Sport/Voetbalmagazine praat met persoonlijkheden uit het voetbal over mensen en ontmoetingen die hun leven en loopbaan beïnvloed hebben. In de derde aflevering staat Karel Geraerts stil bij zijn wegwijzers.

Wie middenvelder Karel Geraerts (24) van Standard vraagt welke mensen bepalend waren om hem naar de plaats te loodsen waar hij nu staat in het leven, wordt eerst meegenomen naar het Opgrimbie van de vroege jaren negentig. Daar prijkte het pluimveebedrijf van zijn ouders in een feeëriek plattelandsdecor. Een nooit aflatend gekakel zorgde voor het achtergrondgeluid.

“Mijn ouders gaven me een werkersmentaliteit mee”, vertelt Geraerts. “Ik en mijn twee broers hielpen mijn vader regelmatig. In de vakanties vond je ons ’s morgens meestal tussen de kippen. Je kon het als een soort van vakantiejob beschouwen, mijn pa stopte ons voor die klussen wat zakgeld toe. In de namiddag mochten we doen waar we zin in hadden.

“Maar als iets moest worden opgeknapt en daarvoor maar twee of vier helpende handen nodig waren, diende ik doorgaans niet in actie te schieten. Mijn vader zei tegen mij al eens sneller : ‘Ga maar sjotten.’ Dat wekte soms jaloezie bij mijn broers, die ook graag voetbalden. Ik denk dat mijn vader merkte dat ik meer doorzettingsvermogen en karakter toonde.

“Ik trok vaak naar kameraden in de wijk. Daar vond ik een hele kliek jongens die voor het voetbal leefden. Onder hen waren enkele Italiaantjes en Marokkaantjes. Die mannekes konden alles met een bal, hadden al veel meer techniek dan ik. Ze speelden echt straatvoetbal. Ik pikte veel van hen op.”

Meer dan de bal

“Beginnen voetballen deed ik al veel eerder, bij Cercle Mechelen. Toen ik vier jaar was, zag ik hoe mijn oudste broer daar bij de duiveltjes voetbalde. Dat wilde ik ook. Ik doorliep er alle jeugdreeksen. Trainer Albin Maes was er voor mij een belangrijk man. Tijdens het tweede jaar dat ik bij de miniemen speelde, pakte hij mij op training even apart. Hij verzekerde mij dat ik veel mogelijkheden had, maar zei dat ik aan mijn fysiek moest werken. Het advies luidde : drie keer per week in het bos gaan lopen. ‘Doe met die raad wat je wil.’ Ik trok vanaf toen wekelijks twee à drie keer mijn loopschoenen aan. Conditioneel was ik nog niet sterk in die periode, ik at wel graag eens een snoepke.

“Na een tijdje voelde ik op het veld het resultaat. Het gaan lopen werd een automatisme. Achteraf bekeken heeft Maes me een beetje wakker geschud. Hij zorgde voor een déclic door me erop te wijzen dat er meer is dan de bal. Mijn prestaties gingen in stijgende lijn, ik werd opgenomen in de Limburgse jeugdselectie.

Henry Lalieu was de man die me daarin gebracht heeft. Jaarlijks werd een groep van dertig voetballertjes bijeengebracht. Daaruit moest hij er telkens achttien kiezen. Er werd een match gespeeld, zodat iedereen kon tonen wat hij in huis had. Tot mijn dertiende mocht ik die wedstrijd steeds afwerken, maar viel ik daarna jaar na jaar uit de boot. Plots zei hij me dat hij merkte dat ik ook naast het veld met voetbal bezig was. Hij wist dat ik aan mijn fysiek werkte en als beloning nam hij me op in zijn selectie. Toen is de trein vertrokken. Heel die Limburgse jeugdselectie was eigenlijk belangrijk voor mij. Ik belandde er tussen de betere voetballers uit de streek en werd er uiteindelijk opgevist door Roland Breugelmans van RC Genk.”

Nooit op ’t gemakske

“In Genk was Breugelmans de sleutelfiguur voor mij. Hij bracht discipline in de groep, maar wel gecombineerd met spelvreugde. Die ideale mix zette hij op mij over. De spelvreugde etaleerde hij door altijd enthousiast aan de training te beginnen, door een goede sfeer in de kleedkamer te creëren en door plezante oefeningen te geven. Op die leeftijd dient voetbal vooral rond plezier te draaien.

“De discipline moest er bijvoorbeeld zijn op toernooien. Breugelmans regeerde niet met ijzeren vuist. Maar hij wilde wel dat we als ploeg een beetje deftig voor de dag kwamen, dat we niet opvielen door negatieve zaken. Hij leerde ons ook dat we geen stomme gele kaarten mochten pakken, wat nu bij sommige ploegen een beetje het probleem is.

“Ik draag die dingen nog steeds mee. Net als hij toen, train ik nooit op ’t gemakske. Ik ben altijd serieus en geconcentreerd, wil het steeds zo goed mogelijk proberen te doen.”

‘Hier ben ik !’

“Op mijn vijftiende kreeg ik de kans om naar Club Brugge te trekken. Ik mocht van mijn ouders kiezen wat ik graag wilde doen. Mijn vader en moeder steunden mij altijd, samen met mijn broers. Dat was heel belangrijk voor mij, zeker op dat moment. Mijn vader was mijn vertrouwensman.

“Brugge vond ik een heel mooie club. Ik pakte mijn koffers en ging ervoor. Ik heb er heel veel gehad aan mijn gastgezin, de familie van ErikGerets. Bij hen kon ik gaan inwonen. In de nieuwe wereld waarin ik terechtkwam, boden zij mij een plaats waar ik me op mijn gemak kon voelen. Ook die mensen hebben me werkelijk in alles gesteund. Johan, de zoon van het gezin, was mijn beste vriend. Dat is hij trouwens nog steeds. Wij waren op dat moment onafscheidelijk. Voortdurend trokken we samen op en amuseerden we ons rot. Dankzij hem ben ik socialer geworden. Hij praat constant. Waar hij zijn kop binnensteekt, komt er onmiddellijk leven in de keet. Als ik mensen niet kende, gedroeg ik me vroeger in het begin heel afstandelijk. Ik was niet de man die ging roepen : ‘Hier ben ik !’ Johan kon dat wel. Dat nam ik een beetje van hem over. Ik voel nog steeds een zekere drempel, maar in veel mindere mate.”

‘Kom bij ons !’

“Na mijn verblijf bij de familie Gerets belandde ik in een pleeggezin waar het niet zo goed klikte. Onze karakters botsten er. Op dat moment moest ik beslissen of ik alleen zou gaan wonen of naar een nieuw pleeggezin zou trekken. Toen zei Hans Cornelis : ‘Kom bij ons !’

“Dat ik bij hen terechtkon, was heel belangrijk in het licht van mijn laatste jaar op de secundaire school. Bij de familie Cornelis werd ik een beetje gecontroleerd. En als Hans naar zijn kamer trok om te studeren, deed ik hetzelfde.

“Ik vind het achteraf bekeken zeker een voordeel dat ik in verschillende gezinnen heb geleefd. Ik leerde dat het niet alleen bij mij thuis was dat mensen hard moesten werken om hun boterham te verdienen. Ik weet nu ook wat aanpassen is en het onbekende schrikt mij niet meer af.”

Mooiste voetbal

“Bij Club Brugge waren enkele jeugdtrainers voor mij belangrijk. Eerst was er Frank Decraemer bij de scholieren. Bij hem trainden we constant op balbezit. Mijn vader zegt nu nog steeds dat hij op dat moment het mooiste voetbal zag van mij. Decraemer besteedde aandacht aan verzorgd voetballen, niet te lang met de bal lopen, snel spelen.

“Een andere coach, Willy Wellens, droeg zijn ervaring over op zijn spelers. Na de wedstrijd legde hij uit wat hij in bepaalde fasen zou hebben gedaan. Wij waren toen allemaal 17 à 18 jaar. Op die leeftijd sta je open voor dergelijke dingen.”

‘Blijf jezelf’

“En toen heb ik in Brugge mijn vriendin Els leren kennen. Mijn ouders en Els zijn nu de belangrijkste personen in mijn leven. Samen met mij zag ze al beide kanten van de medaille. In Brugge kreeg ik mijn kans niet en moest ik altijd meedoen met de invallers. Als dat drie jaar duurt, ben je wel eens gefrustreerd en werk je dat thuis wel eens uit. Ik werd ook geconfronteerd met blessureleed. Zes maanden moest ik aan de kant blijven.

“Toen ik bij Standard ging spelen en weer naar Opgrimbie verhuisde, is Els me gevolgd. Ze heeft in Brugge alles achtergelaten voor mij. Dat is een wezenlijk verschil met wat ik op mijn vijftiende deed. Ik liet alles achter voor mezelf. Zij doet dat voor iemand anders. Veel mensen gaan daar licht over en zeggen : ‘Je hebt daar een luxeleventje…’ Maar wees maar gerust dat je dat goede leventje na drie maanden beu bent en dat je dan je vrienden en omgeving begint te missen. Ik weet wat het is.

“De beste raad die ik ooit gekregen heb, is : ‘Blijf gewoon jezelf.’ Hij kwam van mijn vader. Net als ik volgt Els die, nu ik bekend ben. Dat vind ik heel belangrijk.”

Een ware verademing

“Bij Lokeren schonk Franky Van der Elst mij vertrouwen op een moment dat ik dat hard nodig had. Anderen hadden mij gewaarschuwd voor de Afrikanen en de IJslanders in die ploeg, maar ik had er vanaf de eerste dag heel goede contacten. Lokeren was een ware verademing voor mij.

“We keerden onlangs met Standard naar daar terug. Iedereen, van Rudi Cossey tot de materiaalman, klampte me onmiddellijk aan en vroeg hoe het met mij ging. Jefke, een echte clubman van rond de tachtig jaar die altijd de ballen oppompt, stond in de tribune luidruchtig naar mij te molenwieken. Prachtig was dat allemaal. Ik ben daar graag geweest. Die mensen deden alles voor mij. Ze merkten dat ik niet een speler was die daar even zes maanden voor zichzelf kwam spelen, zijn geld bijeenschraapte en weg was. Ik vocht met die ploeg tegen de degradatie, was op en top gemotiveerd.

“Van Brugge heb ik een stapje teruggezet om daarna weer omhoog te kunnen klimmen. Lokeren haalde mijn carrière uit het slop. Naar daar gaan was de beste beslissing die ik ooit genomen heb. Van der Elst maakte er van mij een completere voetballer. Voor mij waren er niks dan voordelen in Lokeren.”

Groeien

“De volgende belangrijke persoon in de rij is Michel Preud’homme. Standard is een grote ploeg in België, was het eerste dat ik dacht toen ik hoorde dat de Rouches interesse toonden. Toen ik dan eens alles op een rijtje zette, bleek dat ik weer naar Opgrimbie kon komen wonen. Brugge heeft ook zijn charmes. Maar de mensen spreken er een andere taal, er heerst een andere mentaliteit. Hier is iedereen er voor mekaar, je kan altijd bij kennissen binnenspringen.

“Zonder Preud’homme zat ik waarschijnlijk niet in Luik. Dat doet je toch iets, als iemand als hij je ontdekt heeft. Ik kan me geen betere sportief directeur wensen. Voor iedere match komt hij even bij mij om me enkele tips te geven.

“Ook Dominique D’Onofrio had een belangrijke invloed. Eerst hield hij een beetje vast aan de ploeg van het jaar voordien, met Bisconti en Moreira. Maar na een tijdje gaf hij me toch een kans. Hij praat veel met mij. Dankzij zijn vertrouwen en dankzij de sterke groep waar ik nu deel van uitmaak, kan ik als speler opnieuw wat groeien bij een Belgische topploeg.

“Maar goed dat ik indertijd, toen ik bij Brugge zat, mijn vaders raad opvolgde. Door de telefoonhoorn weerklonk altijd dezelfde boodschap : ‘Blijven werken.’ Dat deed ik en het loont.”

KRISTOF DE RYCK

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content