De grootste gemene deler tussen een Agustahelikopter, de dikke rottweiler van Mario Been, de gokschuld van AC Milancoach Massimiliano Allegri en de vissticks van Jenny? Francis ‘Cisse’ Severeyns, een leven als pallieter.

Een beeld uit het seizoen 1987/88. Cisse Severeyns, twintig jaar, is op weg om de jongste topschutter van de competitie te worden. Hij zal dat seizoen 24 keer scoren, hoog in de tribune geniet grootmoeder bijna wekelijks van de wapperende handjes, de koprollen en de karpersprongen van haar kleinkind. Ze zit helemaal alleen: niemand naast, voor of achter haar. “Met iedereen ambras gehad, want ze had de gewoonte om tijdens de match mee te sjotten. Ook in haar woonkamer. Toen ik met de nationale ploeg speelde, heeft ze thuis zelfs eens haar teen gebroken.”

Het temperament van de grootmoeder typeert de Severeynsen, een familie van foorkramers. Joviaal, goedlachs, enthousiast, altijd goed voor een grap, ernstig als het moet. Cisse, Tijl Uilenspiegel uit de Kempen. Ook nu nog, op de drempel van zijn 46e verjaardag. Immobiliënmakelaar bij Janssen en Janssen, spits bij vierdeprovincialer KV Westmalle: combinatie van werk en plezier, de rode draad doorheen zijn levensverhaal.

Cisse Severeyns: “Op mijn veertiende vertrok ik van Westmalle naar de Bosuil, 31 jaar later speel ik opnieuw in mijn geboortedorp. Ik voetbal enorm graag en kan nog áltijd niet verliezen. Zelfs niet tijdens een gezelschapsspelletje met mijn vriendin. Vorig seizoen ben ik gestopt, net als mijn zoon Dario, maar toen kwam de vraag of we samen naar Westmalle wilden komen. Voor het eerst met je zoon in de eerste ploeg spelen… En het moest al gebeurd zijn, alleen ben ik vier weken geleden voor de zeventiende keer geopereerd. Meniscus wat bijgewerkt, niet erg, binnen een paar weken loop ik er opnieuw bij.

“Als ik fit ben, dan kan ik probleemloos de negentig minuten aan, al is het natuurlijk ‘maar’ vierde provinciale. Je speelt meer op routine, en dat ik stampen krijg of door de supporters van de tegenstander wordt uitgefloten, dat neem ik er graag bij. Of dan schop ik er, zoals op de openingsspeeldag, eentje binnen. (lacht) Maar het einde is in zicht, ik ben 99,9 procent zeker dat het mijn laatste seizoen wordt, al heb ik dat al veel gezegd. Eigenlijk was het altijd de bedoeling dat ik op mijn dertigste zou stoppen…”

De voetballer

“Naar de goal trappen? Dat kan ik niet. Ik weet dat het raar klinkt voor iemand die al zo veel scoorde, maar het is de waarheid. Het heeft te maken met een beentje te veel dat ik in mijn rechtervoet had. Dat beentje heb ik vier jaar geleden laten verwijderen. Het is beter, maar op doel schieten blijft moeilijk. Ik maak goals op mijn manier: stiften, schilderen, plaatsen…” (Cisse Severeyns, november 2001, Gazet van Antwerpen)

“Met uitzondering van een paar titels bij de jeugd heb ik met geen enkele ploeg een prijs gepakt. Tweede plaatsen met Antwerp en KV Mechelen, twee keer de finale van de beker van België en de Europacup II verloren. Op Wembley gescoord, dat wel, maar daar koop je niets mee. Tenzij dan persoonlijk: de laatste Belg die op het oude Wembley kon scoren.

“Mijn hoogtepunten zijn eerder persoonlijke successen. Beste Jonge Profvoetballer en topschutter in 1988, het jaar waarin ik zevende werd in de Gouden Schoen. Derde plaats na de eerste stemronde, maar door mijn vertrek naar Pisa geen punten in de tweede stemronde meer gekregen. De Zilveren Voetbal in 2004, toen ik bij Cappellen op mijn 36e met 21 goals topschutter in derde klasse werd, betekende voor mij evenveel als die finale op Wembley. Dat klinkt misschien raar, maar het momentum is belangrijk.

“En: nooit een WK-eindronde meegemaakt. In 1994 zat ik in de voorselectie, maar viel ik naast de kern omdat Josip Weber genaturaliseerd werd. Spijtig, maar ik ben tevreden met wat ik bereikt heb. Zeventien seizoenen op het hoogste niveau, met 103 goals topscorer aller tijden op Antwerp… Ik merk nu, meer dan vroeger, dat ik voor die club toch iets betekend heb. In de familietribune van het Bosuilstadion hangt een poster met negen boegbeelden – Vic Mees, Eddy Wauters, László Fazekas, Karl Kodat, Frans van Rooij, Hans-Peter Lehnhoff, Rudi Smidts, Alex Czerniatynski – en ik sta daartussen… (ernstig) Dat streelt het ego, ja.”

Trainers

“Nooit zal ik Antwerp-Anderlecht van 7/11/1987 vergeten. Het was de verjaardag van Constant Vanden Stock. ‘Als ik verjaar, klopt Kessler me nooit’, zei hij. Maar hij was vergeten dat de G van Georg de zevende letter van het alfabet was en de K van Kessler de elfde. 7/11, dat kon niet mislopen.” (Georg Kessler, september 2000, Gazet van Antwerpen)

Kessler noemde mij ‘Jopie’, omdat ik hem aan Johan Cruijff deed denken. Niet op voetbalvlak, wel omdat ik nadacht over wat ik deed en mee kon denken met hem. Hij zei dat ik de ideale man zou zijn om hem als algemeen directeur op te volgen, een van de mooiste complimenten die ik kreeg. Maar dat heb ik later, onder andere in Innsbruck, nog gehoord. Ik spreek Spaans, Italiaans, Frans, Engels, Duits en een beetje… Nederlands. In Mechelen heb ik Zlatko Arambasic zijn eerste Vlaamse woordjes geleerd. Toen hij ons probeerde duidelijk te maken dat hij Fi Vanhoof een goede coach vond, stak ik mijn duim omhoog: ‘Jaja, Fi is een klotetrainer…’ En wat zei hij tijdens zijn eerste interview, toen de journalist hem vroeg wat hij van Vanhoof vond? ‘Fi is een klotetrainer!‘ Schitterend, toch?

“Kessler was een sterke motivator. Ik herinner me nog de match tegen Anderlecht, in november 1987. Ik werd geregeld opgeroepen voor de nationale beloften en de olympische ploeg, waardoor ik in het weekend vermoeid was. Kessler zette mij in Winterslag op de bank: 1-5, twee goals van Harry Cnops. In de aanloop naar de volgende wedstrijd trainde ik enorm goed. ‘Cies, je was de beste op training en je wordt mijn belangrijkste man tegen Anderlecht, maar je start niet.’ Hij legde uit dat Cnops een uur zou spelen, met als bedoeling Adri van Tiggelen af te matten. Na 55 minuten mocht ik invallen: doelpunt en een voorassist, 2-0.

“Als jonge gast was ik bang van Kessler, maar toen hij mij in 1996 naar Antwerp terughaalde, heb ik hem toch eens goed liggen gehad. Ik herinnerde mij een gesprek van vroeger, waar Kessler zei dat hij ooit ros was en zelfs had gestotterd. ‘Wat moet je doen met een stotteraar?’, vroeg ik aan Rudi Smidts. ‘In de ogen kijken.’ Kessler begon met een uitleg, ik keek hem strak aan en hij begon inderdaad te doddelen. Maar hij draaide zich meteen om naar de jonge William Verbeeck, die angstig wegkeek. Net zoals wij dat tien jaar ervoor deden. (lacht)

“Kessler was een toptrainer, maar tactisch niet zo sterk. Daarom liet hij zich goed omringen, met Josip Simokovic bijvoorbeeld, zijn assistent. En hij luisterde ook naar zijn spelers. Het was geen toeval dat Wim De Coninck, de reservedoelman, naast hem op de bank zat. Niet dat Wim de vervangingen deed, maar hij gaf Kessler wel input. Tijdens zijn tweede passage op de Bosuil, tussen 1996 en 1998, zat hij geregeld met Rudi Smidts, Manu Karagiannis, Geert Emmerechts en mij aan tafel.

Arie Haan was nóg beter, al heeft dat misschien ook te maken met het feit dat hij me als zeventienjarige in de eerste ploeg zette. Tactisch enorm sterk, vlotte babbelaar, heel goede trainingen en iemand die een wedstrijd kon doen kantelen. Voor mij was Haan de compleetste. Walter Meeuws was ook goed – hij stond tussen de groep en gaf geen slechte trainingen – maar toch net iets minder.

“Walter was enorm bijgelovig. Voor onze finale op Wembley wilde hij absoluut in een hotel in Saint Albans slapen, speciaal uitgekozen omdat de ploegen die de jaren ervoor de FA Cup wonnen, daar óók gelogeerd hadden. En voor we naar het buitenland vertrokken, aten we altijd vissticks bij Jenny. Ook Kessler had bepaalde gewoontes. Toen we op oefenkamp in Mastbos terugkeerden van het centrum van Breda, wilde onze buschauffeur niet door de tunnel rijden. Te laag, hij zou de weg naast de tunnel nemen. ‘Rijden!’, riep Kessler. We hoorden het dak tegen de rand van de tunnel schuren en zaten helemaal vast. Als ik me goed herinner, heeft die buschauffeur meteen ontslag genomen.

“Meeuws’ opvolger, Urbain Haesaert, was dan weer bezeten van voetbal. Ik kende iemand die de wedstrijd tussen Benfica en Marítimo – onze volgende tegenstander – had opgenomen. Haesaert was niet thuis, ik zei aan zijn vrouw dat hij die mens de dag erna vanaf tien uur mocht bellen. Om zeven uur ’s ochtends rinkelde de telefoon al.

“Haesaert had met Waregem in 1986 de halve finale van de UEFA Cup gespeeld, maar bij Antwerp was hij – met alle respect – passé. Toen de ploeg niet draaide, vroeg hij aan Rudi Smidts wat hij verkeerd deed. ‘Jullie krijgen dezelfde oefenstof als de spelers van Bayern München…’ Juist, maar het waren wel de trainingen van vijftien jaar ervoor.”

Royal Antwerp FC

“In Mechelen was ik eens aan het kaarten en ik probeerde iemand verschrikkelijk te naaien. Gewoon voor de grap. Toen kreeg ik de reactie: ‘Eerst dachten we dat hij kon voetballen. Dat kan hij dus niet. En kaarten blijkbaar nog minder.’ Als ik zoiets hoor, ben ik mijn vertrouwen kwijt.” (Cisse Severeyns, november 1993, in Humo)

“In mijn beginperiode heb ik spelers gekend die tussen de twee trainingen pinten gingen pakken en na de middag met een serieuze hoeveelheid bier in hun lijf op het veld stonden. Ik dronk – nog altijd – bier met Sprite, een zoetbek hé. Op het einde van de avond stond ik tenminste nog recht… Ik heb me altijd goed verzorgd, al mocht ik eten wat ik wilde. Tussen de twee trainingen een ferm stuk vlees en 35 kroketten, bijvoorbeeld. Als het me smaakte, dan at ik zeven borden.

“Ik moet me goed voelen om te presteren en bij Antwerp was dat zeker het geval. Een onrustige club, dat wel, maar dat heeft met de Antwerpse mentaliteit te maken. Heel kritisch, maar als het een beetje loopt meteen ook euforisch. En niet op hun mond gevallen. De uitspraak ‘Antwerpen is ’t stad en de rest is parking’, typeert hen wel. Die onrust had ook te maken met Eddy Wauters, die altijd druk zette en niet altijd op goede voet met de media, makelaars of zijn trainers stond. Ze hebben hier zelfs een taxichauffeur als trainer gehad (Dojcin Perazic, nvdr). Het gerucht deed toen de ronde dat Antwerp op zondag zou spelen, want op zaterdagavond kon hij met z’n taxi méér verdienen. (lacht)

“Ik had een goede relatie met Wauters, die mij geregeld belde om bij te praten. Wellicht had hij van Kessler meegekregen dat ik enorm met het voetbal bezig was. Als we scoorden, bijvoorbeeld, dan stopte ik een vijftiental meter voor de middellijn en deed ik alsof mijn veters los waren, want op zulke momenten was de organisatie meestal eventjes weg. Maar in die paar minuten liep iedereen opnieuw naar zijn plaats. Dat had Wauters, een ongelofelijk slimme mens, gezien hoor.”

Pisa

“In zes bekerwedstrijden met Pisa maakte ik vijf goals. Maar dan viel ik ineens stil. Ik maakte niet één doelpunt meer. Een gevolg van veel factoren, maar zeker ook van onze jeugdige leeftijd.” (Cisse Severeyns, maart 1998, Gazet van Antwerpen)

“Toen ik op de luchthaven arriveerde en de voorzitter, Romeo Anconetani, mij zag, wees hij naar mijn jeansbroek. ‘No mi piace’, ‘Daar hou ik niet van.’ De dag erna haalde de clubdokter me af aan het hotel, we zouden op kosten van de voorzitter nieuwe kleren kopen. Zeven kostuums van Armani of Versace, hemden, kousen, schoenen, onderbroeken…

“In de beker begon ik heel goed, in die mate zelfs dat Fiorentina een bod van 100 miljoen frank (2,5 miljoen euro, nvdr) deed. Maar Anconetani zou me later wel voor méér geld door verkopen. Ik werd er als de nieuwe Gianlucca Vialli aangekondigd, maar heb het nooit kunnen waarmaken. Toen ik niet meer scoorde, werd ik neergesabeld en dat kon ik als 20-jarige niet plaatsen. Nog niets meegemaakt, hé.

“Samenwerken met die voorzitter was onmogelijk. Toen we met 3-0 verloren in Ostrava vlogen we meteen door naar Turijn, waar we in het weekend voetbalden. Ik was met de dobbelstenen aan het spelen, net op het moment dat hij passeerde, gooide ik vijf zessen. ‘Ja!’, schreeuwde ik. Hij werd razend en gooide mijn dobbelstenen door de cabine. Vreselijke man…

“Ik heb er Mario Been leren kennen, met wie het heel goed klikte. Twee speelvogels, hé.. Ik herinner me een televisieprogramma met Henk Spaan en Harry Vermeegen, die bij Mario op bezoek gingen en beelden wilden schieten van zijn rottweiler, een onvoorstelbaar dik exemplaar. Voor de gelegenheid had Mario een zware gouden ketting, à la André Hazes, rond de nek van zijn hond gedrapeerd.

“In Pisa heb ik samen gespeeld met Massimiliano Allegri, nu coach van AC Milan. Hij was amper een jaar ouder, maar op het veld was hij toen al aan het coachen. Hij moet mij trouwens nog 30.000 frank (740 euro, nvdr), verloren bij het kaarten.

“Toen ik naar Mechelen vertrok, had Pisa mij nog niet volledig betaald. Ik ben na het seizoen met de auto naar de voorzitter gereden om een cheque op te halen. Ongedekt natuurlijk… Maar na een tweede bezoek heb ik alles gekregen.”

Naar Wembley

“Er was geen enkele ronde waarin we twee keer de beste ploeg waren. We konden verliezen van Glenavon, maar ook winnen van Spartak Moskou.” (Cisse Severeyns, april 2008, Sport/Voetbalmagazine)

“Twee keer 1-1 tegen de Ierse amateurs van Glenavon (Antwerp won thuis met de strafschoppen, nvdr), waar ik de kamer deelde met Dragan Jakovljevic. Snúrken! Rond drie uur kroop ik met mijn dekens in bad, twee uur erna werd ik wakker met een stijve nek en rond halfzes ’s morgens zat ik al aan de ontbijttafel. Enorm moe, na het middagdutje heb ik me zelfs verslapen voor de namiddagtraining…

“In de tweede ronde raakten we thuis pas in de verlengingen voorbij Admira Wacker – in de heenmatch wonnen we nochtans met 2-4 -, nadat een bal toevallig op de knie van Czernia belandde…

“En dan de kwartfinale tegen Steaua Boekarest… (blaast) Meeuws had zijn assistent Danny Koekelcoren naar Roemenië gestuurd. ‘De zwakste doelman die ik ooit zag’, zei Danny. Maar die kerel – DumitruStingaciu – pakte álles. Al bij al was de 0-0 nog een mooi resultaat. In Boekarest werden we vanaf onze aankomst geïntimideerd. De spelers wachtten tot wij aan het opwarmen waren en gingen dan ostentatief op onze helft staan, nadat ze eerst onze ballen in de tribune hadden gestampt. De supporters bekogelden ons met ijsballen, niet normaal. Volledig weggespeeld, maar Alex sleurde ons er in de tweede helft opnieuw door.

“En dan die halve finale: 1-0 verloren bij Spartak Moskou, waar ons vliegtuig een platte band had en we de hele nacht op de luchthaven vastzaten. Op de Bosuil kregen we, bij een 2-1-stand, een strafschop en werd Viktor Onopko uitgesloten. Terechte penalty, alleen had iemand anders een tik aan Czernia gegeven. We mochten naar Wembley.

“Wat een hoogtepunt in de clubgeschiedenis moest worden, begon in mineur. De vrouwen mochten niet mee naar Londen, wij wilden staken, tot iemand van Ski World de reis wilde sponsoren. Er was ook een discussie over de winstpremie: 175.000 frank (4375 euro, nvdr), bij verlies niets. Hans-Peter Lehnhoff wel, dat had hij in zijn contract laten vastleggen.

“De tactische keuzes van Meeuws waren ongelukkig. Plus: onze doelman, Stewan Stojanovic, ging bij het eerste doelpunt van Minotti in de fout. En dan mijn gelijkmaker: boogballetje over de doelman, puur op gevoel. Efkes weg van de wereld… Maar dan blunderde Stojanovic opnieuw, vijf minuten voor tijd werd het op de counter 3-1.

“Ontgoocheld, ja, ook omdat de dag erna op een trieste manier eindigde. Tijdens een persconferentie zei Eddy Wauters dat Walter Meeuws zijn contract niet wou tekenen omdat die al een overeenkomst met AA Gent zou hebben. Walter repliceerde dat hij nooit een contract gezien had, waarna Wauters papieren uit zijn tas haalde. Maar al bij al was het een mooi avontuur, waar ik nog een grasmachine aan overgehouden heb. (lacht) Tijdens de ontvangst op het stadhuis zei een mevrouw van een schoonmaakbedrijf dat ze nog iets had. ‘Toch geen grasmachine?’, lachte ik. ‘Meen je dat?’ Toen ik knikte, zei ze dat ik die kon komen afhalen, want ze hadden hun gazon vervangen door een parking.”

DOOR CHRIS TETAERT BEELDEN: IMAGEGLOBE

“Ik heb aan de finale op Wembley toch een grasmachine overgehouden.”

“Massimiliano Allegri, de coach van AC Milan, moet mij nog 30.000 frank. Verloren bij het kaarten…”

“Als het me smaakte, dan at ik zeven borden leeg.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content