Op het einde van de jaren zeventig speelde Club Brugge in de eerste ronde van de Europacup voor landskampioenen tegen het Poolse Wis-la Krakau. Het werd uitgeschakeld omdat trainer Ernst Happel in de terugmatch in de laatste tien minuten de opdracht gaf niet meer met de buitenspelval te opereren en de Polen toen de beslissende goal maakten. In de kleedkamer heerste een tumult van jewelste. Birger Jensen gooide zijn schoen naar Happel en de woedende René Vandereycken moest door zijn ploegmaats in bedwang worden gehouden. Zo’n tactische fout, dat kon de Limburger niet aanvaarden. Ook niet van de mythische trainer die hem vormde en kneedde, die hem provoceerde en soms intimideerde en hem de filosofie van het voetbal probeerde bij te brengen: in alle omstandigheden je eigen spel opleggen, met bluf en agressiviteit, soms met getreiter en arrogantie, maar vooral met een heilig geloof in de eigen mogelijkheden.

Zo werd Vandereycken een steeds meer bepalende verdedigende middenvelder. Uit de sluiswachter groeide een spelmaker, die altijd in één tijd voetbalde, sober en zeer efficiënt. En dankbaar voor alle informatie die Happel hem aanreikte en voor de eindeloze gesprekken die hij voerde met assistent Thieu Bollen, de man die hem ontdekte en bij wie hij in zijn Brugse periode aanvankelijk iedere middag ging eten, leergierig en maniakaal als hij was.

Het blijft vreemd dat iemand die in zo’n voetbalcultuur opgroeide zichzelf als trainer steeds weer verminkt. Waar is het wat dat betreft met Vandereycken misgelopen? Bij het Italiaanse Genoa waar hij zich voedde aan het rauwe Italiaanse realisme? Hoe kan het dat een consequent koppige trainer zich steeds weer niet begrepen voelt door de buitenwereld, in de eerste plaats de media? Hoe ver is het gekomen als een bondscoach die aan de rand van de afgrond staat na de pijnlijke thuisnederlaag tegen Bosnië zegt dat hij blij is dat de mensen hem niet hebben begrepen? Gaat een trainer die in bijna twintig jaar acht werkgevers had – twee tussenperiodes zonder job buiten beschouwing gelaten – en geen enkele prijs pakte zichzelf nooit eens in vraag stellen?

Het is lovenswaardig als een trainer rechtlijnig is. Maar het is gevaarlijk als die rechtlijnigheid verandert in blindheid. En in een haast akelige tegendraadsheid. Soms krijg je de indruk dat René Vandereycken bewust een spanningsveld rond zich schept en daaruit de energie haalt om zichzelf scherp te zetten. Alleen: tot prestaties leidt het keer op keer niet. Alleen maar tot veel frustratie en irritatie. Intelligent zijn die mensen die lessen trekken uit het verleden. Van-dereycken wil of kan dat niet doen. Veel liever loopt hij zich uit koppigheid telkens weer te pletter op een muur van onbegrip. Tot hij helemaal ongeloofwaardig wordt.

Weinig trainers kunnen qua beroepsernst tippen aan René Van-dereycken. Hij is op een heel gedreven manier bezig. Dat had hij als voetballer ook. Zelfs al toen hij bij Club Brugge moest gaan testen en bij Hasselt voetbalde. De avond daarvoor ontfermde zijn toenmalige trainer Jean Claes zich uren en uren over hem: balletje aannemen, draaien, schieten.

René Vandereycken heeft in de loop van de jaren een aureool van tacticus opgebouwd. Vreemd dat dit eigenlijk in wedstrijden nooit is gebleken en dat ook veel zijn van spelers dat niet zo ervaren. Slechts hoogst uitzonderlijk hoor je een voetballer eens iets vertellen over die zogezegde tactische capaciteiten. Heeft het te maken met de manier waarop hij dat overbrengt? Te saai, te klinisch, te zeurderig?

Nog voor de Voetbalbond het contract van René Van-dereycken verlengde, kreeg voorzitter François De Keersmaecker langs vele kanten te horen dat niet te doen. Als de nationale ploeg nu nog maar eens op een dwaalspoor zit, dan zijn ook degenen die voor hem stemden daar mee schuldig aan. Zij zullen daar dezer dagen niet graag aan herinnerd worden. S

door JACQUES SYS

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content