Thomas Meunier is de recentste parel uit deze prachtige streek vol sagen en legenden. Maar wacht het Ardens voetbal hetzelfde lot als de laatste wolf van Villeroux?

De Ardennen zijn even mooi als ruw, een streek die trots is op haar dichte wouden en de witte deken die het landschap in de winter toedekt, en die blij is als ze bezoekers kan verwelkomen rond de open haard. Iedereen kent er iedereen en de mensen nemen er nog de tijd om met elkaar te praten, de laatste nieuwtjes te bespreken en over de tijd van toen te keuvelen. Over drie provincies strekken de Ardennen zich uit: Namen, Luxemburg en Luik. De Parel van de Ardennen is Bastenaken, een stad van 15.000 inwoners, bestuurd door Benoît Lutgen. Op de Place MacAuliffe lijkt zelfs de Amerikaanse tank die er als monument dienstdoet, te kwijlen bij de aanblik van de uitstalramen van de bakkers-beenhouwers die de lekkerste fijne vleeswaren van de regio etaleren. De wind, die binnenkort weer een stuk venijniger zal worden, cirkelt rond de tank en herinnert die aan de grootse momenten uit de Slag om de Ardennen in 1945.

Twintig jaar na die veldslag, halverwege 1964 om precies te zijn, zet heel ander voetvolk, dat van Royal Léopold Club de Bastogne, de grote stap naar de nationale voetbalreeksen. Tien jaar later klimt de club zelfs van bevordering naar derde klasse. Het is een première voor de Ardennen, met als gevolg dat er zich geregeld 6000 toeschouwers verdringen bij het stadion aan de Rue des Récollets. De bekwame coach Omer Denis zet in op de plaatselijke jongeren – onder wie Claude Bissot – die van het dagblad L’Avenir Luxembourg de bijnaam Bambinis krijgen.

Het stamnummer 2263 heeft, net als de wezel uit de Ardense sage (zie hierboven), goud in handen. Maar het vervolg is minder rooskleurig. “De Ardennen houden van voetbal, zeker weten, maar ze hebben te weinig gedaan om er iets van te maken”, onderstreept Michel Renquin, de coach van Le Léo, dat momenteel wegkwijnt in eerste provinciale. “Ik ben geboren in Bastenaken en ben in 1974 van mijn dorpsclub Wibrin naar Standard gegaan. Nu, veertig jaar later, is er nog altijd niet veel veranderd. De Ardense ‘derde helft’ is uniek in België, maar men zou zich beter wat meer concentreren op de eerste en de tweede helft. Ik bedoel maar: het zou toch vooral om het spel moeten draaien en de infrastructuur daarvoor schiet tekort. In de winter is het hier echt rampzalig. De accommodaties moeten dringend aangepakt worden, maar dat zei men in de jaren zestig ook al… Er is geen eensgezindheid onder de clubs, ze leven allemaal te dicht onder de kerktoren en zijn tevreden met wat plaatselijke folklore. Een toekomstvisie hebben ze niet. Om iedereen te plezieren worden de subsidies onder veel te veel clubs verdeeld. Er zijn maar twee mogelijkheden: of je creëert meer middelen door goed samen te werken en te fusioneren, of je blijft steken op het niveau van dorpsclubjes. Pas op, ik val het amateurvoetbal en zijn kleinschaligheid niet aan! Maar de Ardennen zouden permanent een of twee clubs in derde klasse moeten hebben. Ik vind het doodjammer dat Bertrix naar vierde is gezakt. Onze beste jeugdspelers zijn verplicht om naar Standard of Charleroi te verhuizen omdat ze in de Ardennen geen tussenstap kunnen zetten. Daardoor gaan er hier erg veel jongeren weg. Bij Virton heb ik het geluk gehad ene Thomas Meunier te kunnen lanceren in tweede klasse. Dat is niet slecht, maar vergeet niet: Virton behoort tot de Gaume, niet tot de Ardennen. De mentaliteit is er anders en men is er meer gericht op Frankrijk, wat in hartje Ardennen niet het geval is.”

De voorzitter van Léopold Club de Bastogne en voormalig gemeentesecretaris van Bastenaken BenoîtDominique deelt de mening van Renquin: “Natuurlijk hangt de toekomst af van de opleiding”, legt hij uit. “Ons kapitaal bestaat uit acht jeugdafdelingen plus die van het eerste elftal. Bastogne heeft 315 aangesloten spelers en op het niveau van de jeugd werken we samen met Givry en Compogne. Het stadion is in orde en de stad Bastenaken heeft in 2012 de nieuwe infrastructuur op het domein Sans-Souci ingehuldigd: zes terreinen, moderne kleedkamers, een kantine enzovoort. Dat was absoluut noodzakelijk, want de concurrentie van andere sporten laat zich gevoelen en bovendien zal de inspanning lonen – ook al staan we er momenteel niet zo goed voor in eerste provinciale. Le Léo moet opnieuw een vaandeldrager van de Ardennen worden. De toekomst van de club werd in het verleden nochtans in gevaar gebracht door grootheidswaanzin. In 1998 had Léopold Club de Bastogne een schuld van 225.000 euro en dreigde een faillissement. Ik heb daartegen gevochten, want de club had die schulden aan de handelaars van Bastenaken. Beetje bij beetje is de schuldenput gedempt geraakt, mede door de hulp van brouwerij Diekirch, die ons een renteloze lening van 150.000 euro heeft gegeven. Dat ligt nu allemaal achter ons, Bastogne komt in eerste provinciale rond met een budget van 128.000 euro. Van de ticketinkomsten moeten we het niet hebben, want we zitten gemiddeld maar aan 150 betalenden per wedstrijd. Etienne Delangre, ook een Ardennees, helpt ons met het zoeken van sponsors. Het is allemaal niet gemakkelijk en dus moeten we bescheiden blijven.”

Arme grond, zware velden

De oud-secretaris van FC Seraing, Marc Froyen, is de sportief directeur van Bastogne. Hij is goed bekend bij FC Wiltz en onderhoudt ook met andere clubs uit het Groothertogdom Luxemburg vriendschapsbanden. Daarmee bevinden we ons niet ver van Volaiville en een vreemd Ardens volksverhaal (zie hierboven).

Exit Bastenaken, tijd voor een paar andere Ardense voetballegenden. In Grand-Halleux, dicht bij Vielsalm, woont Bernard Jeunejean, oud-medewerker van dit blad, die het voetbal uit zijn achtertuin kent als zijn broekzak. Hij coachte ook al meerdere clubs. De bard van het Ardense voetbal windt zich wat op wanneer we opsommen welke Ardennezen het tot Rode Duivel geschopt hebben: Michel Renquin, Philippe Albert en Thomas Meunier. Jacky Beurlet, de voormalige rechtsachter van Standard is van Marche, in de Famenne, en dus géén Ardennees.

“Er loopt in de Ardennen niet minder talent rond dan elders”, geeft Jeunejean aan. “Standard heeft in deze streek trouwens altijd veel gerekruteerd. Vergeet ook niet dat dit een uitgestrekte en dunbevolkte regio is. In het hartje van de Ardennen zijn de mensen stijfkoppen, doorzetters en harde werkers. Dat beeld leeft zelfs bij de mensen uit de Gaume, nochtans Luxemburgers zoals wij. De Ardennen zijn fantastisch maar de grond is hier arm. Je hebt hier alleen bossen, veeteelt en het verbouwen van spelt, rogge en haver, gewassen die niet veel zon of vruchtbare grond nodig hebben. Hier verdient men de kost in het zweet zijns aanschijns. Weet je, de adel is vooral naar de provincie Namen getrokken, waar de bodem rijk is. Het Ardense voetbal heeft nochtans meer succes dan het Naamse. Hier apprecieert men het succes van Virton, hét te volgen voorbeeld uit de provincie Luxemburg. De eerste provinciale van Luxemburg is onze eigen eerste klasse. De media uit de streek, L’Avenir Luxembourg, La Meuse Luxembourg en TV Lux volgen alle clubs op de voet. Ik denk niet dat er in België een andere eerste provinciale afdeling is die zo uitvoerig belicht wordt door de media. De voetbalclubs zijn de plekken waar er iets te beleven valt in de Ardense dorpjes.”

De stadions lopen dan wel even leeg als de kerken, de kantines blijven hier laat open, soms tot in de kleine uurtjes. Ze hebben de plaats ingenomen van de dorpsbistro’s die het platteland verlaten hebben. Het gebeurt weleens dat het bier net iets te overvloedig vloeit. “Ik heb me bijzonder goed geamuseerd met het trainen van Ardense clubs”, bekent Guy Dardenne, ex-Club Brugge, Lokeren en Standard, die in Beauraing woont, in zijn geboortestreek de Famenne. “Ik hou van die sfeer, van de vriendelijkheid van de mensen die geen cinema nodig hebben om indruk te maken. Als een Ardennees je zijn vriendschap aanbiedt, is dat voor altijd. Ik heb het zelf meegemaakt, en het klopt dat men hier graag pinten drinkt. Maar waar ik het meest beducht voor was, dat waren de wegen in de winter. Als het in de Ardennen sneeuwt, weet je nooit of je met de wagen thuis zult raken: het is dan heel gevaarlijk. Verkeersongevallen richten er grote schade aan en het is vanwege die vrees dat ik uiteindelijk ben gestopt met in de Ardennen te coachen.”

In huize Jeunejean – een oud buitenverblijf van jagers, met smaak ingericht, waar de spaghetti naar vriendschap smaakt – is het voetbal een religie, een rijke bron van herinneringen die opgedreund worden als een rozenkrans. “Er wordt te veel gedronken bij de voetbalclubs, maar dat is niet alleen in de Ardennen zo,” geeft hij toe, “het is een algemeen probleem.” De kantine zorgt soms voor twintig procent van het budget van een club. Jeunejean benadrukt de andere aspecten van het Ardense voetbal: “Trots, kracht, trouw: dat is onze leuze en dus ook die van het voetbal hier.”

Fysiek voetbal

De relaties tussen de hoofdrolspelers van het voetbal in de Ardennen en de plaatselijke pers kunnen al eens gespannen zijn. Jeunejean en Renquin hebben weleens woorden gehad met sommige journalisten. Zelfs de everzwijnen, de herten en de kabouters hebben de echo’s van die legendarische ruzies kunnen horen. In Villeroux bijvoorbeeld, waar ze nochtans een en ander gewend zijn… (zie hierboven)

Het leven is in de Ardennen harder dan elders. Daniel Lapraille, uitgever van L’Avenir Luxembourg die zijn vader en zijn broer opvolgde als voorzitter van tweedeprovincialer Compogne, weet wat dat betekent. “Het voetbal van bij ons is fysiek, wilskrachtig, vol overgave, zelfs een beetje onbehouwen”, zegt hij. “De velden waarop we hier spelen, liggen er zwaarder bij dan elders. Het centrum van de Ardennen heeft ook geen geografisch voordeel zoals de Gaume, waar Virton kan profiteren van het aanbod aan Franse spelers. Dichter naar Luik toe bevindt zich ook een interessant reservoir aan spelers voor onze clubs, maar de afstanden vormen een hinderpaal als je drie keer per week naar hier moet komen. De Ardennen missen vaandeldragers. Bastogne was dat, tot ze hun misstappen duur betaalden. Bertrix heeft zijn verwachtingen naar beneden moeten bijstellen. De gouden tijden van Libramont liggen ver achter ons. Longlier is wel tot in bevordering geraakt maar in onze provincie geeft het zuiden eigenlijk de toon aan. Virton trekt goed zijn streng in tweede klasse: die club is de lokale locomotief en wordt van dichtbij gevolgd door onder meer L’Avenir Luxembourg. Wij verslaan de matchen van eerste en tweede provinciale met dezelfde sérieux als Anderlecht-Benfica. We zijn kritisch en sommigen zijn daar kwaad om, maar een journalist moet soms streng zijn, anders doet hij zijn werk niet goed. En het is ook een vorm van respect jegens de Ardense clubs.

Tweedeprovincialer Royal Standard Club de Bouillon is een van de 144 clubs uit de provincie Luxemburg waar spelers in provinciale minder vaak van club switchen dan in andere regio’s wegens de enorme afstanden en moeilijke verbindingen tussen de dorpen. Onnodig om te zeggen dat ze hier trots zijn op het sportieve en mediatieke succes van Philippe Albert en op het parcours van Roch Gérard, de huidige coach van derdeklasser Ciney. Vóór hen verliet Emile Albert Bouillon voor Namur en Francis Adam ging naar Mons. De voorzitter van de club is Jean-Pol Simon. In het verleden ging Bouillon (gesticht in 1928) vaak inspiratie en versterkingen zoeken in Frankrijk – Sedan is niet ver weg. Zo leidde Maryan Synakowski, een Franse international en oud-speler van Sedan en van Union Sint-Gillis, de club naar eerste provinciale in het begin van de jaren

zeventig. De nationale reeksen bereikte RSC Bouillon nooit, maar of dat jammer is voor een stadje van 5000 inwoners?

“Ik denk het niet,” legt Simon uit, “een club als de onze heeft een regionale roeping en moet vooral op de jeugd focussen. Om dat te kunnen, moet je in goede verstandhouding leven met je buren.” De verschillende transfers van Philippe Albert, geadviseerd door Yves Lemaire, voorzitter van FC Jeunesse Arlonnaise, heeft RSC Bouillon in totaal ongeveer 30.000 euro opgebracht. “Wij hebben negen jeugdploegen. Het budget van de club bedraagt ongeveer 50.000 euro. Bouillon heeft het voordeel dat het een toeristische plaats is en de steun van de handelaars komt ons goed van pas. Ik leef liever rustig en zonder schulden in tweede provinciale dan op het randje in eerste provinciale. Je ziet nu al dat heel wat van onze jongeren op belangstelling kunnen rekenen van Sedan en Charleroi. In Frankrijk heeft het kleinste clubje een mooie infrastructuur, gefinancierd door de gemeenten. Bij ons is dat wel even anders, een verschil van dag en nacht.”

Blijde Intredes

In België kreunen de kleine clubs onder de boetes en vragen ze zich af wat de meerwaarde is van de financiële-responsabiliseringstaks die de KBVB oplegt. Ondertussen heeft Michel Javaux het voorzitterschap opgenomen van het Provinciaal Comité van Luxemburg. De oud-scheidsrechter, tevens erevoorzitter van derdeprovincialer Villance, is sinds juni bezig aan een toer door de provincie en dus ook door de Ardennen. “Dat zijn mijn Blijde Intredes”, zegt hij al lachend. “Ik stel overal vast dat onze clubs doen wat ze kunnen. Daar verdienen ze een flinke pluim voor. I have a dream voor deze mooie regio. Ik heb moeten constateren dat Luxemburg de enige provincie is zonder een provinciaal centrum om onze jongeren goed te omkaderen en hen beter te laten worden. De oplossing zal moeten komen van de samenwerking met een club.” Javaux is gepassioneerd door zijn bezigheden als voorzitter-vrijwilliger. Hij laat niet het achterste van zijn tong zien, maar het gerucht gaat dat Longlier, in de Ardennen op het kruispunt van de E411 en de E25, in poleposition ligt voor die samenwerking. Een mooi Ardens verhaal, zoals dat van de weerwolf van Neffe.

DOOR PIERRE BILIC – BEELD: JURGEN VANTOMME

“Ik ben in 1974 van Wibrin naar Standard gegaan. Veertig jaar later is hier nog altijd niet veel veranderd.” Michel Renquin

“Trots, kracht, trouw: dat is onze leuze en dus ook die van het voetbal hier.” Bernard Jeunejean

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content