Juicht het publiek van AA Gent, dan heeft Mbark Boussoufa er vaak net een dribbel uit geschud, dreigend in de spits. Of, nog liever, zwoegend op het middenveld. ‘Daar zie je gelijk : dít is mijn stijl.’

Achtenvijftig kilo maakt een mens lichtvoetig, heeft menig tegenstander van Mbark Boussoufa al met de ogen knipperend ervaren. “Maar ik hou er niet van de tegenstander uit te lachen”, zegt hij met volle ernst. “Je doet die dingen niet om te vernederen, maar om ergens uit te raken.” Uit de kleine ruimte. “Ik oefende in Amsterdam altijd op straat voor mezelf, met andere jongens uit de buurt. Als we klaar waren met voetballen gingen we een beetje nieuwe trucjes van elkaar proberen. De goaltjes staan daar in die wedstrijdjes ook niet zover van elkaar, dan schiet je ook niet zo snel op doel. Zo leer je techniek, in de kleine ruimtes. Zo heeft Engelaar bijvoorbeeld het ook geleerd.”

Aardige voetballer, Orlando Engelaar. Christian Wilhelmsson ook, zegt hij. “Wilhelmsson vind ik een aardige voetballer, maar ik denk niet dat hij meer techniek heeft dan Marius Mitu. Dat is een jongen met écht techniek. Die speelt ook met het zoolwerk. Aruna, Engelaar, Blondel… Dat zijn toch ook mooie voetballers om naar te kijken als je thuis op de bank zit. Ik genoot als kind van Zidane en nog steeds geniet ik van zijn bewegingen. En ik geniet ook nog steeds van Ronaldinho. Dat is mooi om te zien. Ik surf op internet wel eens naar dingen dat je denkt… Je moet eens op www.ronaldinho.com kijken, dan kan je effe trucjes downloaden die hij in wedstrijden heeft gedaan. Ik heb in 2000 ook voor Nike gewerkt op internet, met het EK. Toen moest ik trucjes doen voor een commercial van hen en heb ik samen met Davids en Seedorf een videoclip gemaakt.”

Geen speler zo technisch vaardig of hij mag graag achter het leer plaatsnemen voor een stilstaande fase. Vrije trappen, Mbark Boussoufa neemt ze dus wel eens en scoort er soms ook uit, zoals tegen Charleroi. ” Zola gaf me bij Chelsea tips om vrije trappen te nemen zoals hij het van Maradona leerde : hard en scherp over de muur. Hoe je hem raakt, ligt een beetje aan jezelf. Ik keek naar hem en probeerde het na te doen, maar ik moet er nog veel meer op trainen. Dat doe ik nog te weinig, want ik kan daar beter in worden. Wat bij vrije trappen ook heel goed moet zijn, is de concentratie. Vrije trappen moet je daarom in je eentje nemen. Op korte afstanden kan ik het wel, maar over lange afstanden gaat het moeilijker, omdat je dan meer kracht achter die bal moet zetten. Wesley Sneijder nam ze bij Ajax wel goed, vond ik. Hij is tweebenig. Sindsdien ben ik ook meer mijn linkerbeen gaan gebruiken. Dat heb ik nu goed ontwikkeld.”

Maar dat maakt een vrije trap nog geen sinecure, want : “Wat ik wel een beetje jammer vind aan het Belgische voetbal is dat er niet met één soort bal gespeeld wordt. Vooral bij vrije trappen vind ik dat heel vervelend : je oefent de hele dag met de Nike-bal en dan moet je een wedstrijd met bijvoorbeeld de Select-bal spelen. Dat is anders, dan moet je weer omschakelen naar dat andere gevoel. Maar niet dat het zo’n groot probleem is dat ik er niet door kan voetballen, hoor.”

Heeft de dribbel zijn plaats in het op Angelsaksische efficiency gestoelde spel dat Georges Leekens graag voor ogen houdt ? Eerder niet, neen. Liever dan zich aan frivoliteiten over te geven, ziet de trainer zijn spelers hun heil zoeken in de snelle rush, de cleanepass of de harde tackle. Boussoufa beaamt het. “Van de actie om de actie houdt de trainer niet zo, dat weet ik. Niet dat een dribbel altijd lukt, maar ik doe het toch niet zomaar, je moet wel een beetje zeker zijn. Het moet het juiste moment zijn, anders heb je er niks aan. Bijvoorbeeld als je voorstaat. Het is niet als je achterstaat dat je dat soort dingen moet gaan proberen. Als ik moe ben, doe ik ze ook niet graag, want je hebt er echt explosiviteit voor nodig. Hop, hop, hop en dán moet er ook nog wat achterna komen. Want je kan wel trucjes doen – leuk, leuk, leuk – maar als er geen goeie voorzet of pass uit voortkomt, heb je er weinig aan. Je speelt in dienst van het team, niet in je eentje. Je moet dus je grenzen kennen.”

Over wie hij de moeilijkst te passeren tegenstander vindt, hoeft Mbark Boussoufa niet lang te denken. ” Kompany, ja, Kompany. Techniek, kracht, snelheid. Hem zal je een-op-een niet zo makkelijk pakken. Een keer pakte hij de bal van me af met z’n borst. Die snelheid, die beheersing. Zewlakow, De Cock, dat zijn niet van die spelers waarvan je denkt : die zijn moeilijk te dribbelen. Maar Kompany…”

Helaas beschikt niet elke verdediger over de fluwelen tackle van een Gouden Schoen. “Soms word ik wel hard aangepakt door tegenstanders, merk ik. Op La Louvière stond er telkens twee, drie man om me heen als ik de bal kreeg. Lag ik op de grond, kreeg ik nog een tik op m’n hoofd. Maar ja, daar moet je mee leren leven : ze analyseren natuurlijk allemaal videobeelden om te zien hoe ze je uit kunnen schakelen. Ik kan snel uit een actie een-op-een iemand voor de goal zetten en dat proberen ze uit je spel te halen natuurlijk. De trainer heeft me wel eens gewaarschuwd om uit te kijken. Ze pakken me wel aan, maar zo stoppen ze me niet af, hoor.”

Op een gebrek aan loopvermogen liet hij zich bij Gent nog niet betrappen. “Nu loop ik wel wat minder omdat ik in de spits sta en druk moet zetten voorin. Tegen Bergen, bijvoorbeeld, vond ik dat ik helemaal niet aanwezig was, daar zat ik toch mee. Toen was ik boos op mezelf. Als wij de bal niet hebben, moet je wat doen, ook al speel je voorin. Druk zetten als spits is ook verdedigen. Je moet al Maradona of Zidane heten om dat van de trainer niet te moeten doen. Aanvallend op het middenveld speel ik het liefst. Maar ja, we spelen nu met mij in de spits en dat accepteer ik. Als Ali ( Lukunku, nvdr) weer topfit is, kan het zijn dat ik weer achter de spitsen terechtkom, wat ik natuurlijk heel leuk zou vinden ( lachje). Zola vroeg me ook vaker naar het middenveld af te zakken, omdat ik dan meer aan de bal kon komen. Het gevoel dat je tussen de linies staat, die bal krijgt en draait en… Zie je gelijk van o ja, dít is mijn stijl.”

De stijl van… Spanje ? “Ja, ik heb wel al eens vaker gehoord dat het Spaanse voetbal meer mijn type voetbal is. Ik zal dus nooit nee zeggen om daar te voetballen, maar het ligt er natuurlijk wel aan welke club. Naar Chelsea zou ik ook nog altijd willen terugkeren. Dan hoor je toch bij de top in Europa. En het blijft een mooie club.” Met meer ruimte dan een kleine Amsterdamse straat.

door Raoul De Groote en Bert Boonen

‘Ze pakken me aan, maar zo stoppen ze me niet af.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content