Wat betekent het om voetbalsupporter te zijn in Antwerpen?

Welke plaats neemt voetbal in in ’t Stad? Waarom slaagt een grootstad

als Antwerpen er niet meer in om een topclub af te vaardigen?

En kan een fusie tussen Beerschot en Antwerp een oplossing bieden? Sport/Voetbalmagazine trok naar drie markante Sinjoren wiens

hart overloopt van clubliefde.

F rank Hoeckx (45) Havenarbeider. Geboren op 21 februari 1966. Opgegroeid en nog steeds wonend op Het Kiel, al heel zijn leven supporter van Beerschot.

Frank Hoeckx: “Ik werk al twintig jaar aan de haven van Antwerpen. Ondertussen ben ik ploegbaas geworden bij het laden en lossen van containerschepen. Elke dag verzamelen wij in het ‘kot’, het centrum waar alle havenarbeiders samenkomen met de bazen en waar de arbeid verdeeld wordt. Dat gebeurt echt nog met kaartjes. Zoals vijftig jaar geleden.

“Ik doe de vroege shift, van zes uur ’s ochtends tot halftwee ’s namiddags. Ik sta op om 4.20 uur, tegen 5 uur ben ik op de kaai. Dan briefen nachtshift en vroege shift elkaar. Er zijn 8000 erkende havenarbeiders. Het is een apart wereldje. Ien grote famille.

“Voetbal speelt in onze wereld een grote rol. Je bent voor den Beerschot of den Antwerp. Afhankelijk van de resultaten in het weekend wordt er op elkaars kap gezeten. Verliezen is afgang, hé. Er werken wel wat zware jongens aan de haven, maar echte vechtpartijen heb ik nog niet meegemaakt.

“Dat is een klik die je maakt, op het werk vorm je één team, dan speelt de keuze van de club geen rol. De laatste jaren wordt er uiteraard veel gediscussieerd over een mogelijke fusie tussen de Antwerpse clubs. De meeste collega’s zien zo een fusie wel zitten. Al is er een verschil tussen de echte diehards en de iets gematigder supporters. Mijn visie is dat een fusie misschien wel nodig is als je echt internationaal topvoetbal wil nastreven in Antwerpen. Nu doen we iets te veel aan voetbal onder de kerktoren. Er is hier een enorm potentieel, maar het komt er niet uit.

“Hoe komt dat? Een verkeerd beleid. Kijk naar de Rode Duivels: Dembélé, Vertonghen, Vermaelen … Die mannen zijn allemaal bij Germinal Beerschot opgeleid, maar veel te vroeg vertrokken. Dan scheelt er toch iets, hè. Mats Rits, hetzelfde verhaal. Ondanks het feit dat het bestuur zogezegd geleerd had uit zijn fouten. Dat is een frustratie bij de supporters.

“Een andere frustratie is de apathie van de bedrijfswereld. Bedrijven zijn er genoeg in deze regio. De diamantsector bijvoorbeeld, ik snap niet dat die nog nooit Antwerp of Beerschot gesponsord hebben.

“Ik ben benieuwd naar de evolutie bij Beerschot AC. Er is een vaste kern van 6000 tot 10.000 man, maar er zijn veel mensen die afhaken. Na de fusie met Germinal vonden veel neutrale supporters hun weg naar het stadion, maar nu we weer Beerschot zijn, heerst er de mentaliteit van ‘ waa zen den Beirschot en me de rest hemmen waa gien affaire mier.’ Patrick Vannoppen: grote mond, maar ik wil het allemaal nog zien. Tot nu toe was het alleen nog maar grote mond. Is het allemaal wel waar wat hij zegt? De meeste Beerschotsupporters hebben daar toch niet te veel vertrouwen in.

“Mijn hele familie is altijd één grote Beerschotclan geweest. Allemaal opgegroeid op het Kiel. Mijn grootvader en overgrootvader hebben nog als respectievelijk terreinverzorger en masseur gewerkt bij Beerschot. Wij gingen naar alle matchen kijken. Vanaf mijn acht jaar al, met mijn vader. Nu minder, ik ben een beetje teleurgesteld met wat er de laatste jaren gebeurde.

“Na de fusie met Germinal dachten we dat we vertrokken waren voor een glorieperiode. Diep in ons hart hoopten wij dat Antwerp zijn boeken dicht zou doen en wij als enige Antwerpse club zouden overblijven. Pas op, die van den Antwerp hebben ook op ons graf staan dansen toen die fusie met Germinal er kwam. Letterlijk zelfs. Ze hebben een doodskist met Beerschotvlag rond gedragen. Terwijl ze eigenlijk op dat moment beter mee op de kar waren gesprongen … Misschien zaten we dan nu met één grote succesclub. In feite is Antwerpen de stad van de gemiste kansen. En dat mag je van mij gerust in het groot zetten.

“Een Antwerpfan is een ander soort mens, fanatieker. Bijna elke week gaat daar 3000 man mee op verplaatsing, dat zie je niet bij Beerschot. Beerschot is in feite een afscheuring van Antwerp, hè, daar moeten we niet flauw over doen. Den Beerschot: dat waren de rijken, de aristocraten, terwijl Antwerp altijd meer de club van het volk was. Het voordeel voor de Beerschotsupporter was dat hij artiesten aan het werk kon zien. Lozano! Braine! Coppens! Door hen werd je Beerschotsupporter.

“Daarnaast is er een geografische verklaring. Het Zuid, Wilrijk, Hoboken, het Kiel, dat is allemaal Beerschot. Vanaf de Seefhoek tot Merksem, Deurne en Borgerhout kleurt het eerder rood-wit. Berchem ligt daartussen, als buffer. Maar zij trekken ook eerder richting Beerschot dan Antwerp.

“Afhankelijk van in welke wijk je opgroeide, tekende je een aansluitingskaart bij een club. Als jongen van het Kiel kan ik me bijvoorbeeld niet inbeelden dat ik ooit een lidkaart bij Antwerp getekend zou hebben. Ik heb zelf nooit bij Beerschot gevoetbald omdat ik niet mocht van onze pa … Ik had een slecht rapport.

“Als jonge gast speelde ik daarom voor Linkeroever. Had Antwerp mij gevraagd, dan zou ik nooit gegaan zijn. Dat doe je niet. Mijn vader zei altijd: ‘Als ge scoort tegen den Antwerp krijgt ge duizend frank.’ We wonnen met 2-0 en ik scoorde. ( grijnst) Mijn vader verbood mij ook om ooit met een lief binnen te komen dat supporterde voor den Antwerp.

“Ik heb bijna altijd op het Kiel gewoond. Ik ben in de eerste plaats een Antwerpenaar. Die titel draag ik met trots. Het beeld van de rumoerige Antwerpenaar klopt wel. Grote mond, hè. Maar als het eropaan komt ook een klein hartje.”

Alex Van den Bulcke (91) Gepensioneerde. Geboren op 8 augustus 1920. Woont al heel zijn leven in dezelfde wijk in Oud-Berchem. Al 71 jaar gaat hij naar de wedstrijden van Berchem Sport kijken.

Alex Van den Bulcke: “Ik ben geboren op 8 augustus 1920, het jaar van de Olympische Spelen, maar daar herinner ik me niet veel van … ( lacht) Het straffe is: op de achtste van de achtste maand van 2008 ben ik 88 jaar geworden. Da heej nog in de gazet gestoan.

“In feite ben ik pas laat door het voetbal geboeid geraakt. In 1940 raakte ik in de kazerne goed bevriend met Broere Van de Ven, die bij de reserven – en later bij de eerste ploeg – van Berchem Sport voetbalde. Hij zaagde mij dan de oren van de kop dat ik eens moest komen kijken. In 1943 speelde Berchem in tweede klasse voor de titel, samen met Racing Brussel. We zijn toen gestegen naar eerste klasse. Sindsdien volg ik alle wedstrijden, alleen de verre verplaatsingen naar Waalse clubs doe ik niet meer mee. Da is te lank in den otto.

“Ik was vooral een cinemamaniak. Op mijn twaalfde ging ik al drie tot vier keer per week. Antwerpen was de stad van de cinema’s. Hier in Berchem alleen al had je vijf zalen. Cinema was nieuw en de mensen hadden – zeker tijdens de oorlog – weinig anders om zich te ontspannen. Van voetbal was toen eigenlijk geen sprake.

“Voetbal is hier in het Antwerpse vooral populair geworden door de militaire dienst. Elke club had wel enkele spelers in legerdienst. Indertijd ging ik, wanneer Berchem niet speelde, met mijn schoonvader weleens naar Beerschot kijken. Op Beerschot was het altijd vol huis.

“Er moet mij trouwens iets van hart, iets dat ik nooit gesnapt heb: daar stond in die tijd elke thuiswedstrijd 20.000 man in de tribunes en als je dan hoorde wat die voetballers verdienden, da was niet te veul. Dan vraag ik mij af waar al dat geld naartoe ging? ( maakt met gebalde vuist een wringgebaar) Dat ambeteert mij zo vele jaren later nog altijd.

“Na verloop van tijd heb ik bij Berchem een abonnement in de zittribune genomen. Ik was namelijk niet zo groot en in de staantribune zag ik meestal niet veel achter al die hoge ruggen. Mijn vader zat in de harmonie en speelde elke thuiswedstrijd de openingsceremonie van Berchem Sport, hij was het die mij aanraadde in de zittribune plaats te nemen. Veel kostte het voetbal in die tijd niet. Een apart ticket was drie Belgische frank ( 8 eurocent, nvdr) ofzo, maar dat is te lang geleden om het mij nog juist te herinneren. Een ticket voor de cinema kostte twee frank, dat weet ik wel nog …

“Voetbal werd tijdens de oorlogsjaren gedoogd door de bezetters, al was het de eerste jaren een noodcompetitie waarbij er geen verre verplaatsingen waren. Iedereen speelde in zijn eigen regio. De Duitsers wilden eigenlijk dat het leven hier zo normaal mogelijk verliep. Af en toe werden er wel voetballers opgevorderd om in Duitsland te gaan werken. Ik heb geluk gehad: ik heb van mijn 21e tot aan mijn brugpensioen bij ATEA, een telefoonmaatschappij, gewerkt. Ik moest codes en teksten graveren in telefoontoestellen en machines. Een mooie job: ik was mijn eigen baas – niemand anders kende daar iets van – en mocht een hele dag in een gezonde ruimte zitten. Er werkte meer dan tweeduizend man bij ATEA. Dat lag hier in de Boomgaardenstraat, vlak aan mijn deur.

“Ik heb drie kinderen: een dochter, Rita, en twee zonen, François en Marc. De jongste zoon gaat met mij altijd mee naar Berchem kijken, de oudste is meer met muziek bezig. Ik denk dat ik van 1940 tot nu hoogstens tien thuismatchen gemist heb. Ik heb heel schone jaren beleefd. Als ik dat nu aan die jonge gasten vertel, dan zeggen die: allé, wa zwanst diene na. Maar het is waar wat ik vertel!

“Het meest memorabele moment was het seizoen 1952 toen we met een gelijk aantal punten eindigden als Anderlecht. Maar doordat zij meer gewonnen wedstrijden hadden, pakten zij de titel. Nadien werd dat reglement gewijzigd … Zeer bizar. Ook later, in de wedstrijd tussen Anderlecht en Beerschot, die moest beslissen over het kampioenschap, gebeurden vreemde zaken. Sindsdien – neem het mij niet kwalijk – heb ik het niet voor Anderlecht. Ze werden bevoordeeld.

“De rivaliteit tussen Berchem enerzijds en Beerschot en Antwerp anderzijds, valt best mee. De verstandhouding tussen Beerschot en Berchem is zelfs goed te noemen. Ooit brandde de tribune op Berchem af en tijdens de renovatiewerken mochten wij op het Kiel spelen.

“Maar tussen Beerschot en Antwerp, nee dat gaat niet. Dat zal altijd ambras zijn. Een Antwerpsupporter is wel een beetje agressief, vroeger al. Het is verergerd, heb ik de indruk. Maar ik ben nooit bang geweest van de matchen tegen hen. Het was eerder wanneer Beerschot of Antwerp buiten Antwerpen speelden dat ze voor amok zorgden. Weet je wat het volgens mij is? ( maakt drinkgebaar) Op weg naar een wedstrijd drinken ze pinten. Pas op, nog een geluk dat het tegenwoordig uit plastieken bekertjes is tijdens de wedstrijd, vroeger was dat nog uit echte glazen.

“Ik vertrek altijd een uurtje voor de aftrap naar het stadion. Te voet. Drinken, daar doe ik niet aan mee. Ik heb in heel mijn leven nooit gedronken of gerookt.

“Spelers die de meeste indruk op me maakten? Vroeger had je Racing Mechelen, met Rik De Saedeleer, ne goeien technieker. En Jef Mermans. Anderlecht heeft Mermans – een boegbeeld van Antwerpen – toen weggeplukt bij Tubantia Borgerhout, Anderlecht was de eerste club die met transfers begon. Antwerpen had indertijd heel goede spelers: Raymond Braine, Rik Coppens … Dat was de clown. Er was maar één speler die hij moeilijk voorbij raakte: Broere Van de Ven, mijn kameraad. Die had een tactiek ontwikkeld: hij liet Coppens een beetje komen en dan hapte hij plots. Daar had Coppens het moeilijk mee, zulle!

“Een Antwerpenaar is iemand die van zijn stad houdt. Een chauvinist. Die moet je niet te veel tegenspreken over zijn stad, anders zit het ertegen, hè. Maar ik ben eerder gematigd. Ik ben dan ook in de eerste plaats een Berchemnaar. Hier geboren en getogen, niet in Antwerpen. De randgemeenten worden gemakshalve bij Antwerpen gerekend, behalve tijdens de oorlog, toen was dat apart. Elke wijk heeft zijn specificiteit: in Berchem zitten veel Turken, in Borgerhout veel Marokkanen. Maar een Turk is naar het schijnt kalmer. Ach, als je die mensen niet lastigvalt, doen zij dat ook niet met u.

“De populariteit van het Vlaams Blok was hier groter dan in andere steden. Die kermis is hier begonnen. Ik had dat niet zien aankomen, dat is stilletjes gegroeid. Maar nu is dat weer aan het verdwijnen.

“De teloorgang van Berchem deed me veel pijn. Alles draait om geld. Als dat er niet is, kun je weinig doen. En zelfs als je geld hebt, moet je nog de goede beslissingen nemen. Kijk naar Lierse: dertig spelers, maar geen ploeg.

“We zijn van eerste klasse naar vierde klasse afgezakt, op een bepaald moment zelfs naar provinciale. Maar al speelt Berchem in vierde provinciale, dan nog zou ik gaan kijken. Dat onderscheidt de echte clubsupporter van de rest. Ik heb nooit overwogen van club te veranderen. Als ik naar een andere match zie dan … voel ik niets. Bij Berchem is dat anders, dat is mijn club.

“De glorieperiode van Berchem zal nooit meer terugkomen. Dat is gedaan. Mijn hoop op Antwerps succes in het voetbal ligt bij Antwerp en Beerschot, maar die kloof is te groot. Er gebeurt niets. Pic-a-pic, noemen wij dat. Kop tegen kop. Altijd zo geweest. Zeverderij.”

Imke Schiettekatte (22) Kleuterjuf. Geboren op 14 november 1989. Supporter van Antwerp FC. Elke thuiswedstrijd staat ze in Tribune 2, tussen de harde kern. Ze heeft Antwerp nooit in eerste klasse aan het werk gezien.

Imke Schiettekatte: “Mijn man en ik hebben elkaar via het internet leren kennen, nadat ik op mijn MySpace had gezet dat ik Antwerpsupporter ben. Ben heeft mij daarop uitgenodigd om samen naar de thuiswedstrijd tegen Dessel Sport te gaan kijken. Ik was veertien en tot dan toe was ik van mijn ouders nooit naar een match mogen gaan. Te gevaarlijk vond mijn vader, die vroeger zelf altijd naar Antwerp ging kijken. Mijn eerste livewedstrijd was dus ook meteen een eerste date. (lacht) Sindsdien zie ik elke wedstrijd, uit en thuis. Ik volg Antwerp nu ruim acht jaar, ik heb ze nooit in eerste klasse aan het werk gezien.

“De liefde voor Antwerp is bij mij gegroeid via mijn vrienden van de schaatsbaan in Deurne. Wij zaten daar het hele weekend: vrijdag, zaterdag en zondag. Verschillende jongens gingen naar de matchen kijken en als ze dan terugkwamen, hoorden we de wildste verhalen. Het ging alleen maar over den Antwerp. Er werden stoere verhalen verteld over relletjes met GBA-fans, maar in feite geloofde ik daar niet veel van. Uiteindelijk bleef dat allemaal braaf. Als er op de schaatsbaan iemand met een GBA-sjaal opdaagde, bekeken we die eens vies, maar daar bleef het bij.

“Ik zal niet zeggen dat die van Beerschot minder Antwerpenaar zijn, maar het is nu eenmaal een feit dat Antwerp de oudste ploeg is van ’t stad. Wij waren er eerst, dus wij zijn de ploeg van ’t stad en niemand anders. Het cijfer 1880, het jaar van de stichting, is heel belangrijk onder de Antwerpsupporters. Heel veel fans hebben die datum op hun lichaam getatoeëerd. Mijn man ook trouwens, op zijn been.

“Ik vind Antwerpen een mooie stad. Vooral onze skyline. Dat beeld gebruiken we vaak onder de Antwerpsupporters: de sky- line met daaronder de clubnaam. Antwerpen, dat is van ons. Het mooiste moment was op de Groenplaats, twee jaar geleden, toen we nipt de promotie misten. Daar hebben we samen ons verdriet weggespoeld met gezang en veel drank. Het was een van de weinige keren dat we met de supporters nog eens in het centrum kwamen.

“Ons vorige appartement lag op wandelafstand van de Bosuil. Vanaf het balkon kon je het stadion zien liggen. Fantastisch. Zo was ik eens veel te ziek om naar de match te gaan, maar ik kon het echt niet verkroppen om die belevenis te missen, dus zette ik de balkondeuren wijd open zodat ik de gezangen kon horen terwijl ik ziek in mijn bed lag.

“Als vrouw volg je het spel minder. Je kijkt vooral naar de mannen op het veld. Iedere vrouw heeft haar favorieten en dan wordt daarover gediscussieerd. Ik heb het wel voor Kevin Oris. Onlangs moest hij op het veld van outfit wisselen, den Oris stond in zijn bloot gat op het veld: heel vrouwelijk Antwerp in extase. ( lacht) Die foto circuleert nog altijd via gsm en facebook. Mijn all time favourite is Hans-Peter Lehnhoff. Zo ne knappe vent!

“Ik maak ook wel dat ik uit de buurt ben als ze beginnen te vechten. Ik sta met mijn schoonmoeder meestal achteraan in het vak. Want als je vooraan staat, riskeer je omvergelopen te worden.

“Er bestaan verschillende kliekjes, maar we hebben wel allemaal hetzelfde Antwerpgevoel. Elke uitmatch zijn we met minstens tien bussen op schok. Je merkt wel dat er wantrouwen heerst tegenover onze komst. We hebben het gevoel dat we geviseerd worden. Door de media, door de politie … Ze doen precies alsof we een bende ontsnapte gevangenen zijn. Daardoor zijn we soms al opgefokt nog voor de wedstrijd begonnen is. Als dan ook de scheidsrechter het uithangt, durven de potjes weleens over te koken. Ik moei mij dan niet, ik zet gewoon een stap naar achteren. Tenzij er iemand tussen zit die ik goed ken, dan probeer ik die daaruit te trekken.

“Tegenwoordig is er minder animo op de wedstrijden. Alle interessante clubs zitten in eerste klasse. In tweede klasse is enkel Aalst nog een uitdaging, die geven tenminste nog wat weerwerk. Sfeer in een stadion kan je enkel maken als beide kampen meedoen.

“De Bosuil is voor mij een mythische plek. Elke wedstrijd is een magisch moment, door de vaste kliek supporters die er elke keer weer aanwezig is. Wij hebben het bijvoorbeeld niet voor de zogeheten successo’s. Dat zijn de successupporters die enkel komen voor de interessante affiches. Die beschimpen wij zelf ook. Want dat zijn mensen die evengoed naar andere clubs gaan kijken.

“Een fusie met Beerschot zie ik niet meteen slagen. Financieel kan dat interessant zijn, maar voor de rest? Ik zie nu al hoe de beide supporterskampen elkaar opjutten. Het is wel een thema, maar bij iedereen is het antwoord: nooit! Ik zie mijzelf niet in eenzelfde vak zitten met Beerschotsupporters.

“In mijn ogen kan Antwerp FC ook op zichzelf weer aanknopen met de glorietijden. Maar daarvoor moeten we eerst weer positief in het nieuws komen, zodat sponsors niet afgeschrikt blijven. Nu moet Antwerp elk jaar weer op zoek naar nieuwe investeerders. Zo kan je niet groeien.

“Ik geloof wel in de entourage rond Gunther Hofmans. Iedereen staat daarachter, omdat je ziet dat die inspanningen willen doen. Dat is iets dat we jammer genoeg niet van Eddy Wauters kunnen zeggen. De waarheid die daarover de voorbije jaren naar buiten is gekomen, valt niet echt goed bij de achterban.

“Ik kijk enorm uit naar het moment dat Antwerp weer in eerste klasse speelt. Ik ben nog nooit op Anderlecht geweest, of op Brugge. Ik denk dat het zelfs niet zou uitmaken als we dan op de laatste plaats eindigen, we willen gewoon nog eens van die hoogste klasse proeven. Weer elk weekend op tv komen met onze ploeg.”

door matthias stockmans – beelden: jelle vermeersch

“Ik mocht niet met een lief van den Antwerp thuiskomen.”

“De kloof tussen Beerschot en Antwerp is te groot. Dat is kop tegen kop, pic-a-pic noemen wij dat. Altijd zo geweest.”

“Ik lag ziek in bed maar had de deuren van het balkon opengezet zodat ik het gezang in het stadion kon horen.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content