Geen mooier mens dan hij die voeling houdt met anderen, zegt Paul Kpaka en hij kan het weten. ‘Mandela’s autobiografie is mijn bijbel.’

Een fraaie prent van een rode bloem siert zijn met smaak ingerichte woonkamer. “Om een beetje kleur te geven. Dat spreekt mij aan, want ik hou wel van schoonheid en stijl”, zegt Paul Kpaka. Waarom daar ook een aquarium met drie goudvisjes in thuishoort, zal hij later in het gesprek uitleggen. Eerst zouden we het onder andere hebben over wat hem de voorbije maanden van de velden hield : een blessure.

Stel dat je de keuze hebt tussen bij Genk terugkomen uit een kruisbandblessure, zoals nu, of helemaal geen kruisband gescheurd hebben, maar wel nog bij Germinal Beerschot spelen. Wat kies je dan ?

Paul Kpaka : “( Lacht.) Dat is een moeilijke vraag, hé. Laat ik zeggen dat één jaar vroeger bij Genk zitten misschien een betere optie zou zijn. Mijn eerste seizoen bij GBA was heel goed, maar mensen twijfelden aan mij omdat ik een speler als Degryse achter mij had. Maar meedoen in de Champions League met Genk, of zelfs op de bank zitten daarin, was mooi geweest of zelfs ideaal als ervaring om daarna de plaats van Wesley(Sonck) of Moumou(Dagano) te kunnen innemen.”

Hoe zwaar is je revalidatie geweest ?

“Iedereen zei voortdurend : je komt wel terug, je komt wel terug. Natúúrlijk kom je na zo’n blessure altijd terug, maar je moet vooral mentaal heel sterk zijn om alles mee te blijven doen. Het is niet zo makkelijk als de mensen zeggen. De operatie, aan de linkerknie, was zwaarder dan verwacht. Als je na zes maanden moet terugkomen, is het logisch dat die knie niet altijd hetzelfde aanvoelt. Als je ’s ochtends wakker wordt, is het gevoel de ene dag beter, de andere dag minder en dan begin je te twijfelen natuurlijk. Gaat het lukken vandaag of niet ? Dat moeten blíjven geloven maakt het zwaar. Als je zelf elke dag één, twee uur al je oefeningen doet, verwacht je resultaat. Maar, zei de dokter mij, je komt altijd in een dode periode terecht. Je krijgt nooit de bevrediging die je wil. Pas na drie, vier maanden reageert de knie en krijg je resultaat. Dat was juist, want na die periode kwam inderdaad het gevoel terug. De doelstelling is nu om na de winterstop mijn niveau van zes, zeven maanden geleden te halen.”

Hebben die voorbije zes maanden je nog iets over jezelf geleerd ?

“Ik heb geleerd mentaal sterk te zijn, want je krijgt, wat het revalideren betreft, van niemand cadeautjes : je moet het zelf doen. Ik kreeg wel complimenten van iedereen voor mijn harde werken, maar dat maakte mij niet snel tevreden, dus daarom ben ik van de zomer ook niet op vakantie gegaan. Ik wou verder revalideren. Zo ben ik nu eenmaal. Soms wou ik te veel, maar ik moest wel dúrven de oefeningen te doen met pijn in de knie. Durven meer dan zestig procent te geven als ik zelf voelde dat het kon. Maar alles verliep gecontroleerd.”

Hoever zit je nog van je competitie- ritme ?

“Snelheid, draaien, weglopen van de tegenstander, afhaken, ik moet gewoon dat gevoel nog krijgen. Daarom speel ik ook veel met de reserven mee, om matchritme op te doen. Op dit moment zit ik, schat ik, aan zeventig procent van mijn capaciteit. Ik heb op mijn voeding gelet, maar ik ben toch ongeveer twee kilo bijgekomen.”

Is je balgevoel nog hetzelfde ?

“Op dat vlak heb ik niets verloren. Ik denk zelfs dat het nog beter geworden is. Ook doordat het bij Racing Genk voor de spitsen altijd belangrijk geweest is dat ze kunnen meespelen, veel aan de bal komen, kaatsen, weglopen, de combinatie zoeken in plaats van af te wachten. Ik keek op tv altijd heel goed hoe Wesley en Moumou aangespeeld werden en de actie maakten. Met Bernd(Thijs) en Seyfo(Soley) heb ik er ook over gepraat. Door meer te spelen zullen die automatismen wel komen.”

Sef Vergoossen vindt dat je de kwaliteiten hebt om ook in de kleine ruimte te spelen. Hoe snel zal je die omschakeling kunnen maken ?

“Vooral in mijn eerste seizoen bij GBA liet Franky(Van der Elst) de ploeg naar mijn capaciteiten spelen, met Degryse in mijn rug. Bij Genk moeten we meer het spel maken en moet je zelf de ruimte zoeken. Dat is iets anders dan afwachten. Ik heb de capaciteiten om mee te voetballen, maar op snelheid counteren is natúúrlijk mijn kwaliteit en dat kan hier ook gebeuren. Maar hier bij Genk heb je wel meestal balbezit en ligt er toch een beetje ruimte in je rug. Dus druk zetten op de man met de bal, de passlijn afschermen, dat is belangrijk, zonder daarom te moeten terugzakken tot de middenlijn. Dat vraagt een beetje aanpassing, want als je graag aan de bal bent, vraagt het soms wat concentratie om direct om te schakelen bij balverlies. Dat is de basis van het verdedigen bij spitsen.

“Bij Genk is dat totaal iets anders dan bij GBA. Daar bleef ik bij balverlies altijd de diepste spits. We speelden niet zo hoog als hier, altijd vanuit de organisatie. Maar met alle respect voor de tegenstanders, maar er zijn op Anderlecht, Brugge of Standard na in België weinig centrale verdedigers die kunnen meevoetballen. De meeste pakken gewoon de bal af en spelen die dan meteen af. Je hoeft je daardoor niet te laten terugzakken, gewoon druk zetten op de man in balbezit volstaat. Kom je daarentegen tegen een Zokora te staan, die mee inschuift, tja, dan moét je wel terug.

“Het is jammer dat ik hier nooit met Skoko heb kunnen samenspelen. Met alle respect voor de andere middenvelders, hoor, want die hebben ook hun kwaliteiten : Theo(Janssen) blijft meer achterin, heeft minder actieradius, maar wel inzicht en een verre pass, terwijl Bernd coacht en probeert dichter bij de spitsen te komen. Maar iemand als Skoko maakt het voor een spits een beetje makkelijker : altijd aanspeelbaar en dicht bij de spitsen, dat is belangrijk. Daar kan hij dan de bal vasthouden, dus je hebt als spits de tijd om de ruimte te zoeken of hij kan op andere momenten de bal juist snel in één tijd spelen.”

Ben jij, nu het spel bij Genk wat stroever loopt, eigenlijk niet de sleutel voor het probleem : met jouw snelheid kunnen ze meer terugzakken en counteren.

“Ik moet vaststellen dat ze bij GBA op die kwaliteit inspeelden en als de trainer dat hier de oplossing vindt : graag. Al moet ik mij in de eerste plaats aanpassen aan de manier van spelen van Genk. Van de andere kant is het ook kwestie van de spelers op hun kwaliteiten uit te spelen, de kwaliteit van Kpaka bespelen, hé. Roussel is goed in de zestien, kan de bal afschermen, afleggen met de kop ; ik kaats graag en ga dan diep. Maar dat ze zich aanpassen aan mij, dat durf ik niet te vragen. Het moet natuurlijk de ploeg vooruithelpen, dus ik schik mij naar wat de trainer wil, want hij heeft zijn filosofie. Ik kan alleen maar vaststellen dat ik mijn kwaliteiten heb, net als Roussel en Vandenbergh, laten we hem ook niet vergeten.”

Toch dreigt gezien de doelpuntenproductie van Roussel Vandenbergh het slachtoffer van jouw fitheid te zullen worden.

“Cédric heeft er een paar gemaakt en is belangrijk geweest, en bij Kevin liep het jammer genoeg wat minder in een aantal wedstrijden, maar hij blijft vechten voor zijn plaats. Je moet hem niet onderschatten, het is een goeie en als het beter lukt, zal hij Wesley Sonck kunnen opvolgen, maar daartoe moet hij in zijn hoofd wel een aantal dingen veranderen.”

Zoals ?

“Ik bedoel dat niet als kritiek, maar hij is soms te veel met zichzelf bezig in plaats van de combinatie en de ruimte te zoeken. Genk speelt altijd met twee spitsen die complementair moeten zijn, maar met wie ik dat het best ben, daarvoor heb ik nog te weinig gespeeld. De automatismen zullen sowieso moeten groeien.”

Waarom haperde het spel de voorbije weken ?

“Ik ben hier pas een paar maanden en ik heb nog maar een paar keer meegespeeld, dus ik mag daar niet te veel over zeggen. Het enige wat ik weet is : de kwaliteit is er, maar de mentaliteit moet beter. We hebben al praatsessies gehad hoe we moeten anticiperen, reageren, maar blijkbaar houden sommigen daar geen rekening mee. Die denken dat ze kwaliteit hebben om te spelen, maar dat alleen volstaat niet. Sommige spelers zijn te snel tevreden omdat ze denken : Genk is de top in België, we worden op tijd betaald en we hebben hier alles. Dat is een voor- en nadeel, hé. Sommigen waren héél kwaad na die wedstrijd. Zo kwaad dat het zelfs tot ruzie kwam. Dat kan altijd als je verliest en zoiets maakt de groep alleen maar scherper. JanMoons bijvoorbeeld pepte in de rust iedereen op. Zo iemand heb je nodig, een leider.”

Toen ze jou een paar jaar geleden vroegen hoeveel doelpunten je tot dan toe gescoord had, wist je dat niet exact te melden. “Twaalf of veertien”, antwoordde je. Ben je daar als spits dan niet mee bezig ?

“Nee, natuurlijk niet (lacht). Een spits moet altijd scoren, maar dat je wint, dat blijft het belangrijkste. Het eerste jaar had ik er 25 gescoord en Wesley 30. Pas op het einde, toen ik de eindbalansen zag en iedereen mij belde, besefte ik hoe goed ik gepresteerd had. ‘Heb je er 25 gemaakt ?’, vroegen ze mij altijd. ‘Blijkbaar, het staat in de krant’, antwoordde ik dan altijd (lacht). De trainer telde voor mij. ’s Maandags kwam hij mij op training altijd plagen : ‘En Paul, aan hoeveel zit je ?’ Maar dat wist ik nooit (grijnst).”

Tijdens je revalidatie bij Genk heb je naar eigen zeggen alle thuiswedstrijden van GBA gezien en je gaat ook geregeld terug naar Antwerpen, waaraan je verknocht bent. Maar als trotse Gentenaar begrijpen wij dat toch niet goed : wat hééft Antwerpen in godsnaam ?

(Schatert.) Ah, ik hou van al die culturen die je daar samen hebt, en ik woonde daar in een mooi appartement in het centrum, en ik had alles dicht bij mij. Dat vergt hier wat meer aanpassing, want ik hou me niet altijd alleen met voetbal bezig : ik kan geen hele dagen voor tv of achter de computer zitten. Dat doet niks af van je professionele instelling. Je moet alleen af en toe kunnen ontspannen en dat maakt me sterk, want te veel voor voetbal leven is niet goed. Altijd verliefd zijn op hetzelfde is gevaarlijk : soms moet je andere zaken doen om je wakker te houden. Drie weken geleden heb ik mij bijvoorbeeld drie goudvissen gekocht. Ik kijk daar graag naar. Leuk, hé ? Dat is mijn manier van ontspannen. Als ik naar Sierra Leone terugga, ga ik ook altijd vissen. Komt er dan bezoek, dan zijn ze altijd verbaasd dat ik al meteen weer weg ben om te gaan vissen (lacht).”

Heb je eigenlijk nog een nationaal gevoel, want je hebt in Sierra Leone geleefd, in Zweden, in Nederland en nu al een tijdje in België ?

“Ja, want mijn familie woont nog in Sierra Leone. Maar opnieuw ginder gaan wonen spreekt mij op dit moment wel niet aan. Want wat betekent dat ? Mijn land was tien jaar in oorlog en het land blijft gevaarlijk door mijnen en andere explosieven die er nog liggen. Maar ik probeer nog alles voor mijn familie te doen. Op dit moment ben ik bezig met een huis voor hen. Maar ik zal hiér blijven wonen en in juni Belg worden. Ik heb hier mijn eigen leven opgebouwd en ik ben een stuk Europeaan geworden.”

Je draagt dan ook een truitje van Bikkembergs.

(Lacht.) Maar ik heb geen contract met hem, ik zou net zo goed Versace kunnen dragen.”

Mag hij jou net als Gilles De Bilde bellen voor een defilé ?

“Neen, ik denk het niet. Daar ben ik te beschaamd voor. Maar ik hou wel van een beetje schoonheid en stijl. Zonder gekke dingen te doen, want ik heb niet alleen maar designerkleren, hoor. Een Beckham zal ik nooit worden, daar ben ik te verlegen voor. En als ik ooit meer in de kranten kom met dat soort toestanden dan met voetbal, moet ik stoppen met voetballen, want dan ben ik er niet goed meer mee bezig. Ik luister ook graag naar de radio via internet. BBCAfrica, RadioFranceInternational. Héél goed. Ik zit graag thuis, maar ik bén ook overal thuis. Sommige mensen reageren verrast als ik zeg dat ik hier of daar iets over weet. Dat is niet normaal voor een voetballer, zeggen ze (lacht). Wat ze niet beseffen is dat ik de NewYorkTimes, WashingtonPost, DailyTelegraph of een beetje L’Equipe lees via internet. Lezen doe ik heel graag, net als naar muziek luisteren of films kijken.”

Nu weten we dankzij de website van Racing Genk dat Scarface, met Al Pacino en Michelle Pfeiffer, je favoriete film is en dat verrast ons een beetje. Zo’n bloederige en gewelddadige prent associëren we niet direct met een zachtmoedig iemand als jij.

“Je moet altijd twee gezichten hebben, hé (lacht). Ik ben met eerlijk en hard werken zover gekomen, maar als ik naar die film kijk, zit ik in een andere wereld. Waarmee ik niet wil zeggen dat ik hetzelfde moet doen als Al Pacino, hé. Wat ik bedoel is dat je niet altijd braaf moet zijn voor jezelf. Ik ben veel te sympathiek. Ik weiger neen te zeggen tegen sommige zaken, maar soms zou ik dat meer moeten doen. Ook al horen de mensen dat niet graag. Het moet niet altijd in het belang van anderen zijn. Hard zijn voor jezelf en anderen, kritiek durven krijgen en geven, je mening zeggen, dat leer ik uit die film.”

Je hebt ook de autobiografie van Nelson Mandela, Long Way to Freedom, gelezen, een dikke pil van 700 bladzijden. Wat haal je daaruit voor jezelf ?

(Haalt het verfomfaaide boek uit de kast.) Kijk, vier jaar geleden heb ik het op de luchthaven in Amsterdam gekocht omdat ik wist dat mijn vader het op aanraden van een vriend ook gelezen heeft. Kracht, dat haal ik daar net als hij uit. Je moet, maakt Mandela duidelijk, niet verwachten dat je altijd in een zetel kan zitten. Soms moet je hard werken en dat heeft híj gedaan. Het leven gaat met ups en downs, maar het belangrijkste is dat we het sámen doen en respect tonen. We agree to disagree, dat maakt de wereld veiliger, niet wat Bush met Irak doet. Want je mag niet altijd naar jezelf luisteren, je moet ook naar anderen luisteren en diplomatisch een middleground vinden. Mensen die te veel macht hebben, schrikken mij daarom af. Daarom ook blijf ik altijd luisteren naar supporters en handtekeningen geven. Dat maakt juist een mens mooi : voeling houden met de anderen, die het vaak minder goed hebben. Anders word je arrogant. Die gedachte maakt Mandela groot. Ik heb zijn boek helemaal uitgelezen en soms lees ik sommige bladzijden nog eens opnieuw. Ik neem hem ook altijd mee op reis. Het is een beetje mijn bijbel.”

Mandela besluit zijn boek met de gedachte dat je er na het beklimmen van een berg alleen maar achter komt dat er nog veel meer bergen te beklimmen zijn.

“Inderdaad. Dat is waar. Het is nog niet gedaan, hé. Ik ben hier geraakt en ik zit hier graag, maar ik heb nog niks bewezen bij Racing Genk en daar ben ik niet tevreden over. Dus ik weet wat me te doen staat. De supporters steunen mij, maar ik moet eerlijk toegeven dat ik daar schrik van heb, van die populariteit. Echt. Want als het dan niet lukt, zit je met een probleem. Dat is ook een berg die je over moet, hé. Maar daar ben ik natuurlijk voor naar Genk gekomen.”

Het ga je goed, Paul.

“Bedankt.”

door Raoul De Groote

‘Van mijn populariteit heb ik schrik.’

‘Ik kijk graag naar mijn goudvissen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content