Vijf jaar nadat hij voor het laatst een Anderlechtshirt droeg, keerde Sherjill MacDonald terug naar België. De Nederlander, voor zes maanden uitgeleend aan Roeselare, miste zijn rentree niet.

Een vroeg lentezonnetje werpt een langgerekte schaduw over de oefenvelden op Schiervelde. Er is behoorlijk wat volk opgedaagd voor de namiddagtraining van KSV Roeselare. De redding is nog verre van zeker, maar uit de commentaren langs de lijn stijgt een zeker optimisme op. Ook op het trainingsveld lijkt de sfeer opperbest, met Dennis van Wijk in de rol van orkestmeester. De Nederlander brult en schreeuwt erop los, maar staat enkele seconden later al weer te gekscheren met wat spelers.

Tijdens de afwerkingsoefeningen blinken vooral Ivan Perisic en Sherjill MacDonald uit, sinds de winterstop dé aanvallende sterkhouders van Roeselare. De Kroaat was al goed voor vijf competitiegoals, maar ook MacDonald kan met vier doelpunten en drie assists aardige statistieken voorleggen.

Terwijl de spelers na de training de kleedkamer binnensloffen, worden we beleefd maar vriendelijk begroet door ‘ Mackie‘. Even de douche in en dan komt hij ‘gelijk’ voor het interview, zo vertelt hij ons. Van een enfant terrible – een imago dat MacDonald met zich meesleept sinds zijn passage bij Anderlecht – lijkt geen sprake meer. Zeven verschillende clubs in acht jaar tijd hebben de Amsterdammer (nog altijd maar 24) gepokt en gemazeld. Het gesprek over zijn grillige carrière leidt ons van Ajax over Duitsland en Engeland tot in Roeselare: “Ik heb als jonge speler al veel meegemaakt. Denk dus niet dat ik sinds Anderlecht geen progressie meer heb gemaakt: bij elke club won ik aan ervaring en leerde ik bij.”

Hoe ben je met voetballen begonnen? Begon je zoals veel Amsterdamse spelers met het ‘pleintjesvoetbal’, of is dat een cliché?

Sherjill MacDonald: “Dat cliché gaat grotendeels op bij mij: ik heb vroeger veel op straat gevoetbald. Eigenlijk was het Mbark Boussoufa die me in het pleintjescircuit geïntroduceerd heeft. Hij was en is een heel goede straatvoetballer en dat zie je nog steeds op het veld. Ik ben van nature meer een veldvoetballer, maar door hem ben ik meer aan mijn techniek gaan werken.

“Toen ik bij de jeugd van Ajax kwam, was ik zeven. Tot je elfde train je niet zo vaak, zo’n drietal keer per week. De dagen dat je vrij bent, blijf je voetballen, maar dan op straat.”

Was voetballer worden je enige droom?

“Sinds mijn vierde heb ik bijna elke dag gevoetbald, denk ik. Tot aan mijn zestiende volgde ik bij Ajax een programma waarin school en voetbal gecombineerd werden. Ik zat in een behoorlijk sterke lichting met Nigel de Jong, Daniël de Ridder, Wesley Sneijder, …”

En toch raakte je bij Ajax nooit aan een profcontract, maar koos je als zeventienjarige voor Anderlecht …

“Ik heb het gevoel dat ik bij Ajax nooit echt mijn kans heb gekregen. Ik had teams overgeslagen bij de jeugd, dus ik verwachtte dat ik als een van de eerste in aanmerking zou komen voor een echt contract. Maar heel wat andere jongens mochten wel tekenen en ik niet. Ik vond dat toen vrij respectloos en ben dan maar elders op zoek geweest. Anderlecht kwam op het goede moment.”

Jouw periode bij paars-wit was er een van ups en downs …

“Over Anderlecht wil ik liever niet meer praten, ik denk dat alles min of meer gezegd en geschreven is. Ik heb goede herinneringen aan die periode en die wil ik bewaren. Je mag niet vergeten dat ik toen nog jong was, het heeft geen zin om alles voortdurend weer naar boven te halen. Ajax en Anderlecht hebben in ieder geval een plaats in mijn hart. Ik heb er als voetballer mijn opleiding gekregen en het zijn de twee clubs die ik altijd blijf volgen.”

Hier in België blijft iedereen je over Anderlecht aanspreken, hoe vervelend vind je dat?

“Bwa … Toen ik deze winter in Roeselare aankwam, heb ik een paar interviewtjes gedaan, ook over Anderlecht. Ik snap wel dat iedereen wil weten wat er gaande is. Zo werd ik naar Studio 1 gehaald, waar dat fameuze ‘wekkerverhaal’ weer opdook ( Mac Donald versliep zich in 2003 voor de Champions Leaguewedstrijd tegen Lyon, nvdr). In de beginfase kon ik dat accepteren, maar na een tijdje krijg je wel het gevoel: ik ben bij Roeselare nu en de rest is voorbij.”

Uitlenen en invallen

Toen je bij Anderlecht op een dood spoor zat, werd je twee keer uitgeleend. Hoe beviel je dat?

“Eerst ging ik naar Heracles Almelo, toen in de Nederlandse eerste divisie. Daar ging het goed, ik was er basisspeler. Na de eerste helft van het seizoen raakte ik echter geblesseerd aan mijn knie en was ik vijf maanden out. Toch waren er ook mooie momenten: Heracles werd dat seizoen kampioen en promoveerde naar de Eredivisie.

“Het seizoen daarop werd ik door Anderlecht uitgeleend aan Hamburg. Eerst zat ik bij de A-kern, maar op een gegeven moment verzeilde ik bij Hamburg II. De tweede teams komen in Duitsland uit in de Regionalliga en dat was niet echt mijn soort voetbal. Er wordt zeer stevig gespeeld, veel schoppen en vliegen. Toch heb ik ook daar veel geleerd. Nu kan ik mij wat makkelijker breed maken, daarvoor had ik moeite om mijn lichaam te zetten. ( glimlacht)

“Na Hamburg verliet ik Anderlecht en keerde terug naar Nederland, naar AGOVV Apeldoorn. Een van de beste beslissingen van mijn leven.”

Waarom?

“Omdat ik bij AGOVV, in de Nederlandse eerste divisie, volop vertrouwen voelde. Toenmalig technisch directeur Ted van Leeuwen ( tegenwoordig aan de slag als hoofd scouting bij Vitesse Arnhem, nvdr) was een echte sleutelfiguur voor mij. Van het eerste moment is hij goed met mij omgegaan, hij weet wat voor soort voetballer ik ben, maar ook hoe ik als mens in elkaar steek.

Hoe belangrijk vind je het om vertrouwen te krijgen?

“Vertrouwen is ábsoluut cruciaal, voor iedere voetballer. Bij AGOVV lieten ze me spelen op de manier waarop ik dat zelf het liefst doe. Als je me een beetje vrij laat, dan ben ik op mijn best. Ik ben niet het type voetballer dat je zes of zeven taken moet meegeven. Er zijn natuurlijk wel opdrachten die je op het veld moet vervullen, maar in het aanvallen moet je me vrij laten. En daar heb ik de ruimte gekregen om dat te doen …”

Jouw prestaties bij AGOVV sprongen blijkbaar in het oog, want je wekte meteen de interesse op van West Bromwich Albion.

“Aanvankelijk ging ik op uitleenbasis naar Engeland, voor een half jaartje. Ik deed het blijkbaar niet slecht, want het seizoen daarna volgde nog een tweede uitleenbeurt. Uiteindelijk kon ik er een contract tekenen van tweeënhalf jaar.”

Dit seizoen zit West Bromwich in de Premier League. Verder dan een paar invalbeurten ben je in de heenronde niet geraakt. Heb je het gevoel dat je genoeg kansen hebt gekregen?

“Tja … ( zucht). Ik heb er wel gespeeld, maar ik zie ‘een kans krijgen’ als mogen starten aan een wedstrijd of zelfs een paar wedstrijden. Ik mocht af en toe als invaller opdraven, maar dan werd er van mij altijd nét iets meer verwacht. Ik moest bij wijze van spreken meteen drie man voorbij, terwijl iemand anders maar één mannetje moest nemen. Dat gevoel had ik toch. Sommige spelers vallen makkelijk in en pikken geregeld hun doelpuntje mee. Ik ben meer een voetballer die een paar wedstrijden nodig heeft, om echt op gang te raken.”

In interviews benadrukt de manager van West Bromwich, Tony Mowbray, nochtans altijd dat hij sterk in jou gelooft.

“Oké, maar aan de andere kant kreeg ik weinig speeltijd. Ik heb een goede band met Tony Mowbray en met assistent Mark Venus, maar als ze oordelen dat ik zoveel moet brengen, dan verdien ik ook een eerlijke kans om wedstrijden te spelen.”

De factor-Van Wijk

Waarom koos je deze winter voor Roeselare?

“Ik heb bewust voor Roeselare gekozen, want er waren ook aanbiedingen uit Nederland en Engeland. Ik kende de club van naam, ze hebben hier nog enkele Europese wedstrijden gespeeld, niet? Maar het was vooral Dennis van Wijk die me overtuigd heeft. Ik zie dit absoluut niet als een stap achteruit. Je wil gewoon op dat veld staan, dat is het enige waar je aan denkt.”

Bij Roeselare moet je vaak wat terugzakken en zelf de bal komen ophalen op het middenveld. Niet evident als spits …

“Dat hoort erbij. In functie van het team heb ik daar eigenlijk geen probleem mee. Ook op positioneel gebied heb ik geleerd me aan te passen: vroeger kon ik alleen maar naar voren denken, maar op dat gebied evolueer je als speler.

“Trouwens, bij Roeselare is er heus wel wat kwaliteit: spelers als Mama Dissa, Joeri Dequevy, Arturo ten Heuvel en natuurlijk Ivan Perisic … Dat kan echt een grote voetballer worden, het is leuk dat we elkaar zo goed vinden op het veld.”

Je noemt allemaal aanvallend ingestelde spelers. Is de verdediging de achilleshiel van het ‘nieuwe’ Roeselare?

“Het is als spits natuurlijk nooit leuk dat je het verschil forceert, maar meteen daarna op een tegendoelpunt loopt. Langs de andere kant doet iedereen hier zijn stinkende best, ook de verdedigers, daar ben ik van overtuigd. Het heeft geen zin om bij een tegengoal schuldigen te gaan zoeken, je moet gewoon verder voetballen en proberen zo veel mogelijk te scoren.”

Je zegt dat je bij elke club wel iets bijgeleerd hebt. Wat blijft je tot nu toe bij van je tweede passage in België?

“De coach en zijn ongelooflijk doorgedreven wil om te winnen. Je had Dennis van Wijk moeten zien na de wedstrijd tegen Bergen, waar we in de laatste tien minuten de overwinning naar ons toe trokken. Hij was echt niet te houden in de kleedkamer ( lacht). Hij wil zó graag winnen dat hij die mentaliteit uitstraalt op de groep. Dat verklaart ook het sfeertje dat hier hangt. In deze groep zitten een paar spelers die hier op huur- of leenbasis zijn, maar toch geeft iedereen het volle pond. De trainer houdt iedereen scherp, en dat moet wel. We strijden tenslotte voor het behoud.”

Het lijkt logisch dat Roeselare voor jou geen eindstation is. Hoop je na een sterke uitleenbeurt weer gelanceerd te zijn?

“Ik wil niet per se terug naar West Brom. Je speelt als voetballer om een transfer af te dwingen. Voor mij hoeft een terugkeer naar Engeland absoluut niet. Ik wil gerust ook in België of in Nederland aan de slag gaan. De Belgische competitie is heus zo slecht niet als jullie zelf soms beweren!” ( lacht) S

door bregt vermeulen – beelden: belga

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content