De Brusselse politiek nam RSC Anderlecht bij het handje, zodat het nieuwe opleidingscentrum in Neerpede er nu eindelijk lijkt te komen. ‘Het gaat de goede richting uit’, zegt TD jeugd Werner Deraeve hoopvol, ‘en wiens verdienste dat dan is, is niet belangrijk.’

Het was enkele maanden na het ontslag van René Vandereycken en Anderlecht verkeerde, zoals dat heet, in een diepe crisis. Aan een tafel in Le Saint Guidon, de culinaire pijler van het Vanden Stockstadion, vroeg Michel Verschueren om geduld. Want, pochte hij, het beste uit Oost-Europa zit in Anderlecht. Zoals Lucas Zelenka, Tsjechiës grootste talent, voor wie de club die zomer, nota bene voor de neus van Lazio Roma, dieper in de portemonnee had getast dan ze ooit tevoren voor een jeugdspeler had gedaan. Ook de verwachtingen in de jonge Rus Zangionov, de Oekraïner Lutsenko, de Ghanees Akwasi, de Gambiaan Sonko “en drie of vier Belgische toptalenten”, aldus nog Verschueren, waren hooggespannen. En dat Obiorah ter plaatse trappelde, zoals Lamptey, Preko en Asare vóór hem deden, nu ja, zoiets gebeurt gewoon.

“Ondertussen”, besloot de manager, “moeten we een beetje kopen en verkopen, op een wat geforceerde manier, om een gat te vullen. Dat beken ik, maar het is geen oneer. We hebben er momenteel een tiental zeer goeie lopen. Ik ben zeker dat binnen de drie jaar vijf van hen in de eerste ploeg staan.”

Michel Verschueren is niet gestorven van zijn eerste overdrijving. Vijf jaar later weten we dat Zelenka weer voor Sparta Praag voetbalt na nooit het eerste van Anderlecht te hebben gehaald, en dat Sonko, op een blauwe maandag auteur van een mooi doelpunt tegen Club Brugge, uitweek naar Roda JC. Maar Zangionov ? Lutsenko ? Akwasi ? Zij losten op in de anonimiteit. De één keerde via Griekenland terug naar Rusland, de ander ging naar Zwitserland en de Italiaanse tweede klasse, de derde raakte geblesseerd bij Udinese. “Natuurlijk weet ik dat,” zegt Werner Deraeve, technisch directeur van de Anderlechtse jeugd, “wij blijven die gasten volgen.” En de Belgische toptalenten ? Misschien, bedenkt Deraeve, doelde Verschueren wel op Kurt Van de Paar, Chris De Witte en Tom Soetaers. Zij maakten het niet, dat geeft hij toe. “Toch niet bij ons.”

Aan de opleiding in Neerpede heeft het alvast niet gelegen, maakt Deraeve zich de borst nat. Met Vincent Kompany (17) en Junior (21) braken er dit jaar twee jonge spelers door, die nooit voor een andere club dan Anderlecht speelden. Olivier Deschacht (22) en Goran Lovre (21) sloten aan op hun zestiende. En voor het Champions-Leagueduel tegen Bayern München zaten ook Lamine Traore (21), Mark Deman (20) en Maarten Martens (19) in de selectie. Wat is er veranderd op het jeugdcentrum in Neerpede dat het plots wel kan ? “Niets”, zegt de TD jeugd. “We werken en rekruteren op dezelfde manier als vroeger. Vraag het aan alle jongens, ook zij die hier niet meer zijn : in Neerpede is én was het goed.”

Zes jaar geleden sprak Paul Courant, op dat moment technisch raadgever van Anderlecht, luidop van een Neerpede naar het beeld van Milanello, het oogverblindende oefencomplex van AC Milan. Dat bekwam hem slecht. In die tijd was “een beetje kopen en verkopen” nog een hoofdbezigheid in het Vanden Stockstadion. James Debbah werd blind gekocht, speelde nauwelijks, maar ging met winst de deur weer uit en Ver- schueren stak de pluimen op zijn hoed.

Vandaag heeft Anderlecht het geld niet meer voor een gokje op de internationale transfermarkt, laat staan voor een grote transfer. Ruim tien profs telt het minder dan vorig seizoen. Ook dat, een te grote kern, stond de doorstroming van het eigen talent in de weg. “Er was gewoon geen vraag naar die jongens”, zegt Werner Deraeve. Maar de belangrijkste reden, vervolgt hij, waarom de toekomst mooi oogt, is dat de directie haar nek heeft uitgestoken. “Ze laat het beleid niet langer aan de hoofdtrainer. De club heeft zelf meer verantwoordelijkheid op zich genomen en met name Philippe Collin(secretaris-generaal van de club en voorzitter van het jeugdcomité, nvdr) heeft de touwtjes meer in handen. Twee à drie keer per week komt hij langs in Neerpede. Hij ként de spelers die hier rondlopen.”

Natuurlijk beseft ook de directie dat Neerpede, aan gene zijde van de Brusselse ring op enkele kilometer van het Constant Vanden Stockstadion, de schandvlek is van de club. Maar omdat de terreinen en gebouwen op grond staan van de gemeente Anderlecht, doet ze er nu eenmaal niet mee wat ze wil. Dat is een positie die vooral Michel Verschueren niet ligt. Zijn overdreven agressieve communicatie leidde de laatste jaren vooral tot een verzuurde relatie met de gemeente. Het duurde tot Alain Courtois zijn opwachting maakte bij Het Instituut, alvorens het dossier gedeblokkeerd raakte. In de enkele maanden dat hij er werkzaam was, riep Courtois Neerpede uit tot de belangrijkste prioriteit van de club.

Dat deed ook Herman Van Holsbeeck, toen hij eerder dit jaar als Verschuerens aanstaande opvolger werd binnengehaald. Van Holsbeeck effende het pad na een contact met de entourage van Guy Vanhengel, de Brusselse VLD-minister die op de opendeurdag van Anderlecht Pär Zetterberg op een grasmaaier het stadion binnen reed. Leuk, maar niet zonder reden. Het leidde van de zomer tot het eerste structurele overleg tussen Royal Sporting Club Anderlecht en de Brusselse politiek. Behalve Alain Courtois, ondertussen politicus voor de Franstalige MR, waren daarop ook zijn liberale partijgenoten Jacques Simonet, burgemeester van Anderlecht, en Daniel Ducarme, minister-president van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, aanwezig. En, niet te vergeten, Guy Vanhengel zelf.

Over enkele jaren – er is sprake van “vier à zes jaar” – moet het huidige, verloederde opleidingscentrum in Neerpede eindelijk plaats hebben gemaakt voor een hypermodern complex. Cruciaal in de doorbraak in het dossier was de rol van Guy Vanhengel. Vanhengel was minder dan een jaar Vlaams minister van Sport, toen hij in juni 2003 gedwongen werd plaats te maken voor zijn partijgenoot Marino Keulen. Van de ene dag op de andere stond hij met beide benen weer helemaal in de Brusselse regering, waar hij in die tien maanden minister van Financiën, Begroting, Openbaar Ambt en Externe Betrekkingen was gebleven. De man van de portemonnee dus, maar vooral ook de man met een sportei nu. Meteen had hij, uit de portefeuille Externe Betrekkingen, 100.000 euro veil voor de organisatie van de Fedcupfinale in Brussel (waar hij uiteindelijk naast greep).

Als minister van Sport was Vanhengel, bij uitstek een wielerliefhebber, tot de bevinding gekomen dat de overheid onvoldoende het maatschappelijke belang van de sport erkent. Daar zou hij in Brussel wat aan doen. Sport, vindt hij, is belangrijk voor het sociale weefsel van een samenleving. Daarom beschouwt hij het als een belangrijke overheidstaak om voor goede infrastructuur te zorgen, maar dan infrastructuur met een sociale functie. Dus geen nieuw stadion met loges, zoals de PS’er Elio Di Rupo er RAEC Bergen één cadeau doet (en de Vlaamse en de Waalse regering eerder Brugge, Charleroi en Standard in het kader van Euro 2000), noch een derde ring boven op het Vanden Stockstadion, als Anderlecht dat zou willen om nog meer vips en andere bezoekers te ontvangen.

Dat laatste is ook Vanhengels antwoord op de kritiek waarom de rijkste club van het land op subsidies mag rekenen. De steun gaat uitsluitend naar dat deel van de infrastructuur waar jong talent beter van wordt. Natuurlijk heeft ook Anderlecht, al bij al toch een commercieel bedrijf, er baat bij als de overheid voor bijna 40 procent bijdraagt in de financiering van zijn trainingscomplex. Maar, is Vanhengel zeker, zonder de trekkersrol van de topsport redt de breedtesport het niet. Met Anderlecht is dan ook uitdrukkelijk afgesproken dat het nieuwe centrum ook open zal staan voor de recreatieve sporter.

Anderlecht ging nog een ander engagement aan. Het verbond zich ertoe om in het nieuwe Neerpede Europese topvoetballers te gaan opleiden. Werner Deraeve heeft er nog geen weet van, maar vindt het logisch. “Anderlecht”, zegt hij, “mag zich niet beperken tot de ambitie kampioen van België te worden, maar moet een tweederangsrol in Europa opeisen. Kompany heeft het, toen hij over zichzelf sprak, erg juist gezegd : je moet je lat altijd daar leggen waar je misschién aan kunt. Dat geldt ook voor Anderlecht. Kampioen van België is te laag.”

Het geeft alleszins aan welke ambities ook de overheid voor zichzelf heeft gesteld in dit dossier. Als het goed gaat met Anderlecht, betaalt zich dat terug in internationale uitstraling voor heel Brussel, stad en regio. Neem nu Vincent Kompany, 17 en al imponerend in de Champions League (uitstraling !). Afkomstig van één van de goorste buurten van Brussel, zoon van een Kongolese vader en een Franstalige moeder, maar wel een product van het Nederlandstalige onderwijs in Brussel, toevallig ook een bevoegdheid van Guy Vanhengel. Schot in de roos !

Fout voorbeeld, zegt Werner Deraeve als de naam van Kompany valt. Het is niet met hem dat Anderlecht moet uitpakken om met zijn opleiding te pronken. “Een ezel kon zien dat hij het ging maken. Hij wist al erg jong wat hij wilde, daar hebben wij weinig verdienste aan. Het is precies aan de andere spelers, zij die iets minder talent hebben, dat je de klasse ziet van de mensen die ermee hebben gewerkt.”

En die klasse is er. Waar het op aankomt, is dat de jonge gasten ook het vertrouwen krijgen van de top. “Als er bij Ajax een jongen klaar is,” zegt Deraeve, “zoéken ze naar mogelijkheden om hem te zetten, ongeacht zijn leeftijd. Zo’n Maarten Martens, dat is bij ons het grootste talent van zijn leeftijd. Maar hij moet nú een stapje hoger zetten of hij trappelt ter plaatse. Een jongen die er destijds ook klaar voor was, maar in wie de mensen hier niet hebben geloofd, is Kurt Van de Paar.”

Deraeve wil voor één keer niet overkomen als een zwartkijker, daarvoor gaat het nu te erg de goede kant op. “We waren steeds meer twee aparte clubs geworden”, zegt hij, “maar nu wordt Anderlecht stilaan weer één club. Dé grote verandering is dat er meer communicatie is, wat Neerpede en het hoofdstadion dichter bij elkaar heeft gebracht. Als het nieuwe trainingscentrum af is en heel de sportieve poot naar Neerpede verhuist, zal dat nog vlotter verlopen, want dan loopt iedereen hier door mekaar. Wiens verdienste dat dan allemaal is, is niet van belang. In Ajax spreekt men ook niet over namen, maar gewoon over Ajax. Belangrijk is dat er een groep van mensen is, die de stijl en de visie van het huis bepalen. Vroeger hadden we bij de jeugd trainers die zelf nog bij Anderlecht hadden gespeeld. Zij dáchten Anderlecht, iedereen zag het voetbal door dezelfde bril. Daarom is het zo belangrijk dat Broos, Vercauteren, Munaron, Ressel en ikzelf allemaal ex-spelers zijn. Want ik vind : de club moet gebruikmaken van haar verleden en haar cultuur. Voetbal blijft uiteindelijk voetbal.”

door Jan Hauspie

‘Je moet je lat altijd daar leggen waar je misschién aan kunt.’

‘Een ezel kon zien dat Kompany het ging maken. Daar hebben wij weinig verdienste aan.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content