Waar blijft de Belgische Zidane ? De allochtone gemeenschap over positieve discriminatie, de onzin van subsidies of quota en een pleidooi voor respect en verantwoordelijkheid.

B ert Anciaux (Spirit), minister van cultuur en sport, zorgde onlangs voor opschudding door in zijn beleidsnota te stellen dat hij subsidies wilde uittrekken voor zogenaamde zelforganisaties. Daarmee worden allerhande allochtone verenigingen bedoeld, zoals Marokkaanse jeugdhuizen of Turkse vrouwenclubs. Sinds 1994 al krijgt een aantal van hen subsidies omdat ze allochtonen betrekken bij het verenigingsleven en zo een opstapje vormen naar integratie. Allochtone jongeren aantrekken in de gewone jeugdbewegingen lukt toch niet, voerde Anciaux ter motivatie van zijn voorstel aan. Hij had het destijds zelf geprobeerd in Brussel. En dan, zegt Anciaux, laat ik liever de zelforganisaties die wél jongeren in het verenigingsleven betrekken, verder bestaan, dan ze financieel lam te leggen, zodat de jongeren in de anonimiteit verdwijnen.

VLD-voorzitter Bart Somers reageerde heftig op de nota. “Omdat zoiets niet naar integratie, maar naar segregatie leidt”, klinkt het. “Straks hebben we in onze steden een hele straat vol jeugdhuizen, allemaal voor een specifieke nationaliteit.” Andere partijen reageerden gematigder.

Anciaux is ook minister van sport. Hoe kijken ze daar naar subsidies ? Want ook in de sport is er een aantal zogenaamde zelforganisaties. Soms kan je dat afleiden uit de clubnaam – Turkse Rangers, FC Kosova, Atlas, Etoile de Bruxelles of Avrasya – soms is het minder duidelijk, zoals bij Inter Gent. Maar één ding hebben ze gemeen, ze kunnen maar moeilijk het hoofd boven water houden. Zouden subsidies helpen ?

Een week of twee geleden gooide Inter Gent de handdoek. Onvoldoende in kas om de bondsschulden te betalen en dus uit competitie. Boghattin Karadagan zucht bij de mislukking van zijn project : “Drie jaar na mekaar hebben we in vierde provinciale gespeeld. Nooit steun gekregen, van niemand. We hadden geen veld, ik ben herhaaldelijk bij de stad langs geweest, maar daar konden ze niet helpen. Een ploeg zonder veld of kantine heeft geen inkomsten en is ten dode opgeschreven.”

Inter Gent was geen exclusief Turkse ploeg. Karadagan : “We hadden vijf Afrikanen, wat Turken maar vooral Turkse Koerden. In totaal een veertigtal spelers, allemaal boven de zestien. Jeugd opleiden ( een voorwaarde voor subsidies, nvdr) was onbegonnen werk.”

S aïd Haddouche, een Belg met Algerijnse roots, heeft veel ervaring in Brussel, bij Atlas en Rhode Verrewinkel, maar ook als trainer van Etoile de Bruxelles. Hij werkt inmiddels al een tijdje als opleider bij de Belgische voetbalbond. Haddouche is ronduit tegen homogene elftallen. “We leven vandaag in een geglobaliseerde wereld, waarin diverse culturen naast en met mekaar leven. Een Turkse, Albanese of Marokkaanse ploeg is in mijn ogen geen goeie zaak. Dat is geen integratie, maar gettovorming. Ze bestaan inderdaad, helaas zou ik zeggen, omdat hun spelers in andere ploegen niet worden geapprecieerd. Maar dan zie je dat mensen leven in een getto, sporten in een getto, eten in een getto, reizen in een getto… We moeten niet dromen, een homogene maatschappij krijgen we nooit, maar mensen moeten elkaar leren kennen. Het probleem van dat soort ploegen is dat je bij wedstrijden geen voetbalmatch krijgt, maar een strijd tussen twee culturen, tussen twee blokken. In vierde provinciale een match met nationale hymnen, vlaggen, gevoelens… Dat zorgt voor frustraties, conflicten, spanningen. Spelers krijgen het gevoel dat ze nergens meer welkom zijn en willen via de sport bewijzen dat ze beter zijn.

“Ik was trainer, ik weet waarover ik spreek. Ik heb zaken moeten kalmeren, ik heb moeten verliezen met 5-0 toen er onverantwoorde gasten met geschoren koppen de boel op stelten kwamen zetten. Als trainer van Etoile heb ik mijn jongens van het veld gehaald omdat er spanningen waren, geweld. Integratie is ook een woord waar ik eigenlijk niet van houd. Het gaat om creatie, waarbij je twee parameters moet hanteren : respect en verantwoordelijkheid. Ik respecteer u, voor wat u bent, en omgekeerd. En beiden nemen we de verantwoordelijkheid voor onze daden. Als ik een fout maak, is dat niet uw schuld, maar de mijne. En omgekeerd. Vandaag denken we in hokjes. De bougnoul, de Belg. Beide kanten gaan in de fout. Als de bougnoul op school slechte punten haalt, is dat niet omdat hij niet studeerde, maar omdat de prof een racist is. Die excuses moeten eruit.”

Kamel Zerioh heeft vijftien jaar ervaring op provinciaal niveau. Hij begon op zijn tiende en is nu 26. Zerioh : “Persoonlijk ben ik niet zo voor die homogene ploegen. De Turkse gemeenschap in Gent is groot, tienduizend man sterk, en voetbalgek. Ik snap het allemaal wel, maar ik denk dat een ploeg als Avrasya constant het gevoel heeft dat het wij tegen zij is. Op de duur moet dat negatief werken. Ik heb het meegemaakt in het zaalvoetbal, in een ploegje dat volledig bestond uit spelers van Marokkaanse afkomst. Ik vond dat niet zo prettig, ook al is het zo dat in zaalvoetbal op topniveau, en wij zaten in tweede nationale, de meeste spelers van buitenlandse origine zijn. Maar het was moeilijk om te overleven, om aan sponsoring te raken.”

Boghattin Karadagan : “In theorie kan iedereen bij een gewone ploeg terecht. Ik heb tien jaar gevoetbald, overal mijn weg gemaakt. Nergens last gehad, echt last. Af en toe wat problemen, maar die heb je overal. Ik heb het gedaan om jongens die wél uit de boot vielen, te helpen. Subsidies ? Zouden die veel helpen ? Met twee- tot drieduizend euro per jaar zijn we niet gebaat.”

Kamel Zerioh : “Ik heb nooit ervaren dat ik als Belg van buitenlandse afkomst niet aan een ploeg kon raken. Jaren voetbalde ik voor Olympia Gent en daarna kwamen ze me telkens vragen. Ik heb dus nooit zelf moeten zoeken. Misschien moeten anderen dat wel. Als die dan uit de boot zouden vallen omdat er geen geld is voor hun ploegje, zou ik dat jammer vinden. Dan liever zo’n zelfhulporganisatie financieren dan helemaal niks. Ook al is dat misschien geen echt integratiebeleid.”

Opvallend is de afwezigheid van allochtonen op het hoogste niveau. Nordin Jbari, ja, en Gent heeft in zijn brede kern nog een tweede, Erding Kurtulus. Genk viste uit de Brusselse vijver Faris Haroun op, maar het blijven witte raven. Is het alleen omdat ze op hun vijftiende, zestiende massaal afhaken om te gaan klussen, of is er meer aan de hand ? Volgens Saïd Haddouche wel. “Ik ben 32 jaar in België, heb een belangrijke job waarbij ik met de grootste bedrijven werk, doe dingen voor de voetbalbond, geef overal seminaries. Ik heb geen problemen, de maatschappij heeft mij aanvaard. Maar het beeld van de Arabier als een gedisciplineerd, rechtlijnig man is dat niet. Onlangs nog trok een jong Tunesisch talent van Brussels naar Anderlecht. Om diverse redenen, maar ook omdat men zijn talent niet herkende. Weet u dat Geremi, die bij Real en Chelsea speelde, na een test van twee weken door Belgische clubs is afgewezen, wegens onvoldoende… Is dat racisme ? Neen. Is dat gebrek aan competentie ? Ja. Het voetbal van vandaag gaat aan ons voorbij bij gebrek aan competentie, niet door racisme, dat benadruk ik. Er zijn gevoeligheden soms, maar die spelen minder een rol. Of denkt u dat clubs opzettelijk ruwe diamanten laten liggen ?

“Daarnaast moet de Belgische maatschappij leren beseffen dat splitsing geen zin heeft. Splitsing van Vlamingen en Walen, van autochtonen en allochtonen. Kom nu. Er is al een dag van de vrouw, ik zou eens graag een dag van de buitenlander zien. De buitenlandse Belg en de echte buitenlander. Dat die eens op één dag allemaal samen niet zouden werken, zich opsluiten, uit het straatbeeld afwezig blijven. Dan pas zou je hun invloed zien. Mensen moeten uit hun hoofd zetten dat Arabieren parasieten zijn.”

Het probleem is argwaan. “Belgen zijn niet sterk in communicatie. Ze houden van dingen die ze kennen. Maar van daaruit gaan denken dat de Belg een racist is, is dan weer verkeerd. Wanneer ze je eenmaal kennen en weten wie je bent, is er geen probleem meer. Die klip moeten wij nemen, het buitenlandse product moet als het ware bewijzen dat het goed is om geaccepteerd te worden. Maar hoe wil je dat wij dat bewijs leveren, als we daar de kans niet toe krijgen ? Als ik vandaag een buvette in het voetbal binnenstap, kennen ze me. ‘Dat is Saïd, die werkt voor de voetbalbond, dat is een goeie.’ Vroeger moest ik vechten voor mijn plaatsje. En wie moet vechten, is dat soms beu, raakt soms gefrustreerd en krijgt complexen. Gewoon door de blikken alleen al. Ook tijdens mijn actieve carrière werd ik daarmee geconfronteerd. Had ik ergens contacten, maar zei men vlakaf : ” Sorry, ici, pas de bougnoules…” Sommige clubleiders zegden me : “Sorry, Said, je kan goed voetballen, maar in deze club willen wij geen Arabieren.” En dat bestaat nog steeds. Het loopt hier vol met talent, maar hoe wil je dat het doorbreekt, met zo’n mentaliteit…”

Ook binnen de muren van het bondsgebouw leeft de bekommernis. Alain Courtois vroeg zich destijds al af “wanneer wij eens een Zidane zouden produceren ?” Haddouche : “Alain was een van de weinigen die bij de kleine clubs op bezoek ging. Het zijn zij die jongeren in de eerste lijn opvangen, maar daarvoor weinig steun ontvangen. Niet van de gemeente en niet van de ouders, die niet naar de eetfestijnen gaan die zo’n club organiseert om wat geld binnen te halen. Ze hebben de indruk dat men hen schuin bekijkt.” Kamel Zerioh : “Ik voetbal al zestien jaar en mijn vader heeft me nog nooit gezien. Ik kreeg mijn lidgeld, schoenen, scheenlappen, maar moest hem voor de rest niet veel ambeteren, neen.”

Welke rol moet de politiek spelen ? Haddouche : “Niet door subsidies ! Non, non, non ! Een politicus moet zijn cité leiden met een visie, niet vanuit de politiek van het moment. Wil je dat de integratie verloopt via de sport ? Ontwikkel dan een sportpolitiek. Dat doe je niet door snel her en der wat subsidies uit te keren. Er zijn goeie en slechte Belgen. De goeie moet je belonen, de slechte bestraffen.” Hij noemt namen. “Er zit geen enkele Belg van buitenlandse afkomst in de kern van Brussels, dat is duidelijk de wil van het bestuur en niet normaal. Hun publiek is immers veranderd, nu is ongeveer één vijfde van buitenlandse afkomst.”

Kunnen allochtonen volgend jaar bij de gemeenteraadsverkiezingen iets uitrichten door zich verkiesbaar te stellen ? Haddouche : “Neen, integendeel, dat zal op een catastrofe eindigen. Als ze vijftig of tweehonderd stemmen halen, zullen ze dan worden gehoord ? Ik zie de samenleving niet veranderen. De partij beslist en ik heb niet het gevoel dat in de partijpolitiek mensen van allochtone afkomst opklimmen. Wilt u de echte waarheid ? Ik heb ook in het voetbal, waar ik al zolang word gerespecteerd, ideeën, maar ik moet toch zwijgen. Ik voel dat, je moet je limieten kennen. Je kan de gang van zaken niet fundamenteel beïnvloeden. Men geeft ons, mij, verantwoordelijkheden, maar tot een bepaald niveau. Dat is frustrerend. In de politiek is het zoals met die quota voor vrouwen. Dat vind ik ook niks. Je moet op de lijst staan op basis van je kwaliteiten, niet omdat je vrouw bent, of allochtoon. Ik geloof niet in quota, in positieve discriminatie. Ik geloof in kwaliteit. Deze maatschappij moet er een van kwaliteit worden, dat de beste doorgaat.”

Waar ligt in dit debat de verantwoordelijkheid van de speler ? Haddouche : “De jonge allochtoon heeft complexen, tegenover de club, de omgeving. Als ik de voetbalbond binnenstap, voel ik dat ik buitenlander ben. Ik werk met de grootste bedrijven, met senatoren, maar ik zie aan de ogen van de mensen dat ze tegenover een buitenlander staan. Ik blijf het zwarte schaap. Je moet je voortdurend bewijzen, voortdurend vechten. Als er wat fout loopt op de bond, zullen ze direct zeggen : ‘Het is de schuld van die Arabe…’ ( Lacht.) Ik werk er echter al tien jaar en in het glazen huis is nog niks gebroken.

“Stel je voor dat je dat allemaal als jongere moet ondergaan. Zidane kan zich nu op een veld alles veroorloven, omdat hij Zidane is en naam heeft. Vandaag kan hij zeggen : ik speel niet meer voor Frankrijk omwille van de bondscoach. Die keuze had hij tien jaar geleden niet. Hoeveel jongeren voetballen niet vanaf hun vijfde, zesde, om als Uefa te horen : ‘ Non, hier geen bougnouls ?’ En men blokkeert ze. Dat zijn jongens die deze maatschappij haten, geweld gebruiken, boefjes worden, Belgen slaan, omdat de maatschappij hun toekomst aan diggelen sloeg. Dat is de realiteit ! Je moet naar een maatschappij evolueren waarin iemand zelf verantwoordelijk is voor eventueel falen, waar de beste het haalt. Maar nu regeert competentie niet, wel de copinage, mekaar kennen. De blanke, met blauwe ogen…”

door Peter T’Kint

‘Er zit geen enkele Belg van buitenlandse afkomst in de kern van Brussels, dat is duidelijk de wil van het bestuur en niet normaal.’

‘Een Turkse, Albanese of Marokkaanse ploeg : dat is geen integratie, maar gettovorming.’

‘Het voetbal van vandaag gaat aan ons voorbij bij gebrek aan competentie, niet door racisme.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content