F elice heeft er ook eentje, een Maserati. Zilvergrijs, oogverblindend. Telkens ik die droommobiel op de VRT-parking voorbijloop, blijf ik wel even plakken. Hoe slagen designers er in godsnaam in perfectie en traditie zo verrukkelijk in één tuig te verenigen ? Die van Baden Cooke is groen. Een groene Maserati. Een ontnuchterend gevoel bekruipt me. Klinkt als een oranje Ferrari of een met bollen bespikkelde Porsche. Alleen een zonderlinge weirdo is tot zo’n dwaasheid in staat. Maar kom, Cooke heeft die Maserati gekocht met de opbrengst van z’n groene trui van vorig jaar. En zeg nu zelf, zelfs een wat belegen mens is dan geneigd zo’n snotter die opwelling van dwaasheid te vergeven.

Wat wil het cliché ? Aussies zijn buitenbeentjes, individualisten en per definitie niet bereid de kneuterige Europese regeltjes klakkeloos te volgen. Vraag is dan natuurlijk of het cliché nog strookt met de waarheid. Anderson, Peiper, Clarck en later O’Grady en McEwen : koerstactisch inzicht en respect voor de lager gequoteerde Europeaan waren hen bij hun eerste optredens volkomen vreemd. Maar het liederlijke bestaan dat hen toegedicht werd, dat we-leven-er-lustig-op-los-imago, vergeet dat maar.

De Australiërs die de stap naar Europa gezet hebben, zijn stuk voor stuk vakmannen, gestaald in een keiharde discipline : die van de piste. ‘Eerst de piste en dan de weg’ is het enige credo. Hun doorzettingsvermogen, hun basissnelheid, hun kracht – en jawel – hun teamgeest hebben de Aussies op de ovalen van Adelaide en Melbourne aangekweekt. Cooke, Rogers, O’Grady en McGee zijn producten van dé koningsdiscipline : de ploegenachtervolging. ‘Alles voor het team, niks voor jezelf.’

Charly Walsh, wielergoeroe en trainingsmaniak aan het National Institute of Sports heeft het hen tot vervelens toe ingepompt. Spartaans, zonder meer. Tot acht uur daags. Roepen, tieren, jennen, beledigen, net zolang tot de zwakkelingen afhaken. Rodney McGee, even getalenteerd als zijn broer Brad, gaf er de brui aan. Gedesillusioneerd, geschoffeerd. Zelfs Brad denkt er met een vieze smaak in de mond aan terug. Toch heeft dat meerjarig strafkamp hem geen windeieren gelegd.

Wereldrecordhouder 3000 meter bij de juniores, wereldkampioen ploegenachtervolging, twee keer brons in Atlanta. En dat op zijn twintigste. Brad was klaar voor Europa. Madiot plukte hem weg. La Française des Jeux installeerde hem in Nice. Niet om er te verkommeren. De eenzaamheid raakte McGee nauwelijks. Dan had hij als 17-jarige hardere noten gekraakt. Elf maanden van huis, het grootste deel daarvan in een in een grijze betonblok vlakbij de piste van Cottbus, de voormalige DDR. Acht uur daags trainen en naar kale muren staren. Voor jankers geen plaats.

Madiot bouwde McGee om. Van de groot stampende achtervolger tot de soepel pedalerende stylist. Kan ook met zo’n intelligente knaap. Komt daar nog bij dat McGee de gave van het geduld heeft. De succesrijke proloogspecialist is nu een volleerd tijdrijder en wordt op termijn een gedegen klimmer. Lees dus : klassementsrijder. ‘Ik word ieder jaar sneller, zonder doping, en ik wil een carrière van 15 jaar uitbouwen.’

Verstandige jongen, die Brad McGee. Overigens, voor hem geen groene Maserati. Brad doet het met een alledaagse monovolume. Zijn vrouw verwacht immers een tweede kindje en in dat ruime tuig is ook nog plaats voor een fiets.

door Michel Wuyts

De Australiërs zijn gestaald in een keiharde discipline : die van de piste.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content