Morgen houden de Schotten een referendum over hun onafhankelijkheid. De voorbije weken leek de balans over te slaan naar een ‘yes’ voor onafhankelijkheid. Sporters zijn unaniem tegen. In het voetbal is Schotland al meer dan honderd jaar zogoed als onafhankelijk, met een eigen competitie en nationale ploeg.

Devolution is een modewoord in het hedendaagse Europese staatsbestel. Letterlijk betekent het: overheveling van macht van een centrale overheid naar een onderliggend subnationaal bestuursniveau. In België gebeurt het al jaren, via de diverse staatshervormingen. Steeds meer bevoegdheden voor gewesten en gemeenschappen, in de hoop tegemoet te komen aan een groeiend verlangen naar zelfbestuur.

Soms volstaat devolution niet. Vorige week kwamen de Catalanen op straat voor het vieren van hun ‘nationale’ feestdag. Ook zij willen later dit jaar een referendum om bij de bevolking te peilen naar de graad van zelfstandigheid. In tegenstelling tot het Schotse referendum kreeg dat (nog) geen rechtsgeldigheid van de Spaanse staat. Als die zegt dat het referendum niet wettelijk is, heeft de peiling van november geen zin. De Schotten staan verder. Morgen staan ze voor de keuze. Afscheid nemen van Engeland en kiezen voor een eigen weg, of verder gaan op het pad van de devolution. Yes or No.

Better Together zoals de beweging voor een status quo er heet, of niet?

Heeft die keuze gevolgen op sportvlak? Ongetwijfeld. Het was voor de Schotse pers de voorbije weken zeer moeilijk om in het debat rond de onafhankelijkheid een sporter te vinden die openlijk pro was. Veel nee-stemmers, een paar onthoudingen. De enige met naam die zich een luid voorstander noemde, was Michael Stewart. Stewart is een ex-voetballer, die dezer dagen aan de slag is als analist voor BBC Scotland. Ooit voetbalde hij kort voor Manchester United, bekend werd hij later bij Heart of Midlothian en Hibernians, de twee ploegen uit Edinburgh. Hij noemde de onafhankelijkheid “een grote boost voor het zelfvertrouwen van de Schotten, wat voor het halen van succes in sport zeer belangrijk is”. Stewart werd in zijn ja-stem bijgetreden door bokser Alex Arthur, judoka Connie Ramsay en karateka Samera Ashraf. Internationaal niet bepaald klinkende namen.

Veel luider klinken de stemmen van de No voters die de beweging Better Together wist te strikken. David Moyes, Alan Hansen, Ally McCoist, Scott Hastings, Barry Ferguson en Genktrainer Alex McLeish spraken luid hun afkeer voor Schotse onafhankelijkheid uit. Twitterend Schotland reageerde hevig, soms verbolgen. Hansen woont al sinds 1977 aan de Merseyside. Weet hij veel van de Schotse realiteit…

Ook Sir AlexFerguson, naast acteur Sean Connery (die wél voor onafhankelijkheid pleit) misschien wel ’s werelds bekendste Schot, is tegen. Net als Hansen iemand die werkt en woont in Engeland en dus morgen niet mag meestemmen. Het referendum geldt immers alleen voor inwoners van Schotland. Ferguson maakte zijn statement toen de krijtlijnen van het referendum werden vastgelegd. Omdat de Schotse eerste minister Alex Salmond (Schotland kreeg zijn eigen parlement na een referendum in 1997) vreesde dat kapitaal zeer belangrijk zou worden in de campagne (de meeste grote bedrijfsleiders en banken uit de UK zijn tegen onafhankelijkheid), legde hij strenge beperkingen op aan de uitgaven. Wie buiten Schotland woonde, mocht slechts 500 pond (ongeveer 630 euro) per persoon doneren aan een strijdend kamp. Sir Alex stortte op de rekening van Better Together prompt 501 pond: 500 als steun, en die ene om aan te tonen dat hij tegen het muilkorven van de campagne was.

Rebellen

In principe maakt het referendum voetballers of rugbyspelers amper wat uit. Het Schotse voetbal en rugby hebben de facto al hun onafhankelijkheid, net als Wales en Noord-Ierland. De Schotse voetbalbond neemt onder eigen vlag al decennialang deel aan kwalificaties voor EK en WK, is erkend door FIFA en UEFA en nam al acht keer deel aan een WK-eindronde. Overigens zonder veel succes, want ze overleefden daar nooit de eerste ronde.

Alleen het voetbaltoernooi op de Olympische Spelen valt buiten die regeling. Uit angst die wat vreemde historische erkenning door de wereldvoetbalbond, die verder nagenoeg alleen onafhankelijke staten als lid heeft, kwijt te raken, nam Groot-Brittannië jarenlang uit eigen beweging geen deel aan het olympische voetbaltoernooi. De redenering was: als we dat doen, moeten we straks misschien ook naar EK of WK als Team Great Britain.

Toen Engeland in 2007 via een goeie prestatie op het EK voor beloften (brons) de kwalificatie voor de Spelen in Peking afdwong, trok men dat team vrijwillig terug. Italië profiteerde en zou later tegen de jonge Rode Duivels sneuvelen. Ook de Schotse ploeg plaatste zich voor de Spelen in 1992 en 1996, en trok zich terug, ook al drong toen de Scottish National Party hard aan op deelname.

Twee jaar geleden waren ze er wel. Toen de Spelen van 2012 aan Londen werden toegewezen en Team Britain daar moeilijk afwezig kon blijven, werd op die beslissing om af te zeggen teruggekomen. Niet zonder heel veel discussie én schriftelijke garanties vooraf. De FIFA moest zelfs op een congres notuleren dat het niet zou raken aan de status van de Home Nations (de verzamelnaam van de diverse FA’s binnen Team Britain). Uiteindelijk stelden Schotland en Noord-Ierland voor Londen toch geen spelers beschikbaar, bondscoach Stuart Pearce moest het stellen met een grote Engelse basis, aangevuld met wat Welshmen.

Dat de Home Nations zo’n uitzonderlijk statuut kennen binnen FIFA, is historisch gegroeid. Engeland is de bakermat van het voetbal, Engeland-Schotland was de allereerste interland ooit. De diverse FA’s liggen aan de basis van het internationale voetbal, ook al dateert hun deelname aan kwalificaties voor de grote toernooien eigenlijk maar van de periode na WO II.

Tot dan hadden de Home Nations een zeer moeilijke verhouding met de FIFA. In 1882 stichtten Ierland, Wales, Schotland en Engeland zelf een eigen internationale bond: de International Association Football Board (IAFB). Dat orgaan moest internationaal erkende regels van het spel vastleggen. Eén beslissing lijkt nu komisch: ze beslisten de koord die tot dan de bovenkant van het doel moest aflijnen officieel te vervangen door een dwarslat. De IAFB besliste ook een eigen interlandcompetitie te organiseren. De eerste winnaar was Schotland. Die duels waren destijds toppers qua bezoekersaantallen. De laatste interland tussen Engeland en Schotland voor het uitbreken van WO I werd in Hampden Park bijgewoond door 127.000 toeschouwers.

In het begin van de twintigste eeuw verspreidde de voetbalsport zich mondiaal. Al snel voelde men in Europa de nood aan een wereldomvattende structuur. Het waren Nederlanders die aan de Engelse FA, nog steeds dé referentie, in 1902 een verzoek in die richting stuurden. Of zij daar hun schouders onder wilden zetten?

De Engelsen liepen niet warm voor het idee. Toen niks bewoog, stuurde men een Fransman het Kanaal over om te bemiddelen. Die werd afgescheept, waarna de FIFA uiteindelijk het licht zag in Parijs in 1904. Pas twee jaar later sloten de Engelsen zich aan, gevolgd door de andere Home Nations.

De relatie bleef moeilijk, in 1920 stapten de FA’s weer uit de FIFA, na een discussie rond het behouden van Duitsland, aanstoker van WO I. Vervolgens keerden ze terug, om er opnieuw uit te stappen na een discussie over professionalisme.

Gevolg: op de eerste WK’s was er geen vertegenwoordiger uit Groot-Brittannië. Voor het WK in 1930 kreeg men van organisator Uruguay nog wel een uitnodiging tot deelname. Het antwoord van Engeland luidde: “Helaas zijn wij niet in staat om hierop in te gaan.” Pas op het 25e FIFA-congres van Luxemburg in 1946 werden de Home Nations (sinds 1922 met vijf, na de afscheiding tussen Noord-Ierland en Ierland) opnieuw opgenomen bij de FIFA en konden Schotland, Wales, Ierland, Engeland en Noord-Ierland elk met een eigen ploeg deelnemen aan officiële interlands.

Grenshoppers

In principe heeft elke Britse ‘staat’ zijn eigen competitie, al zijn er uitzonderingen. Er zijn immers ploegen die ‘over de grens’voetballen, in de competitie van de ander.

Zo had Gretna Green, uit het zuiden van Schotland en in Engeland bij de jeugd vooral bekend voor zijn ‘makkelijke’ trouwpartijen, jarenlang een ploeg in de Engelse Northern League. Pas in 2002 kreeg Gretna FC, bij de derde poging, de toestemming om in Schotland te voetballen. Een miljonair ontfermde zich over de ploeg, die pijlsnel steeg en een paar jaar later al in eerste klasse voetbalde. Gretna FC had evenwel geen eigen stadion die naam waardig, moest uitwijken naar Motherwell, had daar weinig tot geen supporters en ging failliet toen de eigenaar ziek werd en overleed. Na Gretna FC is er geen Schotse club meer aangetreden in de Engelse competitie.

Omgekeerd wel. De Berwick Rangers voetballen in de Scottish League Two. Uit gemak, Berwick-Upon-Tweed ligt in het uiterste noorden van Engeland, Edinburgh is gewoon stukken dichterbij dan pakweg Newcastle.

Waar Rangers en Celtic nooit in slaagden, toegang krijgen tot de vetpotten van de Premier League, lukte Welshe clubs wel. Cardiff City (inmiddels wel weer gezakt) en Swansea City speelden of spelen op het hoogste niveau in Engeland. Zij zijn, met Wrexham, de vaandeldragers van het Welshe voetbal, dat ook zijn eigen competitie heeft, waarvan de betere team Europees mogen aantreden. Aan die Welshe competitie nemen een paar Engelse clubs uit stadjes in de grensstreek deel: Newcastle (uit Shropshire), Bucknell, Trefonen of The New Saints.

Zelfs tussen Ieren en Noord-Ieren is er een uitwisseling. Derry City is een Noord-Iers team dat altijd in Ierland heeft gevoetbald. Toen het in de woelige tijden van de burgeroorlog uit de Ierse liga werd gezwierd, voetbalde het dertien jaar niet in competitie. Daarna accepteerde de Ierse FA de ploeg opnieuw.

Conclusie: de relaties zijn goed, er is uitwisseling. Waarom keert de voetbalwereld zich dan toch tegen een afscheiding, als die voor de sport weinig gevolgen zou hebben? Volgens Sir Alex is geen sport gebaat bij een afscheiding. Zelfs het voetbal niet.

Ferguson baseert zich daarbij op de feiten. Wales is te klein om zich voor een groot toernooi te plaatsen en hetzelfde overkomt ook Schotland. Ook op clubniveau gaat het met het Schotse voetbal van kwaad naar erger. Celtic is, na het wanbeleid bij de Rangers, eenoog in het land der blinden en werd Europees door Maribor uit de voorronde van de Champions League gebonjourd. Na de degradatie van de twee ploegen uit Edinburgh (Hearts en Hibs) en de klim van de Rangers (die moesten herbeginnen in vierde klasse) is de tweede afdeling op dit moment zelfs interessanter dan de eerste.

Vorige week trapte Schotland zijn EK-kwalificatie af tegen Duitsland. In de selectie van Gordon Strachan zat maar één speler die bij een Engelse topclub actief was: Darren Fletcher (Manchester United). Nu Celtic noch United deelneemt aan de CL (de ploeg van Louis van Gaal speelt zelfs helemaal niet Europees) is er deze week niet één Schot meer aanwezig in de Champions League. De tijd van Dalglish, Souness, Strachan of Hansen is lang voorbij. De tijd dat Schotse voetballers in Engeland kampioen werden ook. Alleen Schotse managers worden dat nog. Nog meer terugplooien op de eigen Highlands zien ze niet zitten, zeker niet in andere sporten.

Want het is niet zo dat er in Schotland geen talent is. Andy Murray (tennis) is een Schot. Murray won goud op de Olympische Spelen van Londen. Chris Hoy (baanwielrennen) is ook een Schot. Hoy, drager van de vlag tijdens de openingsceremonie in Londen, won er twee keer goud, op de keirin en in de sprint. In het roeien is de Schotse Katherine Grainger al een decennium lang een referentie. Op de voorbije Olympische Spelen wonnen de Schotten voor Team Britain 13 van de 65 medailles, dat is één vijfde.

Commonwealth Games

Valt dat straks allemaal weg als Schotland onafhankelijk wordt? Niet noodzakelijk.

Voorstanders van onafhankelijkheid menen dat Schotland het topsportbeleid, dat nu nog onder de koepel van Westminster valt, gerust in eigen hand kan nemen. Het eist dan wel zijn deel op van het sportbudget dat Team GB bij de overheid wist los te peuteren.

Tegenstanders stellen zich vragen bij de financiële haalbaarheid van dit alles. Zal een onafhankelijk Schotland, dat banken en industrie moet organiseren, nog wel voldoende centen overhebben voor topsport? Team GB is immers een grote financiële slokop, zeker de elitewerking. Sportsucces komt er niet zomaar, daar gaan jaren van zware (ook financiële) inspanningen aan vooraf. Het World Class Performance Programma van het Verenigd Koninkrijk kost jaarlijks zo’n 160 miljoen euro. Atleten kunnen terecht in centers of excellence, die haast allemaal in het zuiden liggen. Als de Schotten onafhankelijk worden, worden hun sporters afgesneden van die kennislijnen. Zullen nieuwe, nog te bouwen centra dat kunnen opvangen?

Die twijfel zet de meeste topsporters aan om tegen de onafhankelijkheid te stemmen. Vreemd genoeg was het een sportmanifestatie die de voorstanders van onafhankelijkheid recent een serieuze boost gaf en Brits premier David Cameron met de grote captains of industry en de banken noopte tot zware inspanningen om het tij in de polls te doen keren. In augustus organiseerden Schotland en Glasgow namelijk de Commonwealth Games, de Gemenebestspelen. Ze werden één groot succes en gaven de Schotten een gevoel van trots, dat ook zij twee jaar na Londen en de succesvolle Spelen daar hetzelfde konden brengen.

Of dat gaat leiden tot de definitieve afscheiding na 300 jaar samenwerking, zal morgen blijken.

DOOR PETER T’KINT – BEELDEN: BELGAIMAGE

Tegenstanders van onafhankelijkheid stellen zich vragen bij de financiële haalbaarheid van een Schots topsportbeleid.

Voor voetballers maakt het amper wat uit. Het Schotse voetbal is de facto al onafhankelijk, net als dat in Wales en Noord-Ierland.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content