Jacky Mathijssen krijgt na Sint-Truiden ook Charleroi aan het voetballen. Een week in het Zwarte Land, op zoek naar het geheim achter het succes.

J acky Mathijssen (41) is een man van zijn woord. Vorige week dinsdag vroeg hij zijn spelers in de kleedkamer om tegen Westerlo hoger te voetballen, meer initiatief in het spel te stoppen. Punten leverde het goede voetbal niet op. Het moeilijkste, gaf de trainer na de wedstrijd aan, was de spelers te overtuigen dat hij toch heel tevreden was ondanks het negatieve resultaat. En ach, vandaag kreeg Charleroi minder dan het verdiende, “maar we haalden ook al punten waar we die niet verdienden.”

Het succesrecept van Mathijssen bij Charleroi bevat geen geheimen. “Mijn job is mensen samen leren voetballen. Daar moet iedereen een stuk van zichzelf bij inleveren, ten voordele van het rendement. Op dit niveau hebben de meesten daar geen probleem mee. Soms vinden ze me minder veeleisend dan ik mezelf zie. Onlangs hoorde ik dat ik af en toe hetzelfde vertel als mijn voorganger, maar dat er nu wél naar geluisterd wordt. Mijn voordeel is ook dat ik vorig seizoen op een maand tijd enorm veel over deze club leerde, dat ik me niet meer moest baseren op wat ik links en rechts hoorde.”

Hij gaat met iedereen de dialoog aan. “Ik probeer zo goed mogelijk met iedereen om te gaan. Als ik geen goed verhaal heb, heb ik géén verhaal naar de buitenwereld. Ik denk dat de spelers dat appreciëren. Ik weet graag veel, maar ik kan er ook mee om. Bij mij stopt een hoop informatie voor altijd. Bij anderen niet, merkte ik in de loop der jaren.”

Donderdagmiddag staat drie kwart van zijn team al op het bord. Soms geeft hij zijn elftal al twee dagen voor een wedstrijd vrij. “Zodra ik het weet, mogen mijn spelers het ook meteen weten. Soms is dat op dinsdag, soms zaterdag om zes uur ’s avonds.”

Tactiek

Met drie spitsen bekampte Charleroi Westerlo. Tenzij de tegenstander zijn team in een 4-5-1 dwingt, kiest Mathijssen steevast voor een 4-3-3-opstelling. “Het is de makkelijkste manier om zonder veel afspraken met een vaste organisatie een goed blok te vormen. In dit systeem moet je de minst grote afstanden lopen als je niet sterk genoeg bent om de tegenstander weg te drukken. Zelden zetten centrale verdedigers van achteruit de aanvallen op, de meeste teams voetballen uit via de flankverdedigers. Met een 4-4-2 zit de tegenstander snel veertig, vijftig meter diep en moet je elders iemand weghalen om dat gat te dichten.”

Een 4-3-3 valt ook makkelijker aan te leren, vindt hij. Dat het al de eerste keer tegen Standard winst opleverde, hielp wel een beetje. “Na die winst zag ik ze denken : de nieuwe trainer heeft gelijk.” Een vaste tactische aanpak heeft één nadeel. “Op een paar accenten na zit je met een eindig verhaal, omdat het alleen nog maar herhalen is. Dat ze daar bij Club Brugge wel eens over klagen, kan ik begrijpen. Daarom wist ik ook : Sint-Truiden was voor mij afgelopen. Wat kon ik nog vertellen ? We wisten allemaal alles.”

Spelers die erbovenuit steken, heeft hij niet, maar de kwantiteit is groter dan bij STVV. “Hier staat of valt de ploeg in aanvallend opzicht niet met één speler. Aanvallers zitten altijd in een golfbeweging. Als iemand het moeilijk heeft, hoef ik niet te wachten tot die doodvalt om te schuiven. In Sint-Truiden raakte de balans verstoord omdat er geen alternatief was toen Bram Vangeel uitviel. Daarom wissel ik hier ook vaker. Ik zeg niet dat ze staan te vechten om op de bank te zitten, maar ze voelen het niet meer aan als een belediging.”

Organisatie

Organisatie vindt Mathijssen geen vies woord. Wat Lierse aan Paul Put vroeg (spektakel), wordt van hem niet geëist. “Over voetbaltechnische zaken is weinig gepraat, die mocht ik zelf invullen. Waar Charleroi nood aan had, was punten en een goede vestiare, met spelers die opnieuw zin hadden om samen iets te bereiken. Ik hoorde : op talent kunnen ze het niet. Dan maar op een andere manier : via een sterke organisatie. Zelf zie ik geen reden om nu te veranderen. Mijn spelers voelen zich hier goed bij. Ik merk op training dat ze nood hebben aan een houvast. Als ik ze zomaar iets laat doen, gaat het niet. Leg ik ze dezelfde baloefening op vanuit hun gewone positiespel, dan loopt dat vlot, dan is er sprake van succesbeleving.”

Zijn vraag om op Westerlo meer initiatief te nemen, kwam er omdat hij straks verwacht dat de tegenstander op basis van de rangschikking vaker het initiatief naar Charleroi toeschuift. “Ik wil mijn spelers daarop voorbereiden, ook al weet ik dat een aantal jongens zich daar niet comfortabel bij gaat voelen wanneer ze hoger moeten spelen. Maar het hoort wel bij de positie die we nu in de rangschikking innemen. Moeten we daarop afknappen als blijkt dat we dat nog niet kunnen ? Neen.”

Thuis schuwt Charleroi nu al het initiatief niet, vindt hij. “Ik geef wel toe dat het risicomoment waarop we schuiven met posities, thuis vroeger komt dan uit.”

Teamwerk

Vier van de zes leden die Charleroi sportief leiden zijn Vlamingen. Naast Mathijssen zijn dat RaymondMommens (hoofd van de scouting), Philippe Vande Walle (keeperstrainer) en Eric Roex (conditietrainer). Er zit ook behoorlijk wat clubliefde in de staf : Mathijssen, Dante Brogno en Mommens speelden jaren in hetzelfde elftal, ook Vande Walle keepte voor Charleroi. Belangrijk vindt Mathijssen dat zijn staf een mening heeft. “Ik wil als trainer bijleren op het veld. Daarom wil ik mij niet omringen met mensen die me aanstaren en vervolgens ja knikken. Het makkelijkste was geweest : tabula rasa, maar dat wilde ik niet, dat zou me te veel bekwame mensen hebben gekost.”

Eric Roex, regent LO in Hasselt en de vorige negen jaar conditietrainer bij STVV is wel nieuw. Hij verving Michel Bertinchamps, die andere ideeën had dan de nieuwe trainer. Mathijssen : “Ik stop ook een fysiek aspect in mijn trainingen. Om die twintig procent te compenseren die technisch begaafde spelers doorgaans minder werken omdat ze de bal beter controleren. Mijn voorbereidingsprogramma beviel Bertinchamps niet. Hij haakte zelf af. Mijn mening opzijzetten omdat hij hier al twintig jaar zit, vond ik géén optie. Als ik het gevoel heb ‘dit is het’, dan gaat het zo. Mooi is dat hij me met nieuwjaar een kaartje stuurde om me te feliciteren en aan te geven dat hij misschien meer in mijn aanpak had moeten geloven.”

Communicatie

Op de Braziliaan Orlando na praat iedereen bij Charleroi vlot Frans, Mathijssen incluis. Communicatie bij de Zebra’s is simpel, duidelijk en functioneel. Mathijssen staat dicht bij zijn spelers. “Maar de kleedkamer is van hen, daar kom ik zelden. Het veld is van mij. Daar kan je veel meer loskrijgen dan wanneer je iemand naar je bureau roept. Tijdens een oefening of tussendoor bereik je veel meer, vaak met twee zinnetjes.”

Hij moet zijn spelers niet nauwgezet in het oog houden. “Als je met bekwame mensen werkt, voelen spelers dat er een idee achter zit. Mensen die ik vertrouw, zijn mijn ogen op de rug. Meestal weet ik wat er aan de hand is voor ze het me mij vertellen, omdat ik zoveel mogelijk anticipeer. Sommige moeilijke situaties los ik op met twee woorden. Als ik een probleem aankaart, voelen de meeste betrokkenen dat ik het wil weten omdat ik het mee wil oplossen, niet om te straffen.”

Tegenkanting bij zijn aanpak lost hij op een simpele manier op. Toen hij testspelers weerde op training omdat dat het groepsgevoel aantast, werd daar een maand vervelend over gedaan. “Daarna zegt iedereen : je hebt gelijk. Ik laat me niet gemakkelijk op andere gedachten brengen. Als ze opwerpen dat het hier al jaren zo gaat, heb ik een ultiem argument waarmee ik hier elke discussie win : namelijk wat ze met die vroegere aanpak op het veld bereikt hebben.”

Succesbeleving

Eén keer slechts trainde Mathijssen vorige week op een grasveld. Door het slechte weer week hij met zijn kern uit naar het kunstgras in het Stade Yernaux in Montignies-sur-Sambre. Want, zegt Mathijssen, het heeft geen zin om automatismen in te studeren die meer mislukken dan goed lopen door de staat van het veld. Het vinden van oefenvormen die spelers leuk vinden, vindt Mathijssen dan weer een van de moeilijkste aspecten van het vak. “Het mag niet te moeilijk zijn, het moet voor zestig procent lukken. Belangrijk is dat ze na het werk geloven dat wat ze net oefenden, kan, dat ze zich door succesbeleving achteraf beter voelen dan ervoor.”

Nabesprekingen houdt hij niet. Bij een matchvoorbereiding nog achteromkijken naar wat voorbij is, vindt Mathijssen nergens voor nodig. “Dat is verwarrend : wat heb je in het kader van een wedstrijd op Westerlo aan wat verkeerd liep thuis tegen Standard ? Als me in een match iets opviel, stop ik dat de volgende week in een training zonder dat de spelers het merken, of maak ik op training terloops tegen iemand een opmerking.”

Voorbeelden

Zijn voorbeelden zijn Paul Theunis en Aimé Anthuenis. “Qua karakter had Paul Theunis veel van mezelf : dezelfde vooropleiding (regent LO), gedisciplineerd, rechtdoor. Bij hem merkte ik wat er allemaal op je afkomt als je de lijn heel strak houdt. Anthuenis kon daar soepeler mee om. Hij kon mensen beter laten renderen door een positief verhaal te vertellen. Ik voelde me daar altijd goed bij, al was het voor mij geen superjaar.

“Ik hoef hier geen cinema te spelen, moet me niet strenger voordoen of soepeler opstellen dan ik ben. Als iemand voorspelt dat iets niet zal lukken, antwoord ik : ‘Ik ga het toch eens proberen op mijn manier, dan zien we wel.’ Meestal gaat dat vrij vlot.”

Zijn voordeel is, zegt hij, dat hij van alles wat met zijn job en die van wie hem omringt wel wat af weet. Hij speelde profvoetbal, kan zich als ex-hulptrainer in Brogno’s situatie inleven, als ex-keeper met Vande Walle praten. Ook de uitleg van de dokter, zelfs met Latijnse termen, kan hij volgen dankzij zijn studies LO. “Bovendien interesseerde het medische aspect me altijd al. Da’s fijn voor mij : ik weet snel of iemand probeert me wat wijs te maken. Het is ook fijn voor hen, dat ze zich begrepen voelen als ze iets zeggen.”

Koppigheid

Mathijssen stapte van de ene op de andere dag het trainersvak in, herinnert Guy Mangelschots, technisch directeur van Sint-Truiden zich. “’s Ochtends kwam hij op training met zijn spelerstas, ’s middags ging hij als hulptrainer naar huis. Jacky kon goed met mensen omgaan, ze motiveren. Hij was ook zeer geëngageerd, schuwde geen werk. Niets was hem te veel. Zijn voetbalvisie maakt hem anders dan anderen. Die is duidelijk, daar is over nagedacht. Hij is correct, houdt een lijn aan. Je moet al van goede huize zijn om hem van mening te doen veranderen. Koppig zijn Noord-Limburgers vaker. Er moet wel een uitdaging bij zijn. Gewoon ergens lekker aan de slag blijven, is niets voor hem.”

Mathijssen : “In dit vak moet je het gevoel hebben dat je het beter weet. Dat had ik. Dat was een groot probleem in mijn jeugd en op school. De turnles vond ik een ramp, de trainingsbeleving eveneens. Honderden keren moest ik me excuseren omdat ik weer zat te kankeren op wie niet zag wat ik had gezien. Ik moet daar nog voor opletten, maar ik kan wel gas terugnemen. Meestal vergeet ik niet me te gaan excuseren als ik het weer eens te bont maakte tegenover een scheidsrechter. Ik voel me niet te groot om achteraf toe te geven : mijn reactie was verkeerd.”

Carrièreplanning

Kan hij een stap hoger aan in dit vak ? “Toen ze me vroegen of ik wist dat ik zou slagen bij Sint-Truiden of Charleroi was mijn antwoord : neen. Train ik morgen Hasselt in derde klasse, dan ben ik ook niet zeker of mijn verhaal aanslaat. Maar ik won wel genoeg vertrouwen om een uitdaging aan te nemen. Op voorwaarde dat het verhaal waar ze me mee confronteren geloofwaardig overkomt. Ik geloof genoeg in mezelf om te zeggen : ik zoek het wel uit. Als je ergens aan de slag gaat, moet je in de eerste plaats in je eigen verhaal geloven.

“Wil je blijven stijgen, dan moet er ander personeel met meer kwaliteit komen. Anders krijg je het verhaal STVV, waar het crescendo gaat tot ze zeggen : hier stopt het, dit gaan we zolang mogelijk vasthouden. Ik wil dit niet stoppen, ik wil mee helpen duwen, maar het kan niet verder met deze mensen. De druk vanuit de omgeving gaat zo sterk worden dat alleen de betere spelers daarmee om kunnen.” Wat als de club zegt : tot hier en niet verder ? “Dan zal ik dat aanvaarden, maar het zal niet mijn keuze zijn.” Het zal geen reden zijn om op te stappen, bijvoorbeeld naar Roda JC, dat naar hem informeerde. “Ik tekende hier bewust tot midden 2006. Ik wil me hier twee jaar vervolmaken in een moeilijke club. Daarom ga ik hier na dit seizoen niet weg, welke keuze de club ook maakt.”

Conditietrainer Eric Roex besluit. “Wat Jacky Mathijssen als trainer zo goed maakt ? Hij houdt alles heel simpel. In alle omstandigheden is hij heel duidelijk.”

door Geert Foutré

‘Ik kijk niet achterom. Wat heb je aan een nabespreking ?’

‘Je moet in de eerste plaats in je eigen verhaal geloven.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content