Bij zijn overgang van Anderlecht naar Racing White kreeg hij van sterke man Henri Mabille een job in diens garage. Nu, ruim dertig jaar later werkt Gerard Desanghere er nog.

Amper tien was hij toen zijn ouders de West-Vlaamse poldergrond in Beerst nabij Diksmuide waar zijn vader burgemeester was, ruilden voor de Brusselse rand in Molenbeek om er een groentezaak te beginnen. Brussel eind jaren vijftig, dat was Anderlecht, Daring en Union. “Waar ik school liep, hier in Molenbeek”, herinnert Gerard Desanghere zich “waren er twee strekkingen : Anderlecht en Daring. Als je ging voetballen was het bij één van die twee. Onder invloed van broeder Grégoire die nogal wat bindingen bij Anderlecht had, sloot ik me daar aan.”

Aan de eerste ploeg halen, dacht hij toen nog niet. “Bovendien beschikte Anderlecht nadien gedurende jaren over zo’n sterke generatie met Cornelis, Jurion, Hanon, Heylens, Puis, VanHimst en Mulder, dat je al een supertalent moest zijn om die mannen hun plaats in te nemen. Stuk voor stuk sterke persoonlijkheden. Vooral Jan Mulder. Daar hadden Maurice Martens en ik, toen wij als jonge spelers dan toch bij de A-kern kwamen, echt schrik van. Mulder had zo van die dagen dat hij de kleedkamer binnenkwam zonder ook maar iemand aan te kijken laat staan te begroeten. Waarop hij zijn schoenen met een smak tegen de muur gooide, zodat iedereen van de schrik ineenkromp. Maar de dag nadien vloog hij je als het ware om de hals. Zo onberekenbaar was hij.”

Dat was Mulder ook op het veld. “Vaak weergaloos als spits, maar af en toe zelfs lui en ongeïnteresseerd. Maar als we op training met hem een groepje vormden en per ongeluk de bal verloren, klopte ons hart tot in de keel in afwachting van de scheldtirade die erop volgde. Toch ik ben heel fier dat ik met hem heb mogen samenspelen. Ook nu nog ben ik een grote fan van hem en lees ik bijna alles wat hij publiceert. Heerlijk.”

Het verblijf van Desanghere in het eerste elftal van Anderlecht was kort en na twee jaar werd hij samen met Maurice Martens en Jacques Teugels betrokken in een ruil met Jean Dockx die van Racing White overkwam. “Op dat moment”, weet Desanghere nog, “deed dat pijn, maar achteraf bekeken, was ik voor het grote Anderlecht allicht net niet goed genoeg. Dat verschil zag ik ook toen ik een vijftal keren werd opgeroepen voor de nationale ploeg. Tijdens de training ondervond ik waarom andere spelers wel in de ploeg stonden en ik niet. Het verschil tussen goed en zeer goed, zeg maar. Fysiek was ik wel heel sterk, en dat had ik te danken aan Michel Verschueren toen die physical trainer was bij Anderlecht. Een man voor wie ik een enorme bewondering koester. Anderlecht is Verschueren en Verschueren is Anderlecht.”

Bij Racing White werd Desanghere in het centrum van de verdediging geplaatst naast de Deen Kresten Bjerre. Een onverwoestbaar duo dat ook twee jaar later in de fusieploeg RWDM zijn plaats behield en mee aan de basis lag van de titel in 1975. “Het waren bijna uitsluitend spelers van Racing White die je bij RWDM terugvond. Je moet de clubleiders van Racing White in die tijd, Henri Mabille en Jean Gooris niet onderschatten. Echte voetbalkenners. Elke transfer was een schot in de roos. Meneer Mabille, die intussen 82 is maar nog bijna dagelijks naar de zaak komt, gaf me naast een contract ook werk in zijn garage-imperium. Hij had toen drie garages en ik moest met de wagens van de ene garage naar de andere rijden. Vaste uren had ik er uiteraard niet. Ik knapte die klusjes op in mijn vrije uren tussen de trainingen door. Bij mijn vertrek naar Aalst kreeg ik van Mabille een vaste job en sinds dat moment sta ik in voor de aflevering van de wagens aan de klanten. De wagens nakijken als ze worden binnengebracht, ervoor zorgen dat alle gevraagde toebehoren erbij zitten tot de overhandiging van de sleutel en het geven van de nodige uitleg. Intussen doe ik dit nu al meer dan dertig jaar.”

En terwijl bij Anderlecht onder George Kessler aan een nieuwe ploeg werd gebouwd, zaten ze ook in Molenbeek niet stil en groeide RWDM uit tot een echte concurrent van zijn buur. Desanghere : “In die tijd leefden Molenbeek en Anderlecht echt op voet van oorlog. Zeker de spelers die enkele jaren eerder bij Anderlecht moesten vertrekken, speelden met het mes tussen de tanden. De 1-0-zege thuis tegen de aartsrivaal betekende de definitieve stap naar de titel. We namen toen een voorsprong van zeven punten.”

Desanghere is nog altijd bijzonder actief in het voetbal. Als trainer in provinciale en nu en dan als gastspeler bij BST, het Belgian Star Team. “Hooguit een keer of twee per jaar met vooral spelers van een jongere generatie zoals Nico Claesen, Dany Veyt of Patrick Vervoort. Maar ik kan nog goed mee. Ik had vroeger de pech dat ik van een veel te sterke generatie deel uitmaakte. Maar ik heb me altijd goed gevoeld in het voetbal. Waar ik ook speelde. Bij mij was het om het spel zelf te doen, niet zozeer de entourage.”

Plots kijkt Desanghere op zijn klok en merkt dat zijn middagpauze er zo goed als opzit. “Zal ik je nog even de nieuwe Opel Signum tonen ?” Waarop uw dienaar zichzelf al met het prachtig zilvergrijze exemplaar de showroom ziet uitrijden.

door Stefan Van Loock

‘Fysiek was ik heel sterk, en dat had ik te danken aan Michel Verschueren.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content