Bij het bescheiden Bergen was Benjamin Nicaise zeker van zijn plaats, maar bij landskampioen Standard is hij dat helemaal niet. Kan de Fransman dit seizoen echt doorbreken?

Frankrijk gaat prat op filosofen en schrijvers als Emile Zola, Gustave Flaubert en Blaise Pascal, terwijl België cultureel voor een groot stuk teert op schilders en beeldhouwers als Paul Delvaux, Constant Permeke en Rik Wouters. En dat vertaalt zich ook in de volksaard. Onze zuiderburen staan erom bekend dat ze tetteren dat het een lieve lust is, terwijl wij vaak eerder stug zijn in de omgang. Ook Benjamin Nicaise, de nieuwe Franse middenvelder van Standard, is een vlotte prater die zijn ambities makkelijk verwoordt en misschien op Sclessin kan doorbreken nu er onder Laszlo Bölöni, die eigenlijk een halve Fransman is, opnieuw een Frans briesje waait, nadat eerder al Franse coaches als André Riou (1953-58, 1ste beker in 1954 en 1ste landstitel in 1958) en René Hauss (1968-1973, 3 titels in 1969, ’70 en ’71) er successen boekten.

Bij Standard zal er veel meer concurrentie zijn dan bij Bergen, waar je samen met de andere verdedigende middenvelder Hocine Ragued, omzeggens zeker was van je plaats…

Benjamin Nicaise: “Concurrentie is normaal in het voetbal. Als ik bij Bergen slechter was geweest dan de andere kernspelers had ik er geen kans gekregen. Dan had Standard me ook niet in de gaten gekregen. Sportieve rivaliteit hoort er in elke club bij. Het is aan mij om me te bewijzen. Maar als ik zou gedacht hebben dat dit niet kan, dan had ik hier niet getekend. Ik wil er alles aan doen om een basisplaats te veroveren.”

Naast of in de plaats van Marouane Fellaini?

“Daar moet de coach over beslissen. Een team dat vorig seizoen slechts één nederlaag leed en oververdiend de titel won, is natuurlijk fantastisch sterk. Het is voor mij een hele eer dat ik nu mag proberen een bijdrage te leveren om een nieuwe stap vooruit te zetten. Maar over hoe dat concreet moet gebeuren, heb ik nog niet zoveel nagedacht. Mijn voornaamste zorg bestaat er nu in me de cultuur van mijn nieuwe club eigen te maken.”

Het is toch een ferme transfer: alsof je van een 2pk’tje overstapt in een sportwagen.

“Standard was vorig seizoen dominant in eerste klasse en wil nu weer schitteren op het Europese toneel. Daarvoor zal hard gewerkt moeten worden en dat is me op het lijf geschreven. Ik ben in ieder geval heel blij dat ik erbij ben en dat ik samen met Wilfried Dalmat de overstap heb kunnen maken. Met alle respect, maar ik begreep echt niet wat die bij een club als Bergen zat te doen. Hij heeft enorm veel troeven: zijn schot, zijn snelheid, zijn tweevoetigheid,… Hij heeft met Nantes nog gescoord in de Champions League tegen PSV. In vergelijking met hem ben ik een diesel. En ik speelde alleen Europese duels bij de beloften, alhoewel ik daar ook behoorlijk wat van heb geleerd.”

Je hebt wel dezelfde speelstijl als Fellaini.

“Ik ben toch geen echte nummer zes, meer een nummer acht. Ik ben graag een tussenschakel in aanvallend combinatiespel over de grond. Het feit dat Standard me zijn vertrouwen geschonken heeft, is in ieder geval voor mij ook een beetje een revanche op de Franse trainers die me aan de kant hebben geschoven. Uit tegenslagen put ik moed om vooruitgang te boeken. Ik ben een vechter.”

Volgens een steward hier op Standard wellicht ook letterlijk…

“Het incident van twee jaar geleden toen ik hier op Sclessin een akkefietje had met een steward nadat ik na mijn rode kaart in de tribune wilde plaatsnemen, is vergeten. Ik ben echt geen bad boy. Maar ik heb wel een enorme wil om te winnen.”

Moeilijke jongen

Je werkte bij Nancy al onder Laszlo Bölöni. Hoe was dat?

“Ik was nog jong toen, maar ik kan alleen maar positieve dingen over hem zeggen. Hij gaf me een kans bij de eerste ploeg. Zoals alle Oost-Europese trainers is hij erg streng, maar hij spreekt verschillende talen. Dat Nancy het nu zo goed doet in Frankrijk is voor een groot stuk aan zijn werk en zijn intelligente aanpak te danken.”

Is die aanpak te vergelijken met die waarmee Albert Cartier Bergen uit het slop haalde?

“Een beetje misschien. Bij Albert Cartier moesten we als het ware constant in het rood gaan, terwijl Bölöni meer met cycli werkt.”

Hoe kijk je terug op je verblijf bij Bergen?

“Na een niet zo geslaagde passage bij Amiens was het voor mij de juiste club op het juiste moment. Ik was ontgoocheld in de vele mensen voor wie voetbal niet meer is dan een broodwinning. Ze leven van het voetbal en niet ervoor. Als prof moet je er 200 % voor gaan, vind ik. Ik ben heel blij dat ik de overstap gemaakt heb naar België. Het is vlakbij maar toch is er een heel andere cultuur. Ik heb kansen gekregen en ik heb mijn verantwoordelijkheid opgenomen. In Frankrijk mocht dat kennelijk niet, omdat ik er het etiket van ‘moeilijke jongen’ kreeg opgekleefd.”

Is dat al bij al niet een beetje eigenaardig?

“( lacht) Neen. Eigenlijk heb ik maar van één ding spijt. Ik had mezelf zes maanden gegeven om me in de kijker te spelen van een Belgische topper en uiteindelijk heeft het een jaar langer geduurd. Ik ben in januari 2007 bij de Draken gekomen en we speelden een uitstekende tweede ronde. Liever dan dadelijk daarna opnieuw te vertrekken, wilde ik er nog eens een heel sterk seizoen aanbreien. Maar het draaide bijna uit op een catastrofe met een zware blessure, veel pijn en een operatie.”

Had je na die operatie een doel ?

“Ik wilde absoluut drie maanden later weer op het veld staan om zo de aandacht te kunnen trekken van een andere club. Mijn blessure had wel het voordeel dat ik niet dadelijk betrokken was bij de enorme inzinking van de club in de eerste ronde. Maar eigenlijk stond het in augustus 2007 al in de sterren geschreven dat zoiets zou gebeuren. Ik wil niet in details treden maar het bestuur van Bergen vergiste zich schromelijk in het transferbeleid.”

Clubbesturen maken toch geen fouten. Het is altijd de schuld van coach en spelers…

“Tja, paniek zal ook wel meespelen zeker. Toen tijdens de mercato sprake was van de komst van Walter Baseggio, stelde ik me toch vragen. Dat was een speler voor mijn positie, terwijl ik na mijn schorsing in het begin van het seizoen slechts één wedstrijd had gespeeld. De manier van doen bij het bestuur was zeker niet de beste om de groep te beschermen.”

Het draaide uiteindelijk uit op het ontslag van José Riga. Een moeilijk moment?

“Zo gaat het nu eenmaal in het voetbal. Ik heb met veel trainers gewerkt, maar José Riga is zeker belangrijk geweest voor mijn carrière. Hij begreep dadelijk hoe ik in elkaar zat en wat ik de groep kon bijbrengen en gaf me vertrouwen. Ik meen te mogen zeggen dat ik dat niet heb beschaamd. Natuurlijk maakte hij ook fouten, maar dat geldt voor iedereen. Wie zonder zonde is, werpe de eerste steen.”

Tot het randje gaan

Het was het einde van een mooi sprookje: de resultaten bleven uit en spelers en coach zaten niet meer op dezelfde golflengte.

“Het is complexer dan dat. Maar als hij niet was ontslagen, was Bergen naar tweede gezakt, hoewel hem dat absoluut niet had kunnen worden aangerekend. Hij heeft bewezen dat hij een uitstekende coach is en zal dat nog doen, daar ben ik van overtuigd. Het was voor de club gewoon nodig om een soort shocktherapie toe te passen en daar heeft Albert Cartier voor gezorgd door er voortdurend op te hameren dat voetbal oorlog is. Hij was als speler al zo iemand en later als coach ook bij Metz en Gueugnon. Zijn over-mijn-lijkmentaliteit heeft hem ver gebracht en zo is hij er ook in geslaagd om met Bergen de degradatie te ontwijken. De spelersgroep heeft zijn boodschap enorm snel opgepikt.”

Is dat allemaal niet een beetje afgezaagd: strijden voor de kleuren van de club, zonder vedetten, desnoods je hoofd voor de bal leggen. Dat werkt misschien zes maanden in een crisissituatie, maar voor de rest…

“Ik ben het daar niet mee eens. Hij blijft dat herhalen, ook tegenover de pers en dat werkt, hoe simplistisch het misschien ook klinkt. Daarom ben ik er ook van overtuigd dat hij erin zal slagen om Tubeke in eerste klasse te houden.”

Gaat dat niet ten koste van het voetbal, omdat die tactiek, zoals bij Bergen bleek, toch impliceert dat er veel overtredingen moeten worden gemaakt?

“Ik vind dat daar te veel de nadruk op wordt gelegd. Cartier is een vechter, maar wel binnen de grenzen van wat sportief toelaatbaar is. Hij is een sportman die respect heeft voor de tegenstanders. Tot het randje gaan, is nog iets anders dan moedwillig iemand blesseren. Weet je, voor de media kan een trainer nooit goed doen: nu eens is iemand te braaf, dan weer te brutaal. Maar als een coach je voor een wedstrijd vraagt om in een boom te klimmen en zegt dat het daardoor is dat je wint, dan doe je dat als speler gewoon. Voor sommige spelers was de aanpak van Cartier misschien verrassend maar voor mij niet. Ik las ergens dat een andere trainer het verdacht vond dat Bergen plots zoveel punten haalde, maar mag ik erop wijzen dat we in de wedstrijd op Standard, die we weliswaar met 2-0 verloren, de betere ploeg waren? Ik heb heel veel respect voor Cartier. Ik heb ook in Lotharingen gespeeld, waar hij heeft gewerkt. Nancy en Metz hebben heel veel gemeen. In de streek van de koolmijnen is het altijd de traditie geweest om de mouwen op te stropen en je in het zweet te werken.”

Heeft Bergen zich niet verzet tegen de transfer?

“Toch wel. Bergen had de optie gelicht, maar samen met meester Misson heb ik me daartegen verzet, omdat ik slecht was ingelicht toen ik hier aankwam. Dat de club me uiteindelijk liet vertrekken voor 10.000 euro is het bewijs dat de optie niet rechtsgeldig was.”

10.000 euro maar? Dat is voor niets…

“Ja, en dat terwijl de club me onmisbaar achtte. Maar goed, ik zal Bergen nooit vergeten. Er heerst een familiale sfeer, de entourage is fantastisch, de voorzitter is een vriendelijke man, maar hij wordt helaas slecht omringd. Ik wil niet iedereen over dezelfde kam scheren, maar ik denk dat de club pas echt vooruitgang zal boeken als één bepaalde persoon er weg gaat.”

Alain Lommers?

“Hij is een van die mensen die leeft van en niet voor het voetbal. Kijk, met mensen die me vlakaf in het gezicht zeggen wat ze te zeggen hebben, heb ik geen probleem, maar als men me probeert te naaien… Enfin, dat is achter de rug. Ondanks het probleem met de optie, heb ik me niet zenuwachtig gemaakt. Er waren andere clubs geïnteresseerd, maar toen de belangstelling van Standard concreet bleek, heb ik geen seconde geaarzeld. Ik krijg hier een prachtige kans om opnieuw vooruitgang te boeken.” S

door pierre bilic beeld: michel gouverneur (reporters)

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content