Denain voetbalde. Hij wilde me een nieuwe kans geven en herlanceerde mijn carrière in januari van dit jaar. Toen ik mijn tweejarig contract tekende, vertelde de president me dat ik na een half- jaar al zou overstappen. Zo veel vertrouwen had hij.”

Michel Wintacq sprak nochtans van een psychologisch delicate toestand waarin hij je aantrof bij aankomst?

“Wat wil je? Zoals een gevangene trok ik vanaf begin december op mijn kalender streepjes om de dagen af te tellen bij Gueugnon. Bovendien kwam ik terug uit blessure, want ik had een maand lang gesukkeld met pubalgie. Ik miste duidelijk ritme en kwam meteen in de voorbereiding op de tweede seizoenshelft terecht. Fysiek was het erg zwaar, die beginperiode. Na een zekere aanpassingsperiode, vooral de duels bleken echt bikkelhard, haalde ik mijn echte niveau tijdens de promotie-degradatieduels van tweede en derde klasse tegen VW Hamme.”

Waar je over twee duels door vier verschillende mensen van Zulte Waregem onder de loep werd genomen?

“Alles raakte in een stroomversnelling na die heenwedstrijd. Scout Eddy Mestdagh vroeg me hem te bellen voor een afspraak, in de return overtuigde ik ook de andere volgers. Drie dagen later zat ik samen met mijn schoonbroer – die optreedt als zaakwaarnemer – al aan tafel voor de besprekingen. Dat was echt kort op de bal spelen.”

Extasemoment

Je stelde echter een voorwaarde?

“Ik wilde de trainer, Francky Dury, absoluut persoonlijk ontmoeten en spreken. Hij moest me leren kennen. Via de telefoon, dat is veel te onpersoonlijk. Bovendien had hij me nooit zien spelen. Daarom wilde ik graag uit zijn mond horen wat hij exact van me verwachtte. Anders begin je sowieso met een bepaalde handicap. Hij volgde me dan wel tijdens de finale van de eindronde tegen Zaventem. Zijn enthousiasme was blijkbaar groot, want hij gaf manager Vincent Mannaert direct de wenk mij snel te contracteren. Hij wilde me absoluut, voor mij een gunstig signaal en de bevestiging dat ik belangrijk kon zijn voor het team. Zijn woorden bevielen me.”

Opnieuw toonde voorzitter Arbonnier zijn gouden hart, want je was niet vrij maar mocht toch vertrekken voor een zacht prijsje.

“Ik ben die man nog heel wat verschuldigd. Hij haalde me uit het slop en verklaarde altijd dat mijn individuele belang de voorrang kreeg op dat van de club. Zoiets hoor je niet vaak meer in het moderne voetbal. Ik kan altijd bij hem terecht, voor advies of hulp. Hij vertolkt een belangrijke rol in mijn leven. Soms gaan we samen naar Lens kijken.”

Was dat niet je ambitie, daar ooit eens te spelen?

“Absoluut. Ik ben niet gulzig. Mij zal je nooit horen zeggen dat ik graag eens zou uitkomen voor Manchester United. Lens krijgt sowieso de voorrang op Valen-ciennes, door mijn ontgoocheling over hun houding in het verleden. Maar op een volwaardig contract spuw je niet.”

En daarom deed je dat wel in de richting van je trainer daar?

“Helemaal niet. Van waar haal je dat verhaal?”

Van mijnheer Marchand, laat maar. Je speelde afgelopen zomer een oefenduel op Valenciennes. Wat dacht je die dag?

“Het was de eerste datum die ik aankruiste toen ik mijn oefenprogramma meekreeg: 22 juli, ik weet het nog heel goed. Ik wou die match voor geen geld missen. Ik vertrok met de gedachte dat ik moest scoren. Een obsessie. Hoewel ik op de bank begon door het rotatiesysteem, lukte het me toch in de tweede helft. We wonnen met 1-2. Ik wilde vooral hun ongelijk bewijzen en revanche nemen, de voorzitter zat in de tribune. Ook een groot deel van mijn familie was aanwezig. Een extasemoment, echt puur geluk.”

Hoe groot was de verrassing dat je na amper zes maanden derde klasse al meteen de overstap kon maken naar het hoogste niveau in België?

“Heel groot, omdat ik mentaal en fysiek een lange weg aflegde. Ik miste bij Boussu de eerste weken frisheid, waardoor ik sommige opgelegde kansen de nek omwrong. Gelukkig bleef ik sterk geloven in mezelf en kwam ik, dankzij de trainer én voorzitter, over dat dode punt heen. De trainer prikkelde me met een plaatsje op de bank – verschrikkelijk! – om me wakker te schudden. Ik werd gedwongen te reageren.”

Bij Zulte Waregem nam je een turbostart tijdens de voorbereiding. Bewust?

“Nee, niet speciaal. Ik had tijdens de zomerstop wel wat gelopen, maar niet specifiek meer dan anders. Eerlijk, en zonder te liegen: het was mijn doel om dit seizoen zo veel mogelijk bij de achttien te raken. Omdat ik totaal geen benul had van het niveau. Het was een stap in het onbekende. Pas op de derde speeldag, thuis tegen Cercle, begon ik als titularis. Het begon direct goed te lopen en ik kreeg het vertrouwen van de coach. Ik doe er alles aan om mijn basisplaats te behouden.”

Je kan zeker niet klagen. Toch werd je onlangs door Dury even in zijn bureau geroepen, voor een goed gesprek, omdat je net als Makiese en Taravel dreigde op wolkjes te lopen. Was dat gesprek nodig?

“Misschien. De coach kijkt naar de ploeg en niet naar het individu. We moeten constant werken voor elkaar en alles geven. Anders heb je problemen. Hij zette me tegen Moeskroen en Club Brugge negentig minuten op de bank. Een correcte ingreep, maar ik werd er zenuwachtig van. Zeker als het publiek je naam scandeert. De coach wilde echter een reactie uitlokken, omdat hij vond dat ik te veel op mijn lauweren rustte. Hij had gelijk, ik durf dat toe te geven. Onze groep heeft nood aan de strenge hand van Dury. Hij laat niemand met rust, zit er kort op tijdens de trainingen en wedstrijden. Een nederlaag tegen Roeselare, door onderschatting, dat pikt hij niet. Die veeleisendheid van de coach moet ook, als we bij de eerste zes willen eindigen. Meer zelfs, we moeten durven meestrijden voor een Europa Leagueticket. Dury is net als Guy Roux bij Auxerre: een sterke persoonlijkheid, die spelers vormt en fel verbonden is met de club. Het is zijn weg die je moet volgen. Geen probleem voor mij. Hij is dé patron. Als hij praat, zet ik mijn sterk karakter opzij en zwijg ik. De trainer kan me nog veel bijbrengen: een heel goede voetballer worden. Ik hoop zelfs: een topspeler. Daarom luister ik ook goed.”

Jean-Pierre Papin

Bij Boussu-Dour fungeerde je als diepe spits, waar je het verschil maakte met je snelheid en doelgerichtheid. Dury posteert je het liefst op de flank, met als argument dat ook David Villa bij Valencia en Thierry Henry bij Barcelona daardoor het gevaarlijkst zijn.

“Dat maakt me weinig uit. Onder Wintacq speelde ik als nummer 9, nu vaak als 7. Ik kan leven met die optie. Wat Ernest Nfor centraal doet, dat kan ik niet. Hij is veel balvaster, ik moet het toch meer van mijn diepgang hebben. De trainer vindt dat onze ploeg polyvalente voetballers moet hebben. Hij heeft honderd procent gelijk. We werken ook veel op automatismen. Een pass moet zuiver in de voet zijn, dat wordt vaak herhaald. Het is de basis van het voetbal. Op dat vlak boekte ik al aardig wat vooruitgang, want ik was daar vaak onzorgvuldig in.”

Je werd door Dury ook al wel eens vergeleken met Jean-Pierre Papin?

“Omdat ik ook uit alle mogelijke hoeken naar doel trap. Toen hij nog voetbalde, was ik heel jong. Maar via mijn oudste broer Frédéric leerde ik hem kennen. Ik heb hier zelfs nog een videocassette liggen met beelden. Er zitten gelijkenissen tussen zijn acties en de mijne.”

Wil je graag het voorbeeld volgen van Franck Berrier?

“Natuurlijk. Ik hoorde dat hij vorig seizoen goed was voor zestien assists. Kan ik even goed doen, door te scoren en veel beslissende passes te geven, dan zal ik heel tevreden zijn.”

De wisselwerking met Berrier op rechts verloopt fantastisch goed.

“We vormen een goed en gevaarlijk duo. Franck gidst mij, met zijn ervaring, en stuwt me op het veld naar een hoger niveau. Zo eenvoudig ligt het. De onderlinge communicatie is top, we voelen elkaar goed aan. Ik praat veel met hem, luister naar zijn tips inzake positiespel bij balverlies. De kwaliteit van zijn passing is super, ik voeg daar mijn explosiviteit op de eerste meters en diepgang aan toe. Vandaar de complementariteit.”

door frédéric vanheule beelden: michel gouverneur (reporters)

Ik beschouw mijn karakter als een surplus.

Eric Cantona is een mooie inspiratiebron.Zoals een gevangene trok ik streepjes om de dagen af te tellen bij Gueugnon.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content