Morgen/donderdag beslist de ultraspannende laatste speeldag in de eindronde over de eventuele comeback van zowel Bergen als coach Dennis van Wijk in eerste klasse. ‘De laatste weken gaat mijn Frans almaar vlotter.’

21 maart 2010. SV Roeselare raakt in eigen huis niet voorbij Westerlo (0-0) en komt één puntje te kort voor het rechtstreekse behoud. Meteen na de match wil VRT-journalist ChrisVan den Abeele per se de Swakiri overhandigen, de trofee voor de grootste loser van de speeldag. “Niet treiteren, dat is al wat ik vraag”, reageert een zichtbaar vermoeide en vooral geërgerde Van Wijk. Gefrustreerd door de misplaatste timing, maar vooral uitgeblust na een lang en mislukt seizoen, verdwijnt hij in zijn kleedkamer.

Meer dan een jaar later treffen we een heel andere Dennis van Wijk. Het is een prachtige lenteavond en het gesprek vindt plaats in de tuin van de Amsterdammer, in een buitenwijk van Brugge. De eindronde is volop aan de gang, maar de coach van Bergen geeft toch een erg relaxte en joviale indruk. Van Wijk trainde in zijn carrière vooral liftploegen en is onderhand de stress gewoon. Knokken voor de promotie of vechten tegen de degradatie, de druk blijft dezelfde. “Als trainer ben ik meestal een soort van crisismanager,” vertelt de Nederlander vanuit zijn tuinstoel, “maar eigenlijk stoort me dat niet. Ik voel dat ik op dit moment de drive heb om Bergen naar eerste te loodsen.”

Voor het eerst in je trainerscarrière zat je langer dan zes maanden zonder job. Hoe heb je die tijd opgevuld?

Dennis van Wijk: “Ik heb een paar zaken gedaan waar je als trainer anders niet aan toekomt: op vakantie met de familie, een weekje gaan golfen. En ik reisde naar Hawaï voor de Ironman-triatlon, een plan dat al jaren op tafel lag, maar nu eindelijk realiteit is geworden. Toch bleef ik vooral bezig met het voetbal. Ik onderhield mijn contacten, ging naar wedstrijden kijken en deed wat freelance spelersscouting: voor Engelse clubs zoals Crystal Palace, West Bromwich en Manchester City, maar ook voor Genoa en voor Club Brugge.”

Het Anderlecht van tweede klasse

Je trainde nog maar twee keer buiten West-Vlaanderen: bij STVV en Willem II. Hoe is Bergen bij jou terechtgekomen?

“Ik heb bij Club nog samen gespeeld met Dimitri Mbuyu, de sportieve raadgever van Bergen. Na Nieuwjaar contacteerde hij mij omdat Geert Broeckaert de druk van het hoofdtrainerschap niet langer zag zitten. Het leek me een mooie uitdaging en de basisvoorwaarde – samenwerken met Geert en de rest van de staf – vormde voor mij geen probleem. Bergen was een aantrekkelijke uitdaging: een club met veel mogelijkheden en al evenveel ambitie.”

Veel ambitie, dus ook veel druk …

“Dat is tegenwoordig overal hetzelfde. Als trainer kun je nergens meer bouwen, een club verwacht meteen resultaat. Wie trainer wordt van Bergen weet dat promotie nu eenmaal van moeten is. Meer nog: de supporters verwachten hier niet alleen resultaten, maar ook veel goals én aantrekkelijk voetbal.”

Het Anderlecht van tweede klasse?

“Eigenlijk wel, ja. Als de bal wordt teruggespeeld begint het publiek te roepen als een zot. En de voorzitter misschien nog het hardst van al. ( lacht) Die hang naar verzorgd voetbal zit ook ingebakken bij de spelers: ze willen het soms allemaal te frivool doen. Met de zakelijkheid van Lommel of Leuven doet Bergen volgens mij mee voor de titel tot de laatste speeldag. Na het verlies tegen Rupel Boom, begin april, hebben we de focus echter definitief verlegd naar de eindronde. In feite ben ik toen met een nieuwe trainingsopbouw begonnen, om te kunnen pieken naar deze periode.”

Ook in de drie wedstrijden na Rupel Boom, tegen de mindere goden van de reeks, ging Bergen onderuit. Na de derbynederlaag tegen Boussu Dour werd in de lokale pers zelf gesuggereerd dat je job op het spel stond.

“In die wedstrijd tegen Boussu Dour, op twee weken van de eindronde, speelden we erg zwak. Er ontstond toen inderdaad wat zenuwachtigheid binnen de club, voornamelijk gevoed door de zogenaamde ‘analisten’. Ik heb met voorzitter Domenico Leone gepraat en hem uitgelegd dat ik heel bewust toewerkte naar de eindronde. Hij zei: ‘Oké, maar toon het mij dan.’ Dat hebben we gedaan: op de laatste speeldag versloegen we Roeselare (3-0) en in de eindronde ontwikkelden we stilaan ons beste spel.”

Je tekende maar een contract voor een halfjaar bij Bergen. Waarom is er geen optie op verlenging die automatisch kan worden gelicht bij de promotie naar eerste klasse?

“In de voetbalwereld kan de situatie van een trainer in een zucht veranderen. De club en ikzelf hebben bewust gekozen voor een kortetermijnperspectief, maar na de eindronde gaan we opnieuw praten. Als we promoveren én we zitten op dezelfde golflengte, dan wil ik uiteraard graag blijven.”

De Waalse cultuur

Na de laatste passage van Bergen in eerste klasse bleef vooral het beeld hangen van een woelige club met een excentrieke voorzitter. Klopt dat nog?

“De voorzitter is enorm gepassioneerd door voetbal, maar hij heeft naar mijn aanvoelen wel geleerd uit het verleden. Hij is nu prima omringd met capabele medewerkers als Dimitri Mbuyu en algemeen directeur Alain Lommers. Iedereen op Bergen levert knap werk, alleen is de cultuur in Wallonië wel anders dan in Vlaanderen. Het duurt soms iets langer om iets te bekomen en alles moet ook langs meer mensen passeren. Maar dat heeft ook zijn charmes: Bergen is een heel warme club, waar de mensen nog tijd maken voor elkaar. Ik heb het er prima naar mijn zin. De laatste weken begint zelfs mijn Frans vlotter en vlotter te gaan.” ( lacht)

Is de club klaar voor eerste klasse?

“Als we promoveren, ben ik zeker dat Bergen zich zal wapenen voor eerste klasse. De omkadering, faciliteiten en infrastructuur zijn ondanks de degradatie in 2008 op eersteklasseniveau gebleven. Het vernieuwde deel van het stadion overstijgt zelfs dat van de doorsnee-eersteklasser. Op het gebied van de organisatie zouden er soms nog wat meer directe lijnen mogen zijn. Nu zijn er iets te veel bazen, maar niet iedereen acteert als baas, begrijp je? Toch wordt er prima werk geleverd op de club: op amper één dag zat de planning van de eindronde, stage aan de kust inbegrepen, in elkaar.”

En sportief?

“Er staat een spelersgroep met voldoende kwaliteit: veel jongens die al wat omzwervingen hebben gemaakt en graag terug naar eerste willen. Het is een luxe om met hen te werken, want het zijn bijna allemaal superprofs. Ik hoef de groep zelden of nooit te corrigeren. Alleen, veel van mijn jongens zijn misschien net iets té braaf. Met wat meer grinta hadden ze wellicht al meer uit hun carrière gehaald. We missen ook wel een dominante speler, een ervaren type dat de anderen kan aanjagen. Tom Van Imschoot heeft dat zeker in zich, maar hij is ook nog te veel een nette jongen.”

De tijden van verstikkende kliekjesvorming bij Bergen zijn dus voorbij?

“Zeker. De kern is wel een mix van vier groepen: Afrikanen, Walen, Fransen en ook redelijk wat Vlamingen, maar we werken wel allemaal samen naar hetzelfde doel. Ook zij die naast de ploeg vallen! Er loopt gelukkig niemand rond die de boel zal verzieken, want daar heb ik het lastig mee. Mij gaat het niet zozeer om goed of om slecht spelen, en dat weten de spelers. Als de wil er maar is!”

Togo en Club Brugge

De hoofdmoot in je trainerscarrière blijft nog steeds Roeselare, waar je – over twee periodes – in totaal vijf jaar aan de slag was. Is dat hoofdstuk definitief afgesloten?

“Ja. Het grote probleem was dat het Roeselare waar ik in 2008 ben teruggekeerd niet het Roeselare was dat ik in 2006 had ingeruild voor Willem II. De eigenheid van de club was verdwenen. De gang van zaken vorig seizoen heeft me enorm geraakt. Ik had constant het gevoel dat ik gebarreerd werd door het eigenbelang van bepaalde personen binnen de club. Dan krijg je frictie natuurlijk. Ik kan immers heel confronterend zijn als ik merk dat niet iedereen zich voluit achter het clubbelang schaart. In Bergen heb ik wel het gevoel dat elke speler, bestuurslid, werknemer hetzelfde doel voor ogen heeft.”

Als je promoveert, zal iedereen het hebben over de ‘comeback van Dennis van Wijk’.

“Daar ben ik totaal niet mee bezig. Bij elke club waar ik werk, probeer ik er iets moois van te maken. Tweede of eerste klasse, dat maakt alleen in mijn portefeuille verschil, niet op het vlak van de beleving waarmee ik een club train. Ik vertik het om met het oog op mijn trainerscarrière een rolletje aan te nemen of om mijn eigen waarden en normen te verloochenen. Zelf ben ik bij Willem II door een oude jeugdvriend ( Andries Jonker, nvdr) geflikt, maar aan dat soort ellebogenwerk doe ik niet mee. Ik blijf liever mezelf en misschien is dat ook wel deels mijn probleem. Als een sponsor mij uitnodigt voor een wedstrijd van Racing Genk geniet ik meer van het pintje voor de match in het themacafé bij Dirk Medved dan van het rondlopen als een houten klaas en het netwerken in de loges.”

Hoe oprecht was je voornemen om een club te gaan trainen in Togo, net op het moment dat je dit najaar opnieuw in de belangstelling stond van Germinal Beerschot?

“Ik ben daarmee op de proppen gekomen om Gunther Hofmans uit de wind te zetten. We zaten heel dicht bij een akkoord, maar ik heb uiteindelijk afgehaakt. Ik kwam naar Antwerpen om het contract te bespreken, maar merkte vrij snel dat de interne strijd in het bestuur volop aan de gang was. Het leek me toen niet het ideale moment om in die club te stappen. Achteraf bekeken een goede keuze.”

Niet opgepikt door de Vlaamse media, maar een quote van Luc Devroe in het Franstalige weekblad Prolongations: ‘Dennis en ik werkten ei zo na nog eens samen dit seizoen. In november, toen Club Brugge in een serieuze dip zat, stelde de vorige voorzitter, Pol Jonckheere, voor om Dennis op te nemen in de trainersstaf. Adrie Koster ging echter niet akkoord.’

“De onderhandelingen met Club Brugge over een nieuwe functie waren heel concreet, maar zijn uiteindelijk niet rondgekomen. Er speelden nogal wat zaken op de achtergrond, maar daarover wil ik liever niet uitweiden. Het ging om een interessante functie: deels het managen van de kleedkamer, deels scouting en deels zorgen voor een link tussen de jeugd en de eerste ploeg. Ik was enorm gecharmeerd van het aanbod, maar helaas.”

Hoe is het nu eigenlijk met je oude makker Luc Devroe?

“Goed, hij komt wel weer op zijn pootjes terecht. Het was voor hem wel een enorme klap om aan de kant gezet te worden terwijl hij zelf mee had gewerkt aan de plannen voor de nieuwe structuur. Maar dat is de voetbalwereld: wie bij de pakken blijft zitten, heeft geen toekomst. Zij die terugkeren, zijn uit het goede hout gesneden.”

DOOR BREGT VERMEULEN

“Wie trainer van Bergen wordt, weet dat de promotie van moeten is.”

“Het Roeselare dat ik in 2006 verliet, was twee jaar later onherkenbaar geworden.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content