In Lavacherie, een dorpje in Saint-Ode in het hart van de Ardense natuurpracht, hoef je niet op de deur te kloppen voor je naar binnen gaat. De bezoeker weet dat er op de hoek van de tafel altijd een kop koffie klaarstaat. De gewezen stadsrat Thierry Rouyr (47), oud-speler van Seraing, RWDM en Standard (290 wedstrijden in eerste klasse, van 1984 tot 1996), is nu een veldmuis geworden. Zijn ogen stralen het uit: de familie Rouyr gaat nooit meer weg van deze rustige plek.

“Ik kom oorspronkelijk uit Bressoux bij Luik,” zegt hij, “een industrieel oord waar er meer schoorstenen staan dan bomen. Ook in Molenbeek heb ik een aantal jaren gewoond. Ik speelde bij RWDM en kreeg een stek aan de Gentsesteenweg, in een appartement van een van de bestuurders van RWDM, Henri Mabille, die ik wel mocht. In zo’n grote stad neem je niet de tijd om te leven. Hier kent iedereen iedereen. Onlangs nog staken alle dorpsbewoners een handje toe toen iemands huis na een hevig onweer door het water werd bedreigd. Ik hou van die Ardense solidariteit. Toen ik bij Wiltz speelde, werden we helemaal verliefd op Lavacherie. Ons huis heeft een geschiedenis, het behoorde vroeger aan een bakker. Onze buren zijn de grootouders van Thomas Meunier. We werden hier opmerkelijk goed ontvangen. In die kleine Ardennendorpen heb je veel ouderen mensen. Ik heb vier dochters en de komst van zo’n groot gezin bracht in een klap wat jeugdigheid in het dorp. Het is makkelijker om hier werk te vinden dan in veel andere streken, en het nabije Groothertogdom biedt veel mogelijkheden.”

De Eerste en Tweede Wereldoorlog drenkte de regio in bloed, maar al lang daarvoor, in 1814, installeerden de kozakken zich in Lavacherie in afwachting van de veldslag bij Waterloo. Rouyr heeft zelf ook al wat gevechten geleverd. Met het voetbal kon hij zijn boterham verdienen, maar niet in die mate dat hij nadien kon gaan rentenieren. “Op mijn vijftiende ging ik van Jupille naar Seraing, een jaar later zat ik in eerste klasse. Robert Xhaard, de T2 van de Metallo’s, sprak ten gunste van de jongeren bij coach René Taelman en die gaf het vertrouwen aan Didier Frenay, Jacques Kingambo, Laurent Stas de Richelle en anderen. Ik heb onder wel meer bekende trainers gewerkt: Léon Semmeling, Michel Pavic, René Desaeyere, UrbainBraems, Hugo Broos, René Vandereycken, Freddy Smets…”

Als brave jongen blijft hij vervolgens slechts twee jaar bij Standard, dat op dat ogenblik ronkende namen verkiest boven jongeren uit de streek. Hij brengt zeven jaar door in Molenbeek, waarna hij zijn carrière afrondt bij Tilleur Liège en Wiltz in het Groothertogdom Luxemburg. “Toen werd het tijd om aan mijn reconversie te denken. Ik werk in een fabriek die gespecialiseerd is in vloerbekleding zoals linoleum. Het is fysiek belastend en door het ploegensysteem met shifts van 6 tot 14 uur, 14 tot 22 uur en 22 tot 6 uur dacht ik in het begin dat ik het nooit zou volhouden. Na een nachtshift konden ze me bijeenvegen. Maar op den duur wen je aan alles.”

Rouyr speelde nog even bij US Givry, tot een operatie aan de heup, die het tijdens zijn carrière zwaar te verduren had gekregen, hem voorgoed van het voetbalveld weghield. Zijn snor en zijn wilde haren zijn niet meer zoals vroeger, maar wat voor altijd blijft, is de herinnering aan de goal die hij voor RWDM maakte tegen Standard op 22 augustus 1993. Hoewel hij de kleinste op het veld was, sprong hij dapper boven de Luikse verdedigers uit om Gilbert Bodart met het hoofd te verslaan. Een echte vacherie was dat, een gemene streek. En toen wist hij nog niet eens dat hij daar ooit zou gaan wonen, als een echte Ardense koppigaard.?

DOOR PIERRE BILIC

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content