Peter t'Kint
Peter t'Kint Redacteur bij Sport/Voetbalmagazine

Sébastien Dufoor wil dit jaar ontploffen. Met dat voornemen zijn ze in Roeselare heel blij.

Het is maandagavond en druk op Schiervelde, iets over vijf. Onweer of niet, moeders en vaders rijden af en aan op het complex van KSV Roeselare, ze brengen hun zonen naar de training. Tot vlak voor de deur, vanwege de regen, hetgeen voor een schier onoverzichtelijk verkeerskluwen zorgt. Te midden van zoveel jeugdig geweld maakt Sébastien Dufoor (25) zich klaar voor een wedstrijd met de reserven. Dufoor was geschorst voor de Europese return in Cyprus en mag daarom nu wat ritme opdoen bij de tweede ploeg.

Met FrederikVanderbiest, SanharibMalki en SteveBarbé is Sébastien Dufoor één van de talrijke Brusselaars in de A-kern van de West-Vlamingen. “Ik ben beginnen voetballen bij Ganshoren”, legt de spits uit. “Na drie jaar tekende ik voor Molenbeek. In feite had ik de keuze tussen Anderlecht en Molenbeek en mijn pa koos voor die ploeg.”

Zijn vader, legt hij uit, had met wat mensen uit het voetbal gepraat en die dachten dat hij eerder bij Brussels zijn kans zou krijgen. Dufoor : “Anderlecht koos ook al bij de jeugd vaak voor buitenlandse jongeren, daar zou het moeilijker zijn. Voor ons maakte het niet uit, mijn vader is een echte Brusselaar. Ik was negen, mij maakte het evenmin wat uit, de twee namen spraken me aan.”

Aanvaller was hij toen nog niet. Dufoor : “Bij de miniemen en de kadetten stond ik nog vooraan, maar daarna kwam ik op de rechterflank terecht en nog later zelfs op de positie van verdedigende middenvelder. Bij de reserven werd dat zelfs rechtsachter (lacht). Toen ik naar Denderhoutem verhuisde, werd dat opnieuw rechts op het middenveld. In Waasland ook, tot Rudi Verkempinck voor een derby tegen Nieuwkerken plots vond dat ik voorin moest spelen. Ik scoorde twee keer en ben er gebleven.”

170 euro per maand

In Brussel woont hij inmiddels niet meer, zijn ouders verhuisden naar Londerzeel en hij volgde hen. Maar zijn hart, zegt hij eerlijk, klopt nog steeds voor de ploegen uit de hoofdstad. Voor allebei. Dufoor : “Ik heb er heel mijn jeugd doorgebracht, ken er nog veel mensen, dat lijkt mij logisch. Als ik de kans krijg om een wedstrijd van een van de twee mee te pikken, ga ik kijken. Vorig jaar had de trainer daar soms problemen mee. Zelfs als we op zaterdag spelen, zei hij, ga je op vrijdag nog naar een match. Voor hem kon dat niet, voor mij wel. Ik ben ten laatste om elf uur, half- twaalf thuis, als ik ergens ga eten, is dat niet vroeger (lacht). Vorig jaar had ik een abonnement op de thuiswedstrijden van Anderlecht in de Champions League. Waarom ook niet ?”

Is hij dan niet teleurgesteld dat zijn Brusselse voetbalverhaal eindigde bij de reserven van RWDM ? Dufoor zucht : ” Freddy Smets was manager van de club in die periode en op een dag moest ik bij hem komen om over een contractje te discussiëren. Mijn ouders hadden toen nog een café in Molenbeek en toen er over centen moest worden gepraat, stelde Smets een maandwedde van 170 euro voor, met als begeleidend commentaar : jullie hebben een zaak, jullie kunnen hem wel verder onderhouden. Mijn pa vond dat de club dat niet kon maken en ik heb dat voorstel nooit willen tekenen.”

Bij een match van de reserven van Molenbeek op Turnhout zat, gelukkig voor hem, een vertegenwoordiging van Verbroedering Denderhoutem, toen nog derde klasse, inmiddels opgegaan in een fusie met Denderleeuw. Dufoor : “Hun voorstel was beter, zonder dat ik er nu echt schatten kon verdienen. Maar ik amuseerde me liever als speler in derde klasse, dan verder te blijven voetballen bij de reserven.”

Hij was toen achttien en al lang was voor hem duidelijk dat hij alles op het voetbal wilde zetten. Dufoor : “Op mijn zestiende heb ik de school verlaten. Zogezegd om te werken in het bedrijf van mijn ouders. Een soort leercontract, twee dagen school en drie dagen in de zaak. In de praktijk kwam van werken niet veel in huis.”

Oost-Europese concurrentie

Hij heeft nog drie broers, allemaal ouder. Dufoor : “Ze hebben ook wat bij de jeugd gevoetbald, maar zijn nu alle drie transporteurs. Dat zit in de familie, want onze pa is het inmiddels ook al een tijdje.”

Is dat nog leuk, met die overvloed aan Oost-Europese concurrentie ? Dufoor : “Al mijn broers hebben het geluk dat ze voor een patron kunnen werken. Ze rijden niet internationaal, zijn elke avond thuis. We zijn er wat mee opgegroeid, na het café is mijn vader ook transporteur geworden en tot hun 23ste, 24ste hebben ze allemaal voor hem gewerkt (lacht). Dat was telkens een grote gebeurtenis thuis, dat rijbewijs voor een vrachtwagen… Ik ben de enige die het niet haalde. Ooit wel gewild, maar uiteindelijk is het er nooit van gekomen.”

Is er nog iets romantisch aan het beroep ? De geest van onafhankelijkheid, geen patron die over je schouder meekijkt. “Het werk op zich is de laatste jaren wel wat veranderd, het is heel druk geworden op de weg, maar hun baas hangt inderdaad niet voortdurend aan de lijn met de vraag wat ze nu weer uitspoken. Mocht het voetbal voor mij niet gelukt zijn, of mocht me straks iets overkomen, dan stap ik ook in die wereld. Op mijn achttiende, negentiende heb ik het even gedaan, leveringen. Geef mij vijftien adressen die ik op een dag moet aflopen en het zal gedaan zijn tegen de avond. Maar in een bureautje werken, neen…”

Hoe zou hij zijn karakter omschrijven ? (blaast) ” Cool. Kalm erbuiten, maar zenuwachtig op het veld. (lacht) Spelers beginnen me stilaan te kennen en trachten me uit mijn kot te lokken. Ik heb een grote mond op het veld, ik weet dat. Altijd gehad. (lacht) Dat is mijn karakter, een Brusseleir. Fred is hetzelfde.”

De Brusselse voetbalscène frequenteert elkaar geregeld. Dufoor : “Ik heb een heel goed contact met Anthony Vanden Borre, we zijn vrijdagavond nog gaan eten. Met VincentKompany was het contact minder, hij stond wat meer apart. Maar Anthony is een vriend…”

Snap je de kritiek op zijn nonchalance ? Dufoor : “Hij is zo, Anthony zal niet meer veranderen. Na de thuismatch tegen Achnas sprak ik Yves Vanderhaeghe en die zei het ook, dat hij er veel mee praat, maar dat er weinig verbetering is. De media zijn wat zwaar in hun kritiek op hem, vind ik. (verdedigt Vanden Borre) Omdat hij een naam is, wil men hem in de grond boren. Zo ervaar ik de media ook, zo lang het goed gaat, schrijven ze je omhoog, maar altijd staan ze klaar om je met een mes in de rug te steken als het wat minder loopt.”

Hij neemt zichzelf als voorbeeld. Dufoor : “Ik maakte de sprong van tweede naar eerste en het debuut was positief, ik werd zelfs opgeroepen bij de aspiranten voor een wedstrijd tegen Nederland. Maar na een wedstrijd of tien kende ik wat vermoeidheid. Je weet hoe dat gaat, je zit in de eerste klasse, denkt dat je het gemaakt hebt, gaat wat anders leven. Mijn niveau ging naar beneden, tijdens de winterstop nam ik wat kilo’s bij, jeugdzonden. Direct schreven de kranten dat Dufoor afgelopen was.”

Stommiteiten noemt hij het liever. Openhartig : “Eind december was ik een beetje foufou, dat klopt. Ik heb me tien dagen heel goed geamuseerd, veel uitgeweest, vrienden opgezocht, wat gaan drinken, uit gaan eten. Na vijf maanden inspanning tien dagen erop los geleefd en veel gelachen. Ik heb er veel uit geleerd. Tijdens de twee maanden vakantie ben ik op reis geweest met mijn vriendin, maar heb ik er ook op gelet dat ik geregeld wat sport deed. Resultaat : ik woog drie kilo minder na de vakantie dan op het einde van vorig seizoen !”

Tijdens die zware periode nam zijn trainer Dennis van Wijk hem geregeld stevig op de korrel. Van Wijk, zegt Dufoor, vond dat hij net als Sterchele of Bouchouari moest tonen dat het talent uit de lagere afdelingen het ook hogerop kon maken.

Eén spits werkt niet

In zijn hoofd was hij er wel altijd van overtuigd dat hij het niveau aankon. Dufoor : “Dat zelfvertrouwen heb ik wel, ja. Technisch is het allemaal geen probleem, de jeugdopleiding van Brussels is uitstekend ondanks de slechte velden waarop we moesten trainen. Alleen mijn startsnelheid kan beter. Maar kan je daar op je 25ste nog veel aan veranderen ?”

Zijn eerste seizoen in de eerste klasse noemt hij positief, zaak is nu die lijn doortrekken. “Ik heb vier goals gemaakt en voor een reeks assists gezorgd, dit moet mijn jaar worden. Ik heb nu wat meer ervaring, nu wil ik ontploffen, op zoek naar een beter contract, of een betere club, al ben ik hier heel graag. De mensen zeggen wel eens : vind jij dat niet erg, in Vlaanderen moeten voetballen. Maar hier zit het vol met Franstaligen, bijna de meerderheid. En de rest spreekt Frans. Van Wijk kon zich daar aan ergeren : ik train in Vlaanderen en moet verdorie Frans spreken om me duidelijk te maken.”

De nieuwe trainer, Dirk Geeraerd, wil wel iets meer voetbal zien dan zijn voorganger. Dufoor : “Van Wijk is inzet, deze trainer wil het iets meer tactisch aan boord leggen. Een uur theorie op zaterdag, vanaf dinsdag werken naar de match die komt, ook dan af en toe wat theorie, het is allemaal iets anders dan vorig jaar. Vanaf woensdag merk je of je speelt of niet, hij legt het nadien nog wel uit, maar je ziet het zelf ook wel. Ook dat is wennen, je moet er blijven voor gaan, ook al is soms snel duidelijk dat je niet in de basis staat. Ik hoop alleen dat hij niet meer omschakelt naar een systeem met één spits. Dit seizoen is al een paar keer gebleken dat zoiets voor Roeselare niet werkt.”

PETER T’KINT

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content