Helemaal afgeschreven zijn ze nog niet, dat hebben ze tijdens de US Open getoond. Maar als het Amerikaanse tennis straks Andre Agassi en Pete Sampras zal moeten leren missen, kan het terugvallen op Andrew ‘Andy’ Roddick, ’the new kid in town’. Sinds 30 augustus twintig jaar en als een komeet naar de rand van de toptien geschoten. Gelukkig hapt hij zijn eigen hype niet weg: te druk bezig met zich te amuseren.

Een welopgevoede jongeman, waar kom je dat nog tegen ? Andy Roddick zegt zelfs dankjewel tegen de ballenrapers en vindt dat doodnormaal. “Dat heeft mijn moeder er zo ingelepeld. Ze zei altijd : iedereen kan de vlerk uithangen, maar het vergt persoonlijkheid om als een gentleman door het leven te stappen. Die uitspraak is me bijgebleven.”

Ingelepeld ? Ingehàmerd indien nodig. Roddick herinnert het zich levendig : twaalf jaar was hij en aan de kant van de tenniscourts waakten zijn ouders over zijn gedrag. Goed fatsoen was de norm. “Spontane reacties, oké. Occasioneel een racket laten stuiteren of tegen de afrastering trappen, tot daar toe. Maar onsportiviteit tegenover de tegenstander kon niet door de beugel.” Ze méénden het. “Ik speelde tegen een knaap die ik niet mocht, verloor de eerste set. Toen speelde hij me een zacht balletje toe en dat sloeg ik keihard in zijn richting terug – met de bedoeling hem vol te raken. Maar hij bukte zich en de bal vloog buiten. Stak die jongen zijn middelvinger naar me op. Ik verloor mijn zelfbeheersing en schreeuwde : je bent gemeen, ik haat je ! Kwam mijn moeder de baan opgestapt om me eraf te halen. Ik schaamde me dood.”

Tegenstanders scheldt Andy Roddick sindsdien nog zelden de huid vol, maar zijn temperament durft hem parten te spelen. Nog te jong voor gentleman. Rondschietend wild, de vergelijking met John McEnroe flatteert niet. Verontschuldigend : “Ik laat me nog te gemakkelijk meeslepen door het spel. Ik ben een vechtjas als ik tennis. Ach, ‘sorry’ klinkt zo goedkoop. Ik neem me gewoon voor om niet in herhaling te vallen. En ik hoop dat de mensen zich niet blindstaren op mijn agressiviteit op een tenniscourt. Daarbuiten ben ik een veeleer zachte knul, die de time of his life beleeft.”

Roddick hoeft zich geen zorgen te maken : de mensen staren zich niet blind op zijn onstuimige buien. Integendeel, ze kicken op zijn flair, op de nonchalance waarmee hij de roem verteert, op het vanzelfsprekende gemak waarmee hij binnen de lijnen van het profiel van gemiddelde Amerikaanse jongeman blijft kleuren. Roddick vreet hamburgers, zijn haarkapsel bestaat uit een baseballpet, de walkman is omgevormd tot een vergroeiing van zijn lichaam. Niettemin : door US Magazine opgenomen in de toptwintig van sexy mannen. Roddick : “Wat ? Ik ? Met mijn olifantenoren ?”

Geboren werd Andy Roddick in Omaha, Nebraska. Een achterlijk gat. “Een plaats waar je alleen maar halt houdt om een Coca te kopen of te plassen”, zegt hij er zelf over.

Zijn leven kantelde toen het gezin Roddick – vader Jerry, een zakenman; zijn moeder Blanche; zijn oudere broers Lawrence en John – uitweek naar Boca Raton in Florida. Aan de basis van die verhuis lag de tenniscarrière in het verschiet van … John. “Die liep over van talent. Om de instap in een sportcarrière te vergemakkelijken, stuurden mijn ouders hem naar een tennisacademie in Florida.”

Die tenniscarrière bleek uiteindelijk weggelegd voor Andy (bijnaam: A-Rod), John moest met een rugblessure afhaken. “Ik ben er geleidelijk aan ingerold. Zoals alle Amerikaanse jongeren speelde ik golf en basket. En ik hing vaak rond aan het zwembad, want mijn broer Lawrence maakte deel uit van de olympische duikploeg waartoe ook de legendarische Greg Louganis behoorde. Maar in Florida is het moeilijk om aan tennis te weerstaan. Overal liggen tennisterreinen te blinken. Ik vergezelde John, begon ook wat tegen ballen te meppen, met almaar beter resultaat.”

Zo is dat. Want, won Andy Roddick in zijn eerste jaar als tennisprof (2000) gelijk drie challengertoernooien en het seizoen daarop (2001) twee ATP-toernooien en raasde hij in een paar maanden tijd vanuit het niet naar de top, uit lucht vallen kwam hij niet. Hij sloot 1999 af als eerste op de wereldranglijst van de juniores en won in dat jaar zowel de Australian Open als de US Open, allebei zonder setverlies. En in 2000 werd hij puur op basis van zijn talent opgenomen in het Amerikaanse Daviscupteam, toen Andre Agassi en Pete Sampras forfait gaven.

Bevestigen is moeilijker dan doorbreken : vooral in de Grand Slamtoernooien kwam Roddick anno nu tamelijk mat uit de verf. Op de US Open, voor eigen volk, ging het hem vorige week beter af. Mogelijk zweert hij wat te eenzijdig bij zijn gevaarlijkste wapen : een service met een gemiddelde van meer dan tweehonderd kilometer per uur. Zijn coach, de Fransman Tarik Benhabiles – hij geraakte met Roddick en diens moeder aan de praat toen ze samen tijdens een toernooi voor de regen schuilden, ze bleken in elkaars buurt te wonen – weet dat zijn pupil nog niet alle onderdelen van het tennis onder de knie heeft. Vooral aan het net blijft Roddick voorlopig kwetsbaar. Maar de tijd staat aan zijn kant.

door Ben Herremans

Andy Roddick zegt zelfs dankjewel tegen de ballenrapers en vindt dat doodgewoon.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content