Athletic Club de Bilbao is een buitenbeentje in het internationale voetbal. Al tachtig jaar houdt de club met enkel Baskische voetballers stand in de Spaanse Liga. Maar het wordt steeds moeilijker.

Het clublied gaat door merg en been. Met langgerekte kreten galmt het “Athle-tic, Athle-tic” door het stadion. Dan antwoordt de enthousiaste menigte van 40.000 mensen in het San Mamésstadion: “Athletic rood-wit, omdat gij uit het volk geboren zijt, heeft het volk u lief.” Ook in de eretribune, waar enkel deftige heren in pak en das zitten en waar de sigarenrook alomtegenwoordig is, staat iedereen dan recht. Ook op stoel 73, die is voorbehouden aan José Angel Iribar. Die won in 1964 met Spanje de Europese titel en stond bijna twee decennia lang onder de lat bij de Baskische ploeg waarvan hij nu de erevoorzitter is. ‘ El chopo‘ was zijn bijnaam, ‘de populier’, omdat hij hoog opstijgend over zijn verdediging schijnbaar moeiteloos alle ballen uit de hemel plukte. Maar net als andere voetbalkenners maakt hij zich zorgen: kan de club die tradities zo hoog in het vaandel voert het nog lang volhouden bij de Spaanse top? Vorig seizoen konden de rood-witten ternauwernood de degradatie ontwijken en ook dit seizoen dreigt het behoud verzekeren allerminst van een leien dakje te zullen lopen.

Verboden vlag

Sinds tachtig jaar geleden de Spaanse Liga van start ging, speelt Athletic Bilbao al op dat niveau. De enige andere Spaanse clubs die dat kunnen zeggen, zijn Real Madrid en FC Barcelona. Maar het grote verschil met die twee grootmachten van het Spaanse voetbal is dat Athletic Bilbao louter aantreedt met spelers uit de regio. Het gaat dus ofwel om Basken, ofwel om spelers die bij Baskische ploegen groot geworden zijn. Nu sinds het Bosmanarrest alle grenzen weggevallen zijn in het voetbal, lijkt het beleid van de Baskische ploeg dus op een soort anachronisme uit een ver verleden. De laatste buitenlander verliet de club in het jaar 1912.

Toch kan Athletic een niet onaardige erelijst voorleggen met acht landstitels en 24 bekerzeges. En dat is niet alles: ook de beste topschutter aller tijden behoorde tot de club en Athletic liet met 12-1 de grootste overwinning optekenen die ooit in Spanje tegen FC Barcelona werd geboekt. De club heeft ook de eer het grootste aantal spelers te hebben geleverd aan de nationale ploeg. “We kunnen en zullen onze principes nooit veranderen”, zegt levende legende Iribar. Hoewel het in het geglobaliseerde voetbal elk jaar moeilijker wordt, zal Athletic dezelfde weg blijven bewandelen. “We moeten met de voeten op de grond blijven en vertrouwen hebben in de spelers die we hebben.” Naar wat Iribar zegt, wordt in Baskenland nog altijd geluisterd, want hij was het in die december 1976, één jaar na de dood van dictator Franco, vóór een wedstrijd tegen San Sebastián, met de Baskische vlag het veld opstapte, een vlag die 40 jaar verboden was geweest. Hij blijft er ook voor ijveren dat de UEFA een nationale Baskische ploeg zou erkennen.

Meer dan een club

Herri Norte“, volk uit het noorden, galmt het ondertussen in koor vanaf de plaatsen achter het doel. Er zijn ook spandoeken te zien waarop openlijk gevraagd wordt om de vrijlating van enkele gevangen leden van de terreurorganisatie ETA. Op de melodie van Oh when the Saints wordt “Dood aan de Spanjaarden” gezongen. De aanhangers van Athletic hebben nochtans de reputatie heel sportief te zijn, maar er is ook een radicale minderheid. Die wordt door het clubbestuur – van wie Juan Pedro Guzmán zelf elf dagen werd gegijzeld door de ETA – gedoogd onder het mom van de vrije meningsuiting.

Of Athletic Bilbao het nu wil of niet, de vereniging is meer dan een voetbalclub. Het is de grootste gemene deler van de twee miljoen Basken, die het in 1913 gebouwde San Mamésstadion als hun kathedraal beschouwen en van wie er velen op een heel lange wachtlijst staan om een van de 34.000 socios van de club te kunnen worden. Hoewel niemand in het altijd tot de nok gevulde stadion de vrees durft uitspreken dat de club ooit aan zijn principe zal moeten verzaken om andere dan Baskische spelers in te zetten om te kunnen overleven, bestaat die angst wel degelijk. Zowel op de volksplaatsen als in de eretribune waar 80 deftige heren de wedstrijden volgen en ondertussen rioja drinken en gretig de lekkere Baskische tapas, de pintxos, wegknabbelen.

De tijden veranderen overal. Onlangs bijvoorbeeld, werden de eigen spelers, die de bijnaam ‘leeuwen’ dragen, uitgefloten, iets wat vroeger totaal ondenkbaar was. De kreten ” no son leones, son maricones” (het zijn geen leeuwen, maar janetten) waren niet van de lucht. De clubleiding beseft heel goed dat ondertussen heel wat socios en Basken er niets meer op tegen zouden hebben als er ook niet-Basken worden aangetrokken, maar toch overweegt ze niet om grote transfers te doen.

“We zijn ons ervan bewust dat we eigenlijk een ouderwetse kruistocht voeren,” zegt voorzitter Fernando García Macua, “maar de filosofie van onze vereniging blijft onaantastbaar.” Bij de waarden waar Athletic voor staat, draait het trouwens niet alleen om de nationale Baskische trots, maar ook om het koppig vasthouden aan een aantal ondertussen toch wel flink verouderde principes: een stadion in het midden van de stad en het zoveel mogelijk scheiden van sport en commercie. Bilbao was de laatste club uit de Liga die reclameborden rond het veld plaatste en is één van de vier die nog niet omgevormd zijn tot een naamloze vennootschap. Bilbao was tot vorig seizoen de enige die geen reclame op de shirtjes zette, maar ook dat heilige huisje is ondertussen gesneuveld, want in het nieuwe seizoen zal de ploeg voor het eerst een shirtsponsor hebben.

Over-mijn-lijkmentaliteit

Er is trouwens in de loop der jaren al heel wat aan de clubfilosofie getornd. Vroeger moesten de spelers het liefst uit Bilbao zelf afkomstig zijn – of toch ten minste uit de provincie – maar ondertussen mogen ze uit de drie Baskische provincies komen en ook uit het aangrenzende Navarra en uit Frans Baskenland. Tot nu toe is Bixente Lizarazu echter nog altijd de enige Franse Bask die voor de club gespeeld heeft en hij hield het er maar één jaar uit, want daarna trok hij voor een succesrijke periode naar Bayern München.

Maar zelfs nu Athletic in een wat grotere vijver vist, wordt het steeds moeilijker om voldoende talent te vinden. Niet alleen omdat Baskenland een van de regio’s in Europa is waar de minste kinderen worden geboren, maar eveneens omdat ook hier de jeugd tal van andere mogelijkheden heeft ontdekt en liever een hele dag met de PlayStation aan de gang is dan zich moe te maken op het sportveld. De scouts steken niet onder stoelen of banken dat het moeilijk wordt nog spelers te vinden die uit het goede Baskische hout gesneden zijn: eergierig, robuust en plichtsbewust.

Bij de thuiswedstrijden staat alvast één jongen op wie die omschrijving van toepassing is sinds kort als toeschouwer achter het doel. Hij is groot en sterk en lijkt vastbesloten om het te maken. In de drie maanden die hij ondertussen bij de twaalfjarigen van Athletic meespeelt, maakte hij al 14 goals. Zijn naam is Binke Diabate en hij was de talentscouts van de club opgevallen in een klein dorpje in het zuiden van Navarra. Niets speciaals op het eerste gezicht, aangezien die scouts werkelijk heel Baskenland uitkammen, ware het niet dat Diabate daar was neergestreken na samen met zijn ouders gevlucht te zijn uit de Malinese hoofdstad Bamako. Nadat de donkerhuidige Jonas Ramalho onlangs zijn debuut maakte bij Athletic, kan Binke Diabate – als hij effectief doorbreekt – voor een nieuwe primeur zorgen en de eerste zwarte moslim worden die het rood-wit gestreepte shirt mag aantrekken.

Volgens Iribar is het trouwens constant vechten om talent: “Ook Osasuna en Real Zaragoza zaten achter Diabate aan.” Dat Bilbao het pleit in zijn voordeel kon beslechten, komt omdat de jeugdopleiding er nog altijd de beste van heel Baskenland wordt geacht en omdat de club ook een ander onmiskenbaar argument kan uitspelen: bij geen enkele andere club is het even gemakkelijk om de sprong van de jeugdcategorieën naar de eerste ploeg te maken, omdat er nu eenmaal geen buitenlandse concurrentie is. Diabate spreekt geen Baskisch, maar hij is ondertussen wel vertrouwd met de typisch Baskische voetbalaanpak: mooi verzorgd combinatiespel over de grond om aan te vallen en een over-mijn-lijkmentaliteit bij het verdedigen.

Industriële ziel

Om te verhinderen dat de talentrijkste Baskische jongeren eventueel zouden overwegen om bij andere clubs te gaan spelen en om ze zoveel mogelijk in de watten te leggen, doet Athletic een beroep op de volbloed Bask Koldo Asua, die niet onder stoelen of banken steekt wat de waarden in zijn leven zijn: “God, familie, Baskenland en Athletic, maar dan in omgekeerde volgorde …” Asua waakt trouwens niet alleen over het jonge talent bij de club zelf, hij gaat samen met 19 scouts overal kijken waar hij nog Baskische spelers op de kop kan tikken. Bij het Italiaanse Ostia ontdekte hij een doelman met Baskische voorouders en in Latijns-Amerika enkele afstammelingen van Basken die naar daar gevlucht waren tijdens de Spaanse burgeroorlog van 1936. In Baskenland werkt Athletic met liefst 150 partnerclubs en de vereniging controleert systematisch of talenten die elders in Spanje aan de slag zijn, niet ergens Baskische wortels hebben. In het spelershome hangt nog een foto van de helden van 1984 die de laatste kampioenstitel binnenhaalden en die vanaf de zee de binnenstad invoeren met een ernstige blik in de ogen, alsof ze terugkwamen van een dagje hard labeur in de fabriek.

“De tijden zijn veranderd”, zegt ook Andoni Zubizareta, de doelman die nog altijd de absolute recordman van het Spaanse voetbal is (622 wedstrijden in de eerste klasse, 126 interlands en vier WK-deelnames) en die tot eind 2004 sportdirecteur was bij Athletic. Na zijn ontslag ging hij in het bedrijfsleven aan de slag en hij kan moeilijk verhelen dat hij het jammer vindt dat “voetbal veranderd is van sport in spektakel” en “dat ook de mentaliteit in Bilbao de jongste jaren sterk is gewijzigd”. De stad, die vandaag bij toeristen vooral bekend is omwille van het Guggenheimmusem, was vanaf het einde van de negentiende eeuw het centrum van de zware industrie. Het ijzererts en de haven maakten er een belangrijk industrieel centrum van. Waar nu het museum staat, toonden arbeiders die uit Portsmouth en Southampton afkomstig waren de Basken voor het eerst wat voetbal is. Nu zijn er echter zo goed als geen hoogovens meer en volgens Zubizareta is met het verdwijnen van de industriële ziel van de stad ook het mythische karakter van Athletic Bilbao stilaan verloren gegaan.

In de straten van Bilbao zijn steeds meer jongens te zien die shirtjes van Manchester United en Chelsea dragen. Het wordt steeds duidelijker dat enkel de oudere generatie nog de tradities en de waarden van Athletic in stand houdt. Maar voorzitter Fernando García Macua maakt zich nog niet al te veel zorgen: “Hoe slechter we gerangschikt zijn, hoe meer we als ouderwetse club op sympathie kunnen rekenen.” S

door walter mayr – beelden: reporters

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content