In de schaduw van Romelu Lukaku probeert nog een ander talent uit de jeugdopleiding van Anderlecht zijn plaats te veroveren in het team. Bakary Saré, ‘Bouba’ voor de vrienden. ‘Ik ben een oude jongere, het wordt tijd.’

Dit verhaalt begint bij de recente Anderlecht-Club Brugge voor beloften, op een frisse vrijdagavond, twee dagen voor de échte topper in Jan Breydel. Benieuwd om te zien wat jong Anderlecht in zijn mars heeft, zakken we af naar het B-veldje op de Heizel. Ruim een halfuur voor de aftrap is Daniël Renders, assistent-trainer, al ter plaatse. Even later druppelt de hele technische staf, de avond voordien nog voor een quasi vol huis aan de bak tegen Ajax, binnen. Filip De Wilde met een motorvest dat uitstekend past bij de frisse avond. Besnik Hasi volgt en net als de wedstrijd begint, ook hoofdcoach Ariël Jacobs. Voorzitter Vanden Stock is er ook, met eega. En Philippe Collin. En Herman Van Holsbeeck. Paars-wit au grand complet. Het tekent de ernst waarmee de Brusselaars hun jeugd behandelen, al valt het niveau van de wedstrijd wat tegen. Uiteindelijk haalt Anderlecht na de rust een achterstand op, op basis van individueel iets meer talent.

Van Brugse zijde spotten we Sven Vermant. Hem valt direct het verschil in begeleiding op. Aan Brugse zijde staat Nicky Keirsmaekers er alleen voor. Anderlecht heeft meer personeel. René Peeters en Johan Walem doen de coaching samen, waarbij Walem tijdens de opwarming geregeld iemand apart neemt. Achteraf toont hij zich kritisch voor hun ploegje, nochtans ongeslagen aan de leiding. We hebben het over de doorbraak van Lukaku en Saré en nog wat anderen die staan te dringen. Walem: “Sinds één jaar, anderhalf jaar misschien, wordt er veel meer gewerkt met de jeugd. Er zijn wat signalen dat de club ons volgt, met een aantal spelers en ogenschijnlijk – ik blijf voorzichtig – willen ze verder in die richting, op voorwaarde dat de spelers iets meer tonen dan vandaag. Want over vandaag ben ik niet tevreden.”

Meer tonen. Lukaku deed dat al, ook bij de A’s. Bakary Saré iets minder. Sinds het uitvallen van Jan Polák tegen Standard heeft hij zijn stek op het middenveld, maar hij blijft daar nog veel te bescheiden, vindt Walem. “Op dit moment vind ik hem betrokken, maar nog onvoldoende zeker van zijn kunnen. Nog niet zo goed als hij zou kunnen, zeker in het offensieve. Hij is betrokken bij de balrecuperatie, verzorgt goed zijn positiespel, maar offensief kan het beter.”

Bonje met Vercauteren

Dat vindt ook zijn mentor en ontdekker Serge Trimpont, eveneens aanwezig in de tribune die vrijdag. Trimpont haakte inmiddels af als spelersmakelaar en wil zich nu in Californië vestigen als talentspotter. Alleen raken zijn papieren moeilijk in orde en dus toeft hij even niet meer onder de Californische zon.

Dat Bakary Saré in Brussel voetbalt, heeft Anderlecht te danken aan de vriendschap én zakelijke relatie tussen de Ivoriaan Alfred Obrou en Trimpont. Obrou introduceerde Trimpont bij FC Bibo in Abidjan, en Trimpont deed hetzelfde met Herman Van Holsbeeck. Daaruit resulteerde een samenwerkingsverband, dat nu zo goed als afgelopen is. Zonder Trimpont trok Anderlecht die samenwerking niet door.

Trimpont: “Bouba komt, net als Tioté, uit die periode van intense contacten. De bedoeling was jonge talenten tot hun achttiende in eigen land te laten trainen en rijpen en dan naar hier te halen. Maar Bouba was zo sterk en zo goed, dat we hem al twee jaar eerder naar Brussel lieten verhuizen.”

Aanvankelijk, geeft Trimpont toe, had Saré het hier niet makkelijk. “Ik heb Bouba zelfs even uit Brussel weggehaald, voor een ’technisch probleem’. Frank Vercauteren zag in hem geen middenvelder, maar een centrale verdediger. Jamais de ma vie wilde ik dat laten gebeuren. Ik ging als buitenstaander al niet akkoord met de manier waarop Frank met Cheikh Tioté ( via Roda JC nu bij Twente, nvdr) omging en wilde niet dat Bouba hetzelfde overkwam.”

Hij verwittigde Herman Van Holsbeeck: ‘Als Vercauteren hem nog één keer als verdediger opstelt, ben ik ermee weg.’ En dat gebeurde ook. Trimpont trok met Saré naar PSV, waar de Ivoriaan een dag of tien meetrainde. De papieren lagen klaar om te tekenen, maar, zo zegt Trimpont, uit vriendschap voor Van Holsbeeck ging dat uiteindelijk niet door.

Daarmee waren de problemen niet van de baan. Op zijn zestiende alleen in een ander land was niet gemakkelijk. Er waren wat problemen met gedrag met het zinvol invullen van de tijd. Van veel sociale begeleiding was toen ook nog geen sprake. Na een jaar werd ingegrepen: Anderlecht haalde moeder Saré van Ivoorkust naar Brussel en door die ‘omkadering’ ging het al veel beter.

Trimpont: “Bouba is intelligent, heeft een zekere tactische discipline en zijn defensief spel is uitstekend. Maar ik ga akkoord met Walem: het voetbalgedeelte kan nog voor 50 procent beter.”

Dat de jeugd nu kansen krijgt, heeft volgens Trimpont te maken met verschillende factoren. “Ten eerste heb je de blessures. Zonder blessures was er nu wellicht geen sprake van jongeren. Maar dat is vaak zo. Hoe is Kompany in de ploeg geraakt? Toen Glen De Boeck met een kruisbandletsel uitviel. Een tweede element is geld. Ik zeg niet dat Anderlecht in financiële moeilijkheden verkeert, maar zwaar investeren is geen mogelijkheid meer. De club is gedwongen om te kijken wat er op Neerpede rondloopt. De derde reden is voor mij de schok van het succes van Standard. Zij hebben met hun Académie de weg getoond. Fellaini is voor heel veel geld vertrokken en ze hebben er sportief groot succes uit gehaald. Dat heeft Anderlecht aan het denken gezet.”

Blank? Geduld!

Meer nog dan Walem, die Saré amper onder zijn hoede had, is Besnik Hasi de man die de Ivoriaan constant op de huid zit. Dat is natuurlijk zijn taak als assistent, maar het helpt ook dat de Kosovaar zelf carrière maakte op die positie. Zijn verdict? “Bouba heeft dit seizoen al grote progressie gemaakt, maar er blijven nog serieuze werkpunten: zijn positiespel, zijn coa-ching en het inspelen. De paar keer dat hij vorig seizoen aan de bak kwam, speelde hij te vaak lateraal. Hij koos voor de makkelijke oplossingen. Dat moet eruit, die passing moet veel meer in de diepte.”

Heeft hij daarvoor wel de goeie voeten? Frank Vercauteren twijfelde daaraan. Hasi: “Ik denk van wel. Hij heeft een goeie diepe pass en een goeie kruispass. Maar voorlopig zien we die nog te weinig. Maar dat kon je in het begin ook zeggen van LucasBiglia. Bouba zal nu merken dat het verwachtingspatroon toeneemt. Eigenlijk begint het nu allemaal.”

Zo’n speler komt altijd in de ploeg als er blessures zijn of de opeenvolging van wedstrijden heel hoog ligt, zegt Hasi. “In dat opzicht was het vorig seizoen voor de jeugd van Anderlecht slecht: Europees snel uitgeschakeld, geen lange bekercampagne, alles op de competitie, met een ruime kern. Dan krijg je niet veel kansen om te komen kijken. Eigenlijk zou zo’n jonge speler in één wedstrijd op vijf een kans moeten krijgen. Veel langer dan vijf, zes weken na elkaar spelen kunnen ze nog niet aan, omdat ze nog niet af zijn.”

Een probleem is ook vaak geduld. Hasi: “Bouba speelde twee seizoenen geleden al Europees op Bayern, maar misschien was die ervaring niet zo positief. Het was een wedstrijd zonder inzet, hij deed het uitstekend. Nadien dacht hij misschien: ik ben klaar. Maar dat was niet zo, hij moet stap voor stap zetten. In dat opzicht zijn de huidige confrontaties – ook Europees – van goudwaarde. En dan zie je dat hij tegen Ajax moeilijk begint, hij liet De Zeeuw in de beginfase veel te makkelijk infiltreren, maar ook dat hij zich nog tijdens de wedstrijd herpakt. Dat wijst op intelligentie, ook tactisch.”

Waarom zou die doorstroming dit keer wél lukken? Hasi: “Omdat er op Neerpede al een tijdje beter en professioneler wordt gewerkt. En omdat de jonge gasten die doordringen tot de A-kern nu ook extra trainingen krijgen om te werken aan hun zwakke punten. Iemand als Polák moet je geen extra trainingen meer geven, bij hem is onze inbreng om hem beter te maken vrij klein. Maar bij de jongeren is dat wel zo.”

Saré, Kouyaté, Lukaku, en eerder Kompany, Vanden Borre: het zijn de nazaten van Afrikanen of producten van een gemengd huwelijk die het snelst doorbreken. Niet toevallig. Hasi. “Zij zijn fysiek vroeger rijp. Blanke jongens moeten wat meer geduld hebben.”

De kleine van 1m89

Zes dagen later zit het onderwerp van gesprek, Bouba Saré, voor ons. Het is rustig in het Park, de meeste spelers zijn weg met interlandverplichtingen. We maken kennis met een alerte tiener, die even moet loskomen, maar dan zijn verlegenheid van zich afgooit.

De Vieira van Bibo, heette hij ginder. De koosnaam ‘Bouba’ erfde hij van zijn oma. Bij haar groeide hij op, op een minuutje van het stadion van Bibo. Oma is de moeder van zijn mama. Zijn ouders zijn gescheiden. Zijn vader werkte even in Italië, maar keerde inmiddels terug naar Abidjan, waar hij hertrouwde.

Bibo was niet zijn eerste ploeg. Hij voetbalde aanvankelijk voor Biafra, aan de andere kant van de boulevard, in dezelfde wijk. Maar de coaches van Biafra en Bibo werkten samen en dus werd hij naar de andere, een betere, ploeg gestuurd.

Fysiek heeft hij niet de bouw van een typische Ivoriaan. Zijn voorouders komen uit Mali. Saré: “Maar ik lijk eerder op een Senegalees. Lang en slank, maar toch stevig op mijn benen.”

Vandaar de koosnaam Vieira? Saré: “Gekregen van mijn vrienden. Vanwege mijn uiterlijk. En ook omdat ik het zelf een goeie voetballer vond. En omdat Arsenal mijn droomclub was.”

Ze zagen heel veel voetbal uit Engeland. Heel veel wedstrijden van Arsenal. Saré: “Iedereen heeft thuis satelliet.” Zo rijk? Hij lacht: “Het is Afrika hé, iedereen heeft lefil.” Knipoog. Niet altijd legaal dus.

Zo groot als Vieira is hij evenmin altijd geweest. Ze noemden hem thuis lang le petit. De kleine, die zich constant moest bewijzen, of anders mocht hij niet meedoen. Saré: “Toen ik hier aankwam, woog ik 60 kilo en was ik 1m79. Nu weeg ik 74 kilo voor 1m89.”

Hij noemt zichzelf ook koppig. Zo wilde hij in Abidjan nooit voor een grote club tekenen, zijn doel was Europa. Onder die zelfopgelegde druk bleef hij koel. ” Le petit was koppig”, lacht hij. “Iedereen wilde naar Europa. Ook jongens die veel meer konden dan ik, en waarvan je je soms afvroeg: hoe is het mogelijk dat die of die nog steeds niet is vertrokken? Maar dat waren dan jongens die aan de stress bezweken, als iemand hen kwam scouten. Ze probeerden wat en als dat mislukte, durfden ze niks meer. Als ik twee ballen fout gaf of verloor, bleef ik hetzelfde proberen. Ze vonden ook dat ik in Afrika al Europees speelde. Vaak in één tijd.”

Toch had het heel wat voeten in de aarde voor hij naar Europa kon. Haast een jaar sleepten visumproblemen aan. En dan was er ook die vervelende periode bij PSV. Saré: “Vercauteren zag me als verdediger. Eerst centraal en nadien probeerde hij me zelfs op de rechtsachter. Toen werd Serge helemaal gek. Ik was bereid alles te accepteren, vond dat het in de verdediging ook wel zou kunnen, maar Serge wilde dat niet. En hem zie ik toch als mijn tweede papa. Dus zei ik: geen probleem, als jij vindt dat ik bij PSV beter af ben, trek ik naar PSV.”

Maar dat viel tegen. Saré: “Het was lastig. De taal, het eten. Ik lustte het niet. Ik zat er bij een onthaalgezin, maar die spraken geen Frans. Serge zei aan Anderlecht niks over PSV, hij vertelde dat ik terug was naar Abidjan. Maar ik zat in Eindhoven. ( lacht) Om één uur ’s nachts belde hij me dat in Anderlecht alles toch in orde was. Ik ben om drie uur in Brussel gearriveerd, en heb ’s anderendaags getekend.”

Opdracht van de coach

Trimpont liet hem op dag één het stadion zien. “Over zes maanden speel je daar”, klonk het. Het duurde wat langer. Saré: “Het eerste jaar had ik het heel lastig. Ik leefde bij mama Iachtchouk, de kou stoorde me, ik moest alles te voet doen. Van het appartement naar Neerpede, ’s morgens vroeg, tussen de middag, drie, vier maanden lang. Nadien mocht ik me hier op het stadion omkleden, in de kleedkamer van de bezoekers. Ik ging niet naar school, was bang om de stad in te trekken uit vrees verloren te lopen. Naar het shoppingcentrum? Wat zou het, ik had geen geld.”

Waren de meisjes geïnteresseerd in jong talent? Saré: “Neen. Ik wilde me volledig op het voetbal toeleggen. Thuis zegden ze dat ook: je hebt je kans gekregen, vergooi die nu niet.” Nadien kwam mama en viel alles in de plooi. Saré: “Ik wist dat ik goed zou eten als ik van de training kwam. Afrikaans.”

En de meisjes nu? Saré: “Top secret!”

Zijn eerste training bij de A-kern herinnert hij zich nog goed. Hij lag in Neerpede te slapen in de kleedkamer, tussen twee trainingen in. Toen ze hem met het nieuws wakker maakten, geloofde hij het niet. “Laat me slapen”, zei ik. René Peeters moest het hem zelf komen zeggen. Saré: “Hij zei: toon alles wat je in je hebt, dit is je kans. Grijp ze.” Dat deed hij.

Dat hij nog beter kan, nu de doorbraak er is, beseft hij zelf ook. Saré: “Het heeft ook te maken met de opdrachten van de coach. Er zijn al voldoende offensieve mensen, zodat ik me op mijn defensieve taken moet richten. Het zal wel komen hoor, met de tijd. Ik schiet al een keer meer op doel en de ballen gaan steeds minder hoog over. Eens ik binnen het kader schiet, is het prijs. En die goal zal ik opdragen aan drie personen: mijn mama, Serge en Besnik.

“Vorig seizoen speelde ik niet zo veel. Ik speelde een keer, en dan weer acht wedstrijden niet. Zo doe je nooit vertrouwen op. Door de regelmaat komt dat er nu wel. Ik speel wel het liefst alleen voor de verdediging. Ik vind het met twee voor de verdediging moeilijker om vrij te lopen bij balbezit.”

Dan moet hij Biglia uit de ploeg spelen?

( lacht luid) “Het is de trainer die beslist.”

door peter t’kint

Anderlecht is gedwongen om te kijken wat er op Neerpede rondloopt.

Serge Trimpont

Serge zie ik als mijn tweede papa. Bouba Saré

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier