Once in a blue moon, zeggen de Engelsen. Heel zelden. Zoals succes voor Man. City, de club die zichzelf jaren in de voet schoot. We trokken naar Manchester, dé voetbalstad van Engeland, waarvan we na twee dagen ronddwalen nog minder begrijpen dan bij aankomst.

DOOR PETER T’KINT – BEELDEN: IMAGEGLOBE

W elcome to Manchester. Dit keer zijn het de Olympische Spelen die ons welkom heten. De Spelen doen Londen aan, maar ook een beetje Manchester. Naast ons schuifelt een jongetje in het shirt van Uruguay wat dreinend en verveeld mee aan in de file die leidt naar een doorgedreven paspoortcontrole. Hij snapt het niet helemaal. Tot zijn ma: ” Why Manchester, the Games are in Londen?” In rad Spaans antwoordt ma dat Uruguay hier in deze stad aan zijn olympisch voetbaltoernooi begint. Het jongetje zucht. ’s Avonds sleurt Uruguay een kleine zege (2-1) uit de brand tegen de enthousiaste maar beperkte Verenigde Arabische Emiraten.

Uitgerekend in Manchester beginnen ook de Emiraten dus aan hun voetbaltoernooi. Benieuwd of Sjeik Mansour bin Zayed, de eigenaar van kampioen Manchester City, die wedstrijd zal hebben gevolgd. Ongetwijfeld wel, de man is een voetbalsupporter. Een discrete weliswaar. Hij bezit in eigen land ook Al Jazira, en toen we onlangs Hugo Broos polsten naar zijn avonturen in de golfstaat, had hij de grote baas nooit gezien noch gesproken. Als we later tijdens ons verblijf in de stad even polsen naar de frequentie van de aanwezigheid van de grote baas van City, blijkt dat die sinds de overname in 2008 precies één keer is verschenen: ter gelegenheid van een thuiswedstrijd tegen Liverpool in 2010. Daarna nooit meer, zelfs niet op 13 mei jongstleden, toen City thuis kampioen speelde, de eerste titel sinds 1968. De sjeik houdt van discretie en bekeek het bloedstollende gebeuren in eigen land op televisie.

Bloedstollend was het, die titelmatch. Winst moest, gezien de grote stadsrivaal United leidde bij Sunderland. De blessuretijd ging evenwel in met een voorsprong van 1-2 voor de bezoekers, die met zijn tienen hun huid duur verkochten, want vochten voor het behoud.

Wanneer we in boekhandel Waterstones het overaanbod aan sportboeken scannen op zoek naar het boek van Gary James over de voetbalgeschiedenis van de stad ( Manchester, A Football History), komt John naast me staan. John is bejaard, vriendelijk en Cityfan van het eerste uur. Hoe hij die slotfase beleefde? “Vloekend”, zegt hij. “Ik dacht: typisch voor de club, we fuck up everything.”

Hij vraagt of we het Engelse voetbal al lang volgen. Of we ons dan 1999 herinneren? De treble van United, bedoelt hij, met die fantastische CL-finale in Camp Nou, waar United in de slotseconden van 0-1 naar 2-1 ging. Klampte hij zich daaraan vast in mei?

No, man!”, lacht John. “Ik draag nooit rood, laat staan dat ik op zo’n moment aan hen zou denken!” Terwijl hij het zegt, pakt hij een boek van David Conn uit het rek, Richer Than God. “Dit moet je absoluut lezen.” Na even zoeken slaat hij het open op pagina 268. Op een besliste manier zoals alleen overtuigde bejaarden dat kunnen – dit is toch geen opname voor de Engelse Benidorm Bastards, flitst ons door het hoofd – pakt hij ons bij de arm vast en neemt hij ons mee naar de coffee corner. Daar moeten we de hele passage lezen, omdat ze in zijn ogen veelbetekenend is. Bij een koffie. Hij trakteert.

Het verhaal gaat over de play-offs in 1999. Terwijl United in de CL triomfen viert en in eigen land de ongekroonde koning van de Premier League blijft, vegeteert City in derde klasse en heet de tegenstander niet Barcelona, Chelsea of Bayern München, maar York City, Mansfield Town of Darlington. Terwijl United in San Siro en Delle Alpi passeert, heten de stadions waar de Cityfans op bezoek gaan Bootham Crescent en Turf Moor. Het seizoen eindigt wel in de bekende tempel die Wembley heet. Het oude Wembley, uitgewoond en aan vernieuwing toe. De tegenstander is Gillingham, inzet een promotieticket naar tweede klasse. Als Gillingham op een paar minuten voor het einde met 2-1 leidt, begint een van hun fans, lezen we, te schreeuwen: ” Scunny. Fucking Scunny. Scunthorpe fucking United. Dat wordt jullie tegenstander volgend seizoen. Fucking Scunny!”

John is inmiddels terug, de koffie half over de rand gemorst. Hij excuseert zich. “Daar dacht ik aan,” zegt hij, “toen in mei. Aan Wembley.” Want net als toen zette City in de slotseconden de scheve situatie recht. En dus beleefde hij ’s anderendaags, samen met duizenden anderen, de parade op Albert Square, in het hartje van de stad, waar het stadhuis is gevestigd.

Of we weten welk liedje de fans van City graag zingen? ‘Wonderwall’ van Oasis? Neen, te modern voor hem. ‘Blue Moon’, een beetje cynisch lachend met het eigen ongeluk. Hij begint zachtjes op zijn Sinatra’s te zingen, de man die naast ons zit te lezen kijkt glimlachend op. Het stoort John niet.

Blue moon, you saw me standing alone Without a dream in my heart, without a love of my own Blue moon, you knew just what I was there for You heard me saying a prayer for Someone I really could care for

Het is een positief lied toch, een lied over dromen? John: “Jaren hebben we ons vooral, een beetje cynisch inderdaad, vastgeklampt aan de eerste twee strofen. Daar ons lijflied van gemaakt. In de tweede strofe wordt de droom zelfs gerealiseerd, staat er plots iemand, maar voor City leek dat altijd een droom te blijven. Tot nu.”

“Sjeik Mansour!”, lachen we. Hij glimlacht flauw: “Het voetbal is helemaal anders geworden. Laat ons hopen dat het succes blijft. Maar Cityfan ben je niet om het succes, dat is duidelijk.”

Old England

In 1996, drie jaar voor die treble en de fameuze Wembleyapotheose – City zou het seizoen erop trouwens direct doorstoten naar de Premier League – ontplofte hier in het centrum, vlak bij Deansgate en zijn leuke restaurantjes en het shoppingcenter Arndale even verder, een bom van het IRA. Om kwart over elf ’s ochtends. Ze richtte voor ruim een miljard pond schade aan en verwondde meer dan 200 mensen, maar als bij wonder kwam niemand om. De bom was dan ook aangekondigd via een telefoontje en de wijde omgeving was ontruimd.

Dat uitgerekend hier de (vorig seizoen) twee best presterende voetbalclubs van Engeland hun wortels hebben, is vreemd, en tegelijk ook niet.

Vreemd, omdat voetbal ongelooflijk duur is geworden en hele generaties jongeren uit de markt en het stadion heeft geprijsd. Zeker hier. Aan de oppervlakte lijkt Manchester een fantastische stad. Het na de bomaanslag versplinterde hart is mooi gerenoveerd. Langs Deansgate, in Market Street en in Corporation Street, waar het IRA op 15 juni zijn met 1500 kilo explosieven volgeladen Ford Cargo nog parkeerde (nu kan dat niet meer, het commerciële hart is wandelstraat) flaneren duizenden koopjesjagers. Valt daarbij op: zéér weinig voetbalshirtjes, toch populair in Engeland. Wie er al eentje draagt, steunt Team GB. City- of Unitedfans zijn amper te zien. Voor het eerst deze zomer schijnt de zon volop en de lads en lasses profiteren van de terrasjes. In de buurt van de kathedraal is de jaarlijkse bloemenmarkt bezig, het platteland komt naar de stad. Een lief dametje probeert me te interesseren voor haar zonnebloemen . Old England ten voeten uit. ’s Avonds is het vooral druk langs Canal Street, waar de gays openlijk hun liefde beleven. Geen homohaat hier, Manchester is een open stad, met leuke bars en lounges en veel regenboogjongens en -meisjes.

Shiny happy people. Maar dat is slechts de oppervlakte, de uiterlijke hippe schijn die je ook vindt in de Art Gallery – net als andere musea helemaal gratis. Gratis is ook de Manchester Evening News die we wandelend langs de straten toegestopt krijgen. Gratis, want zo goed gaat het niet met Manchester als je goed kijkt. Er worden vooral etalages bekeken, het is eerder meedrijven op, genieten van de sfeer. Team GB tegen Senegal op groot scherm in het hartje van de stad, bij een graad of twintig en een ondergaande zon. We verwachten een toeloop, maar die blijft uit. Exchange Square is schaars gevuld en wie er is, nipt aan zijn biertje van vier pond, ruim vijf euro. Niet eens alle neergezette strandstoelen zijn bezet.

Thatcher

Manchester beleefde zijn glorieperiode bij het begin van de industriële revolutie. In het People’s History Museum kun je daarover pijnlijke getuigenissen zien. Katoen uit de VS, door slaven geplukt, werd via de rivier Irwell en het kanaal aangevoerd tot hier, waarna het in de fabrieken door kinderen verwerkt werd tot textiel. Terwijl de eigenaars in de groene rand van de stad van hun rijkdom genoten en daar prachtige mansions bewoonden, crepeerde het volk in smalle, op elkaar gepropte terraced houses. In stinkende buurten, met één toilet per straat. Niet per huis, per straat. Kinderarbeid was de norm, onderbetaling de gewoonte. Ter ontspanning en vooral om de mensen weg te houden uit de pubs en van de drank werden in de tweede helft van de negentiende eeuw voetbalploegen opgericht.

Twee, drie decennia geleden was deze industriële droom voorbij. Kapotgemaakt door de vrije markt. Margaret Thatcher zette ongenadig de knip in de budgetten voor onderwijs, sociale zorg, uitkeringen… Vandaag lijdt Manchester nog, achter de schone schijn is de realiteit triest. Elk jaar publiceert de overheid haar Indices of Deprivation, haar armoedestatistieken. Manchester blijft daarin de op drie na slechtste buurt om te leven. Slechter doen alleen nog enkele arme buurten van Londen (Hackney, Newham en Tower Hamlets), waar migranten vaak aanspoelen om te proberen van daaruit hun English Dream waar te maken. Gemiddeld inkomen, werkloosheid, levensomstandigheden: Manchester scoort op alle vlakken slecht, nog steeds, ondanks die uiterlijke schijn, ondanks de voetbalclubs – de beide nu – die wereldwijd reclame maken voor de stad, die zich wil specialiseren in kenniseconomie en de dienstensector. Er is werk voor jongeren, maar laagbetaald. Twee, drie pond per uur.

Taxichauffeur Ali brengt me naar East Manchester, naar het Etihad Stadium. Naar SportCity, gebouwd naar aanleiding van de Commonwealth Games in 2002. Met de huuropbrengst van het stadion kan de overheid de rest van de sportinfrastructuur in de buurt onderhouden. Dit is het armste deel van de stad, waar 32 procent van de bevolking leeft van een uitkering en 60 procent van de beroepsbevolking op zoek is naar (ander) werk. Hier voetbalt Carlos Tévez, die op een metershoog reclamebord in 2009, toen hij van United naar City verhuisde, in blauw en wit de mensen nog welkom heette in Manchester. Tévez verdient 10 miljoen pond per jaar, omgerekend ruim 250.000 euro per week. Per week… Aan de bushalte staat een jong meisje met een baby in haar armen. Aan haar voeten drie plastic zakjes. Met hoeveel zou zij moeten rondkomen? Toen Tévez, zelf afkomstig uit een sloppenwijk in Buenos Aires, ruzie kreeg met de club, zwoer hij er nooit meer te zullen komen, in die stad waar hij de mensen in 2009 nog hartelijk welkom heette. “Het regent er elke dag.” Vandaag gelukkig even niet.

SportCity wordt nu omringd door huisprojecten. Ze zijn nagenoeg af, maar vele staan leeg. Hier staat een stadion dat in volle crisistijd in de tweede helft van de jaren negentig meer dan 120 miljoen euro kostte en waar de verbouwingen om de atletiekpiste weg te halen en een nieuwe tribune te bouwen nog eens ruim 40 miljoen euro vroegen. Hier spelen vedetten als Vincent Kompany, David Silva, Sergio Agüero of Yaya Touré, die wekelijks een smak ponden krijgen bijgeschreven. Hier, in East Manchester, bouwt de club nu een oefen- en jeugdcomplex dat nog eens miljoenen ponden gaat kosten, nadat het eerder al veel geld investeerde in de niet zo modern uitgebouwde installaties van Carrington, waar ook United traint. Het blijft iets om ethische vragen bij te stellen en vreemd dat een sjeik uitgerekend hier een deeltje van zijn persoonlijk fortuin investeert. Zo ver weg van huis, in deze buurt, in deze club die wél een geschiedenis heeft maar geen winnaarscultuur. Waar de fans slechts twee strofen zingen van ‘Blue Moon’:

Blue moon, you saw me standing alone Without a dream in my heart

Without a love of my own

Waar Scunthorpe fucking United dertien jaar geleden nog bijna de tegenstander heette…

Suffragettes

Het is vreemd, en tegelijk ook weer niet. Want al die jaren is voetbal enorm populair gebleven, ook toen er géén prijzen werden gepakt, door geen van beide ploegen.

Wie heeft nu het grootste aantal fans in de stad, vragen we aan John. Hij hoeft niet lang na te denken, ik krijg een Engelse versie van het Club-Cercleverhaal. City heeft het grootste aantal fans in de stad, United erbuiten, tot in het zuiden van Engeland, en na de successen onder sir Alex Ferguson ook in de rest van de wereld.

Dat laatste kan kloppen. Als we Old Trafford bezoeken – voor de gelegenheid omgebouwd tot Olympic Arena en superbeveiligd – en her en der wat vragen stellen, blijken de bezoekers vooral toeristen, uit binnen- en buitenland. De Stadium Tour is beperkt, omwille van de veiligheid, maar voor nagenoeg iedereen is dit het eerste bezoek. De wauws zijn niet van de lucht, al blijft een leeg stadion een hoop beton, wat zitjes en wat gras. Dit zijn fans die hun club op tv volgen. Opvallend veel buitenlanders, Russen zelfs, maar vooral Aziaten. Volgens de club heeft United wereldwijd 330 miljoen fans.

Anders is het in SportsCity, waar ook wel niks te beleven valt, tenzij een bezoek aan de fanshop. Voornamelijk locals hier, op zoek naar het nieuwste shirt, net uit. Geen clubmuseum: wie van verdieping nul naar verdieping één gaat in de fanshop om zijn abonnement te kopen (niemand staat aan te schuiven) of om de naam van zijn favoriete speler op de rug van zijn truitje te laten aanbrengen (12 euro) kan op de muur in de traphal maar een heel klein beetje tekst over de geschiedenis lezen.

Of het klopt dat meer fans in de stad voor City zijn, is niet helemaal zeker. Het blijkt alvast niet uit de statistieken die de clubs hebben. Een socioloog van de lokale Manchester University vroeg onlangs de postcodes op van de abonnementhouders en daaruit bleek dat beide clubs in de stad op ongeveer hetzelfde aantal uitkwamen. Relevant en toch ook weer niet, want wie kan zich in deze arme buurt een abonnement veroorloven?

En toch is het niet vreemd dat ondanks alle economische en sociale ellende deze twee clubs aan de top staan. Omdat Manchester altijd een kiem van protest en een grote basis aan enthousiasme heeft gehad. Protest tegen de sociale onderdrukking leidde hier tot de grootste vakbondscampagnes. Protest tegen de levensomstandigheden tot de oprichting van de coöperatieve winkels. Dat tegen de seksuele en politieke onderdrukking van de vrouw leidde hier tot de eerste emancipatiegolf en het ontstaan van de suffragettes, die voor vrouwenstemrecht streden. En allicht niet toevallig is dit nu gay city.

Manchester heeft altijd geleden, maar ook gestreden. Gestreden voor recht, gestreden voor geld, voor projecten. Toen de strijd om de organisatie van de Olympische Spelen op niks uitdraaide – vóór Londen was Manchester tot twee keer toe kandidaat – ging het voor de Commonwealth Games. En kwam er SportCity.

Ook het voetbal is er mensen blijven boeien, het overleefde de crisissen van de jaren zeventig en tachtig, toen supporters nog scum waren, schorremorrie. Niet alleen City zag zwarte sneeuw, ook United: het drama van München in 1958, de moeilijke opvolging van MattBusby, de donkere jaren tachtig…

Toen City in dat fameuze seizoen 1998/99 in derde klasse voetbalde, bleven 40.000 fans naar Maine Road komen. Voetbal is altijd overeind gebleven, ook in crisistijden. Vandaar het potentieel dat de Amerikaanse familie Glazer in United zag en de sjeik in City. Zakenprojecten met uitstraling. Wereldwijd, wat ook blijkt uit de voorbereidingstoernee die beide clubs afwerkten, met wedstrijden in Kaapstad, Peking en Sjanghai.

Tévez verdient 250.000 euro per week. Aan de bushalte staat een jong meisje met een baby in haar armen. Met hoeveel zou zij moeten rondkomen?

Het voetbal is ongelooflijk duur geworden en heeft hele generaties jongeren uit de markt en het stadion geprijsd.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content