Tim Smolders straalt. Enkele maanden geleden werd hij voor het eerst vader. Bovendien speelt hij na twee jaar degradatievoetbal in Nederland opnieuw in België. ‘Ik wil zo graag sportieve revanche nemen en Charleroi leek mij daarvoor de beste ploeg.’

De jonge Kempenaar begon zijn carrière bij Netezonen Eindhout. Via korte tussenstops bij Westerlo en Geel kwam Tim Smolders in 2000 bij Club Brugge terecht. De middenvelder werd toen vergeleken met Jan Ceulemans, maar kon deze hoge verwachtingen niet inlossen. Hij viel meer naast de ploeg dan hem lief was en besloot zijn geluk in Nederland te zoeken. Na twee jaar bij RBC Roosendaal, waar het degradatiespook onophoudelijk huisde, keert hij terug naar België.

Waarom koos je voor Charleroi ?

Tim Smolders : “Ik had vier opties, allemaal ploegen uit de eerste klasse in België. Behalve naar Charleroi kon ik ook naar Lierse, Beveren en Roeselare. Maar Lierse is nog niet zeker van het behoud, Beveren kent licentieproblemen en Roeselare belde mij pas de dag dat ik mijn antwoord moest geven aan Charleroi. Ik heb eieren voor mijn geld gekozen en bij Charleroi getekend. In mijn keuze speelde enkel het sportieve aspect mee. Als je twee jaar degradatievoetbal hebt gespeeld, dan wil je zo graag sportieve revanche nemen. Charleroi leek mij de beste ploeg om dat te doen.”

Wat bieden ze je in Charleroi ?

“Ik krijg geen garanties, die krijg je nergens. Maar ik heb al een gesprek gehad met de trainer en hij ziet het volledig zitten met mij. Wat voor mij een belangrijk punt was, is dat ik met Charleroi niet zal degraderen. Daar speel je voor de subtop. Bij die drie andere ploegen was ik daar niet zeker van. Ik heb ook het gevoel dat ze me er echt bij willen. Toen ik in Charleroi was voor een gesprek, kwam Jacky Mathijssen op zijn vrije dag langs. Hij woont in Dilsen-Stokkem, dat is anderhalf uur rijden van Charleroi. Zoiets doet hij niet voor niets natuurlijk. Je voelt dat het respect aanwezig is.”

Is er gesproken over de positie waarop je zal spelen ?

“Ja, ze zien mij in een aanvallende rol op het middenveld. Dat kan in een 4-4-2 of 4-3-3 zijn, daar wisselt de trainer zelf veel in af. Zoiets hangt af van de situatie. Als schakel tussen middenveld en aanval voel ik mij ook het best.”

Is het niveau van Charleroi het hoogst haalbare of is het een springplank naar meer ?

“Ik weet het niet. Elke ploeg kan een springplank zijn. Als je goed presteert, kan je in geen tijd ergens anders spelen. Maar op dit moment telt alleen Charleroi. Achteraf zullen we zien wat het resultaat daarvan is.”

Zal je je thuis voelen in Charleroi, een stad die een nogal grijs beeld oproept ?

“Dat zal nog moeten blijken, maar ik kan mij daar wel aan aanpassen. Ik denk trouwens dat de meesten een verkeerd beeld hebben van Charleroi. Er wordt enkel aan de staalindustrie gedacht, maar ik heb het gevoel dat de mensen er heel warm zijn. Zoiets wordt natuurlijk nooit gezegd.”

Je vroegere trainer, Robert Maaskant, zei over jou : “Tim voelt zich het best bij een ploeg die dominant voetbal speelt en niet bij een team dat in verdrukking raakt.” Klopt dat ?

“Ja, dat klopt helemaal, ik zou het niet beter kunnen formuleren. Bij RBC Roosendaal hebben we tijdens die twee seizoenen heel weinig aanvallend voetbal gespeeld. We probeerden wel, maar het is er nooit uitgekomen. Ik voel mij het best op de helft van de tegenstander, het liefst bij een aanvallende, dominante ploeg.”

In dat profiel past Charleroi volgens jou ?

( lacht) “Dat hangt natuurlijk af van de kwaliteit in de ploeg. Ik ken de namen van mijn toekomstige ploegmaats wel, maar ik ken niemand persoonlijk. Ik weet van de meeste spelers wat hun kwaliteiten zijn. Als er niet te veel vertrekken, denk ik dat er voldoende kwaliteit aanwezig is. Ze hebben toch al bewezen dat ze over goede aanvallers beschikken zoals – ik noem er nu maar enkele – François Sterchele en Izzet Akgül.”

Robert Maaskant zei ook : “Tim kan nog 20 tot 30 procent beter worden als hij leergierig blijft.”

“Ik denk wel dat ik nog kan groeien. Ik heb in Nederland kennisgemaakt met een nieuw soort voetbal : degradatievoetbal. Daarbij moet je voor elke meter grond vechten. Er wordt minder gevoetbald, terwijl het voetbal net meer mijn stijl is. Als je maar negen punten haalt, verlies je wel een beetje van je leergierigheid. Dat heeft te maken met de moedeloosheid die in de ploeg sluipt. Maar van zodra je opnieuw vertrokken bent en je betere resultaten haalt, komt die wil om bij te leren automatisch terug. Ik wil me zo graag revancheren voor de laatste jaren. Ik heb de afscheidswedstrijd van Gert(wedstrijd in Hoogstraten met ex-ploeggenoten van Gert Verheyen, nvdr) meegespeeld. We wonnen met 3-2. Dat is zowat de enige wedstrijd die ik dit jaar gewonnen heb. Daar kan ik niet echt fier op zijn.”

Hoe moeilijk is het om je steeds opnieuw op te laden wanneer je je in een negatieve spiraal bevindt ?

“De dag voor de wedstrijd had ik telkens een goed gevoel. Ik dacht steeds opnieuw : vandaag gaat het gebeuren. Maar wanneer je tijdens de wedstrijd na twintig minuten 1-0 achterstaat, gaan alle kopjes naar beneden en dan is het over. Tijdens de eerste wedstrijd van het seizoen, in Groningen – ik was toen nog geblesseerd -, bleef het lang 0-0. Stel dat het zo blijft of dat we nog kunnen winnen, dan waren we misschien op de juiste trein gesprongen en waren we vertrokken. Nu komen we de laatste vijf minuten 0-1 achter, met de gekende gevolgen.”

Slaagde de trainer er niet in de knop om te draaien ?

“Neen ! Ik heb gedurende twee seizoenen onder drie verschillende trainers gespeeld. Ik denk niet dat je het dan nog een kwestie van trainers kan noemen, dan heeft het eerder met de samenstelling van de groep te maken. Er waren bijvoorbeeld veel huurspelers in de ploeg. Ik denk niet dat er te weinig kwaliteit was. Op het mentale vlak misschien wel, maar als het goed draait, heb je ook minder mentale weerbaarheid nodig. Er was genoeg kwaliteit als je naar de namen kijkt : Paul Kpaka, Akram Roumani, Marc Volders, Ali Elkhattabi, … Namen genoeg maar geen ploeg. Als je dan de eerste wedstrijden in die negatieve spiraal terechtkomt, is het heel moeilijk om eruit te raken.”

Hoe kan je die teleurstellingen dan van je afzetten ?

“Ik probeerde er niet aan te denken door met andere dingen bezig te zijn, bijvoorbeeld met mijn gezin. Ik heb een dochtertje van drie maanden, Margaux. Als zij één keer lacht, is alles vergeten.”

Je hebt ook een soort therapeut bezocht die zich bezighoudt met het paranormale ?

“Ja, dat heb ik wel eens gedaan. Ik wou voor mezelf weten dat ik er absoluut alles aan gedaan had om RBC weer op de sporen te krijgen. Maar misschien waren we beter eens met de hele ploeg geweest.”

Helpt zoiets ?

“Goh, dat weet ik niet. Dat is heel persoonlijk, dus het is moeilijk om daar een antwoord op te geven. Het is belangrijk dat je ervoor open kunt staan. Vele spelers kunnen dat niet en dan heeft zoiets geen impact. Voor mij persoonlijk denk ik dat het helpt, maar ik kan het moeilijk tastbaar maken. Ik kan niet exact zeggen wat er beter geworden is. Het is eerder een gevoel. Ik laat het over me heen gaan en de volgende wedstrijd kunnen we weer winnen. Het is een soort klik in je hoofd. Als je maar negen punten haalt, moet je de knop elke week kunnen omdraaien.”

Je hebt ook blessureleed gekend in Nederland.

“Ja, twee keer aan mijn knie. Ik kwam net terug uit blessure en tijdens de voorbereiding van het tweede seizoen kreeg ik hetzelfde in de andere knie. Ik ben zo in totaal drie tot vier maanden uit geweest. Daardoor miste ik de voorbereiding en dat voelde ik toch. Ik zat niet in het juiste ritme, ik moest steeds aanhaken en achteraan huppelen. Dat is geen optimale voorbereiding op het nieuwe seizoen, zoiets weegt door. Ik wou toen al revanche voor het jaar voordien, omdat we ons dan pas in de eindronde konden handhaven.”

Is je transfer naar RBC een teleurstelling geweest ?

“Ik heb er geen spijt van. Met de mensen van Roosendaal en de spelers heb ik een fantastische tijd gehad. Ik heb er geen problemen gekend. Maar als je het achteraf bekijkt, dan kan je misschien stellen dat het een foute keuze was. Ik heb er wel vrij veel gespeeld, 61 wedstrijden op twee seizoenen. Dat is de ervaring die ik nodig had, daarvoor ben ik naar Nederland vertrokken. Maar ik had uiteraard liever niet onderaan gespeeld. Ik had er bij wijze van spreken liever nóg gespeeld, in de middenmoot of zo. De sfeer was er ook altijd heel goed. Als we met 2-0 verloren van Ajax, dansten ze de polonaise. Dat is daar altijd zo geweest. Het is een club die nog maar enkele jaren in de eredivisie speelt, dat is helemaal anders dan bij een topclub waar je elke week moet winnen. Ondanks de tegenvallende resultaten, bleven de supporters redelijk tevreden. Dat was verwonderlijk voor mij. Wat de supporters betreft, mag ik zeker niet klagen. In Brugge was dat wel anders.”

Je scoorde er zes keer tijdens het eerste seizoen, maar niet eenmaal tijdens het tweede. Is dat te weinig voor jou ?

“Over het eerste jaar ben ik tevreden. Als je zes doelpunten maakt bij een ploeg die onderaan staat en je rekent er ook de assists bij, dan mag ik tevreden zijn. Maar dit jaar was er helemaal niets bij. Ik ben weinig aan het doel geweest, ik heb ook veel verdedigend gespeeld. Over het voorbije seizoen mag ik absoluut niet tevreden zijn.”

Hoop je stiekem om alsnog bij de top van België te raken ?

“Ja, want ik weet hoe het eraan toegaat in een topploeg. Het brengt natuurlijk wel wat meer druk mee, maar de sfeer en de ambiance zijn er helemaal anders. Er zijn maar drie clubs in België : Club Brugge, Anderlecht en Standard. In het buitenland is dat hetzelfde. Of ik goed genoeg ben voor de top, zal ik bij Charleroi moeten bewijzen. Technisch gezien was ik altijd een van de beteren in Brugge. En ik weet dat techniek het moeilijkste is om jezelf bij te brengen. Aan de rest kan je werken. Ik kan bijvoorbeeld nog aan kracht winnen en nog meer loopvermogen krijgen. Nu is het aan mij om daaraan te werken.”

LEEN MALLEZIE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content