In de wurggreep van de angst voor valpartijen en de moordende Alpenritten zat de Tour twee en een halve week op slot, tot hij in de laatste dagen eindelijk ontplofte. Cadel Evans zette een uitroepteken achter zijn carrière, bij die van Andy Schleck wordt stilaan een vraagteken geplaatst.

Weinig mensen zullen Cadel Evans hun idool noemen, maar de wijze waarop hij drie weken lang op topniveau koerste en op beslissende momenten zijn verantwoordelijkheid nam, maakt van hem een meer dan verdiende eindwinnaar. Door zijn rijstijl en zijn apart karakter zal de Australiër altijd een antivedette blijven en nooit het charisma van het broederpaar Schleck bezitten, maar hij is hét voorbeeld van het jongetje dat een droom had en ondanks veel pech twintig jaar lang keihard knokte om die waar te maken. Net dát is de essentie van topsport.

“Tijdens het seizoen vergeet ik geen minuut dat ik een renner ben die de Tour wil winnen”, zei Evans in de Tourspecial van Sport/Wielermagazine. Het typeert de Australiër, die als geen ander passioneel en eenzaam voor zijn vak leeft en daardoor soms als een wereldvreemde, onvriendelijke man afgeschilderd wordt. Dat hij nerveus reageert als er iets misloopt, geeft de Australiër zelf toe, maar met tegenslagen leerde hij de voorbije jaren steeds beter om te gaan. Sinds zijn wereldtitel en zijn verhuizing naar BMC heeft stress veel minder vat op hem. Bij de ploeg van John Lelangue wordt hij immers gerespecteerd in zijn eigenzinnigheid en daar voelt Evans zich bijzonder goed bij. Niet toevallig zei hij na zijn Tourzege dat een mens “een product van zijn omgeving” is.

Die rust was dé sleutel tot zijn Tourzege. Bijzonder opvallend was ook het verschil tussen de Evans van de slottijdrit van 2008 en die van 2011, zoals in ‘De Avondetappe’ op NOS getoond werd. De renner die zich in 2008 van iedereen afschermde, deelde zaterdag voor de start vrolijk handtekeningen uit. Dat Thomas Voeckler de helft van de Tour het geel gedragen had, waardoor Evans lang in de schaduw van de Fransman, Alberto Contador en de Schlecks kon rijden, was in die zin een niet te onderschatten factor.

Op een superteam kon de ex-wereldkampioen de voorbije drie weken nochtans niet rekenen. Op het vlakke werd hij weliswaar vakkundig uit de gevarenzone gehouden, maar in de cols stond de BMC-kopman er moederziel alleen voor. Hij en niemand anders beperkte de schade toen Andy Schleck zijn offensief op de Izoard inzette, een vaststelling die zijn eindzege nog meer glans geeft. Het imago van neurotische, hautaine zweetdief kan hij definitief van zich afwerpen. Voortaan wordt hij als een kampioen aangezien en dat is misschien wel zijn mooiste overwinning.

Gemiste kans voor Andy Schleck

Amper 42 tijdritkilometers en vier aankomsten bergop: niemand anders dan Andy Schleck moest en zou de Tour winnen. Maar toen de Luxemburger in de Ronde van Zwitserland geen verpletterende indruk naliet, begonnen velen daaraan te twijfelen. Geruchten over een te liederlijk leven in de winter staken steeds meer de kop op. Dat Andy bij de start van de Tour inderdaad niet top was, bleek toen hij, net als zijn broer, in de ploegentijdrit geen meter op kop reed. Een beschamende prestatie voor een Tourfavoriet.

Ook in de Pyreneeën was hij nog niet honderd procent, al leek hij op Plateau de Beille vooral op zijn broer te wachten. In de laatste week zouden de Schlecks de puntjes op de i zetten, maar al in de uitgeregende overgangsrit naar Gap werd ze de pas afgesneden door een sluwe tactische zet van Alberto Contador en vooral ex-ploegleider Bjarne Riis. Een aanval die de Tour van de saaiheid redde, maar die bij de teleurgestelde Andy alleen op onbegrip kon rekenen: “Een Tour mag niet in een afdaling beslist worden.”

De kansen op de eindzege waren fel geslonken. Precies dát was voor hem de trigger om alles op Fränk te zetten en in de rit naar de Galibier met een vermetel offensief het pad voor zijn broer te effenen. “Ik wil dat jij dit jaar de Tour wint”, zei hij voor de start tegen Fränk. Die gaf dat achteraf in L’Equipe zélf toe. Het pleit voor het talent en doorzettingsvermogen van Andy dat hij die historische raid succesvol afrondde, maar het was wel zijn enige écht goede prestatie van de Tour. Te weinig om aanspraak te maken op de eindzege, zeker als je in de tijdrit ruim anderhalve minuut op Evans verliest. Dat Schleck pas de dag zelf de tijdrit verkende, is dan ook onbegrijpelijk.

Stilaan kun je zelfs de vraag stellen of hij er ooit in zal slagen de Tour te winnen. Allicht zal het aantal tijdritkilometers de komende jaren weer stijgen en bovendien zal Contador niet meer de fout maken om ook de Giro te rijden – als hij niet geschorst wordt tenminste. “Een loser is iemand die kansen laat liggen en niet al zijn mogelijkheden uitbuit”, zei Leopard-Trekmanager Brian Nygaard in het begin van het seizoen tegen zijn renners. Als Andy Schleck geen tweede Jan Ullrich wil worden, zal hij die boodschap iets meer ter harte moeten nemen.

De Tour van Omega Pharma-Lotto

Meer nog dan de eindzege van Cadel Evans zal de Tour 2011 in België de geschiedenis ingaan als die van Omega Pharma-Lotto. Dat Philippe Gilbert een of meerdere ritzeges zou behalen, had iedereen natuurlijk verwacht. Zijn sprint op de Mont des Alouettes was misschien wel zijn meest imponerende zege van het seizoen, want in tegenstelling tot de voorjaarsklassiekers waren nu wél alle internationale toppers present. Dat winnen dan niet zo vanzelfsprekend is, bleek op de Mûr-de-Bretagne, waar de Waal voor het eerst dit jaar zichzelf tegenkwam en kritiek kreeg door achter Jurgen Van den Broeck aan te gaan. Daarna volgde nog een akkefietje met André Greipel, maar toen ook de Duitser met de hulp van Gilbert een rit won, was dat incident vlug vergeten.

De Belgische kampioen bleef onvermoeibaar strijden voor een tweede ritzege en de groene trui, maar een sterke vluchter Rui Costa op Super-Besse en de val van Jurgen Van den Broeck in de etappe naar Saint-Flour gooiden roet in het eten. Daarna woekerde hij te veel met zijn krachten, waardoor zelfs Gilbert moest beseffen dat zijn reserves niet onuitputtelijk en zijn limieten niet onbegrensd zijn. In het hooggebergte wou de Waal ‘eens testen’, maar daar schiet hij (voorlopig) nog een pak tekort. Dat hij ook maar een mens is, hoeft geen nadeel te zijn. Zo slaat de bewondering voor zijn prestaties niet te vlug om in verwondering.

In de schaduw van Gilbert leek Jurgen Van den Broeck op weg naar alweer een goed eindklassement, tot zijn fatale val. Tot dan had de Morkhovenaar een bijzonder goede indruk nagelaten, op fysiek én mentaal vlak. Vooral zijn communicatie met de pers verliep heel wat beter dan vorig jaar. Zelfs toen hij niet kon lachen om het manoeuvre van Gilbert op de Mûr-de-Bretagne, slaagde hij erin op het positieve te focussen. De sessies met zijn mental coach hebben duidelijk vruchten afgeworpen. Vreemd was wel dat hij in een column FdJ-renner Arthur Vichot afschoot omdat die verklaard had dat de Garmin- en Omega Pharma-Lottorenners de val zélf gezocht hadden door te veel risico’s te nemen. Iets wat het halve peloton én ploegmaat Jelle Vanendert nochtans bevestigden.

VDB sprak na zijn val over winnen, maar een plaats tussen drie en zes lijkt realistischer. Het enige concrete feit is dat zijn concurrenten niet top waren en dat de Antwerpenaar in de tijdrit in de Dauphiné, op hetzelfde parcours als in de Tour, een tijd van 58’07” klokte, vier seconden beter dan Andy Schleck vorige zaterdag. Volgens zijn trainer zou een twee kilo scherpere Van den Broeck in de Tour zo’n 50 seconden beter doen. Daarmee was hij in de top tien van de daguitslag geëindigd, maar nog altijd op ruim anderhalve minuut van Cadel Evans. Voor de Morkhovenaar geldt dus hetzelfde als voor de Schlecks: wil hij ooit op het podium raken, dan moet hij meer aan zijn tijdrit werken, want er zullen niet ieder jaar zo veel concurrenten door valpartijen uitvallen.

Jelle Vanendert profiteerde optimaal van de pech van zijn kopman met een tweede plaats op Luz-Ardiden en winst op Plateau de Beille. Voor de niet-kenners een verrassing, maar wie een blik op zijn jeugdpalmares werpt, weet dat de Limburger niet uit de lucht komt vallen. Zo eindigde hij in de Alpenklassieker bij de junioren ooit als vierde na onder meer Lars Boom en Andy Schleck. Leuk detail: bij de nieuwelingen liet Vanendert ooit in een krant noteren dat hij ervan droomde te kunnen klimmen als Lucien Van Impe

Dat hij dertig jaar na de zesvoudige winnaar van de bolletjestrui een bergrit won, dankt hij aan zijn groot talent en een stalen karakter. Weinig renners zouden teruggekeerd zijn na de vele blessures die de Limburger gehad heeft. Al mag niemand de fout maken om van de Hamont-Achelaar nu al een tweede Van Impe of zelfs Van den Broeck te maken. Hoe schitterend zijn prestatie op Plateau de Beille ook was, de favorieten reden toen nog niet op topniveau. Bovendien liep Vanenderts benzinetank in de laatste week langzaam leeg, niet onlogisch gezien het werk dat hij voor de ploeg opgeknapt had. Om uit te blinken in het rondewerk zal ook hij aan zijn tijdrit moeten schaven en zich verder moeten ontwikkelen als klimmer.

Misschien nog indrukwekkender dan Vanenderts zege was de tweedaagse van Thomas De Gendt, die – wanneer het er écht om ging – als zesde finishte op Alpe d’Huez en als vierde in de tijdrit. Het lijkt alsof de flegmatieke Oost-Vlaming niet volledig beseft wat voor immens potentieel hij bezit. Wie in zijn derde profjaar op een indrukwekkende manier etappes wint in Parijs-Nice en de Ronde van Zwitserland en in de laatste week van de Tour bijna spelenderwijs zulke prestaties neerzet, moet zich minstens de vraag stellen of hij niet een jaar volledig op het rondewerk moet focussen en of hij het kan opbrengen om, net als Van den Broeck, van de cols zijn tweede thuis te maken. Dat hij zijn trouwfeest volgend jaar geen week wil vervroegen met oog op de Tour lijkt daarom een vreemde keuze, al kan hij nog altijd op de Giro of Vuelta mikken.

Een cleane Tour?

Ondanks de vele opgaves in de eerste week (18) kwamen uiteindelijk 167 renners van de 198 starters aan in Parijs. ‘Slechts’ 15,66 procent gaf er dus de brui aan. Een trend die zich de laatste drie jaar heeft doorgezet, want in 2009 en 2010 was dat percentage nog minder hoog: goed 13 procent, terwijl dat tussen het jaar 2000 en 2008 gemiddeld nog 22,50 procent was en in de jaren negentig gemiddeld ruim 31 procent. Nochtans was de gemiddelde snelheid en de totale afstand van de voorbije drie Tours niet veel minder of meer dan de jaren ervoor. En met het bloedpaspoort zou je denken dat renners cleaner rijden, meer vermoeider raken en dus vlugger opgeven.

Toch lijkt de voorbije editie een van de properste van de laatste jaren. Bovenmenselijke prestaties hebben we niet gezien, de pijnlijke grimassen op de cols en na de finish waren tekenend en behalve Cadel Evans had zowat iedere topper een slechte dag. Mogelijk een gevolg van de no needle policy, waardoor het injecteren van medicijnen of andere herstelbevorderende substanties sinds dit jaar verboden werd. Ook werd er slechts één renner ( Aleksandr Kolobnev) positief bevonden, al is dat natuurlijk geen garantie.

Je kunt je wel vragen stellen bij Europcarrenners als Thomas Voeckler en Pierre Rolland, maar hun prestaties, net als die van De Gendt en Vanendert, zijn voor een deel te verklaren door het mindere niveau van de toppers. De klimtijden zijn veelzeggend: op Plateau de Beille reed Andy Schleck, als eerste van de favorieten, liefst 2’42” trager dan Alberto Contador in 2007 en de snelste tijd op Alpe d’Huez – 41’45” door Samuel Sánchez – was pas de 24e in de geschiedenis …

Die nivellering blijkt ook uit het aantal watt per kilogram dat de toppers op de cols trapten. Nog meer dan tijden is dat dé referentie om prestaties af te meten. Volgens trainingsexpert (en dopingdokter) Michele Ferrari duwden de besten tussen de 5,70 à 5,80 watt/kg, terwijl de toppers de voorbije jaren rond of boven de 6 watt/kg zaten. Opmerkelijk is vooral de mindere conditie van Contador. In de Giro trapte die volgens Ferrari op de lastigste kilometers van de Etna en de Grossglockner nog respectievelijk 6,87 en 6,48 watt/kg. Vermoeidheid speelde hem dus in de Tour wel degelijk parten. Opvallend is dat ook de andere toppers in de Dauphiné en Zwitserland nog waarden rond 6 watt/kg haalden, wat er in de Tour nooit in zat. Een bewijs dat de lastigheidsgraad, en dus ook de vermoeidheid, nergens hoger is. Of zouden de strengere controles in de Tour – tot driemaal daags – ook een rol gespeeld hebben?

DOOR JONAS CRETEUR

Cadel Evans leerde steeds beter met tegenslagen om te gaan.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content