Een vervloekte lekke band en een sterke Zwitser hielden Michael Boogerd en Peter Van Petegem in 1998 van de wereldtitel in Valkenburg. ‘Boogie’ en ‘De Peet’ over de nog steeds sluimerende ontgoocheling, hun obsessie voor de regenboogtrui, de favorieten voor zondag en hun nieuwe leven.

De kermiskoers van Desselgem en het WK in Stuttgart. Daar reden PeterVan Petegem (nu 42) en MichaelBoogerd (40) na een carrière van zestien en veertien jaar in de herfst van 2007 hun laatste profkilometers. Bang voor het beruchte jaar te veel, na een seizoen waarin de leeftijd beide kampioenen al langzaam ingehaald had. Een afscheid waar alleen de Nederlandse Kalmthoutenaar spijt van kreeg. “Niet alleen wegens het wrange gevoel ( Boogerd viel op training en kon een feestelijk adieu in de Ronde van Lombardije vergeten, nvdr), maar vooral omdat het te vroeg was, op mijn 35e. Ik had nog twee jaar verder moeten fietsen. Zonder druk jongeren op sleeptouw nemen, wie weet hadden er nog een paar succesjes in gezeten. Als ik zie hoe Jens Voigt op zijn 41e nog knalt, denk ik vaak: ik had dat óók gekund.”

Een comeback sluit Boogie echter uit. Daarvoor fietst hij te weinig – “een paar keer per week, maximaal twee uur” – en heeft hij het te druk als pr-man van verschillende bedrijven, peter van de Eneco- en Ster ZLM Tour, co-commentator op de NOS, organisator van toertochten voor wielertoeristen én als tv-figuur – vorig jaar won hij nog de show ‘Sterren Dansen Op Het IJs’.

Een nieuw leven, dat Boogerd, gezien de heimwee naar zijn wielerbestaan, niet zonder moeite oppikte. “Na mijn afscheid deed ik een hoop dingen – winkels openen en zo – die me geen voldoening gaven. Maar nu ben ik trots dat ik goed mijn boterham verdien zonder afhankelijk te zijn van een postje binnen een wielerteam. Een van de vele ploegleiders zijn zou me sowieso niet liggen, wél een functie als ploegmánager, waarin ik zélf de touwtjes in handen heb. Eens kopman altijd kopman, hé. Dat zit in je bloed.”

Van Petegem knikt – “Dat zie ik ook wel zitten” -, al bouwde hij als verzekeringsmakelaar ondertussen een nieuw leven op. Toch heeft de Oost-Vlaming, die wegens tijdsgebrek gestopt is met zijn B&B Le Pavé, de navelstreng met het wielrennen nooit helemaal doorgeknipt. Niet door veel te fietsen, maar als bestuurslid van ‘zijn’ GP Impanis-Van Petegem, koersdirecteur van de Omloop Het Nieuwsblad en als wielercolumnist bij de gelijknamige krant.

In tegenstelling tot Boogerd, die met zijn familie een hele week in een vakantiehuis op de Cauberg vertoeft en zondag co-commentaar geeft, trekt Van Petegem echter niet naar Valkenburg. “Ik wacht als ex-medaillewinnaar nog altijd op een invitatie van de Belgische bond…”

En dus zal de Horebekenaar op tv naar de wedstrijd kijken waar hij tien keer aan deelnam en die na zijn eerste deelname in 1996 een obsessie werd. “Nochtans draaide ik in Lugano halfweg koers al de box in – door een overvol programma was ik half uitgewrongen aan de start verschenen. De zege van Johan Museeuw en de speciale WK-sfeer maakten die teleurstelling echter meer dan goed. Die avond zei ik in bed tegen mezelf: ‘Ooit zal ik ook die regenboogtrui dragen.’ Maar dan moest ik snoeien in mijn programma en na het voorjaar nog op slechts één doel focussen: het WK. Alle andere koersen, zelfs het BK of de Tour, werden bijzaak. Ik kreeg zo de kritiek dat ik na Parijs-Roubaix vijf maanden onzichtbaar was, maar als dat een medaille of een regenboogtrui opleverde, kon dat me geen bal schelen.”

Ook Boogerd werd op slag verliefd op het WK. “In 1994 werd ik als 22-jarige neoprof meteen geselecteerd, een broekie naast oude krijgers als Erik Breukink, Steven Rooks, Gert-Jan Theunisse… Bondscoach Gerrie Knetemann gaf me veel vertrouwen en daar leefde ik helemaal van op. Ik was ook zó trots dat ik dat oranjeshirt mocht dragen, iets wat coach Egon van Kessel er al van bij de junioren ingepompt had. ‘Je verdedigt de eer van je land. Níémand mag aan dat shirt komen.’ Dat nam ik zelfs iets te letterlijk op, want toen een Fransman me bij de trui greep, reed ik hem in de gracht.” ( lacht)

Boogerd zou tot 2007 geen enkel WK missen en stond liefst veertien keer aan de start. “Vanaf 1998 ( zie kader, nvdr) met ambitie om te winnen. Want zodra je in de voorjaarsklassiekers het podium haalt, weet je dat die regenboogtrui ook binnen bereik ligt.”

Wat maakt een WK, naast die trui, zo speciaal?

Van Petegem: “De beleving errond: supporters die al dagen op voorhand ter plaatse zijn, het samenhokken met de nationale ploeg, de spanning van de junioren en beloften voelen als die met klamme handjes je als prof om raad vragen, met de hele Belgische entourage op vrijdag of zaterdag naar hun koers kijken, de afroeping bij de start zodat alle renners per land op een rij staan, tot zelfs het openen van het pakketje met de nationale shirts.”

Boogerd: “Voor mij was dat vaak een moment van ergernis, want nooit hadden ze mijn kleine maat. Dan leende ik een shirtje van de dames, ik heb zelfs ooit dat van Leontien van Moorsel gedragen. ( lacht) Ook onze vrijetijdskledij stelde niet veel voor, terwijl de Italianen altijd in chique trainingspakken rondliepen. Dat vond ik echt erg. Ook als we bijna schriftelijk moesten aanvragen of we een fles wijn mochten drinken. Spuitwater was goedkoper… In Hamilton ( WK 2003, nvdr) werd ik daar zo moe van dat ik voor de hele ploeg zelf de wijn betaald heb.”

Van Petegem: “Ik heb ook vaak een slechte fles ingewisseld voor een goeie. Beter dat dan de dag erna misselijk te zijn, hé. Dat geld had ik er wel voor over. Ook dat behoort tot je ’taak’ als kopman.”

Boogerd: “Velen zouden dat niet doen hoor, terwijl het wel bijdraagt tot de gezelligheid. Daarom bleef ik na het eten ook altijd zitten, om wat bij te praten met renners van andere teams en zo een ploegsfeer te creëren.”

Van Petegem: “Je kunt stilletjes je pasta opeten en meteen naar je kamer gaan, maar zo smeed je geen band. Wel door nog samen een koffie te drinken, wat lol te maken. Ook de bondscoach is op dat vlak belangrijk. José De Cauwer was daar een crack in: door zijn manier van praten, moppen en anekdotes vertellen bracht hij er meteen de sfeer in.”

Niet onbelangrijk als je tactische én financiële afspraken moet maken.

Van Petegem: “Het helpt zeker, maar met alleen een goeie ambiance krijg je niet alle neuzen in dezelfde richting. Een kopman moet, naast de bondpremie, zelf een extra bedrag op tafel leggen – niet meer dan normaal, als je ziet wat een regenboogtrui oplevert. Maar het is niet omdat de pers daar elk jaar zo’n item van maakt dat renners daar, of over de tactiek, urenlang over debatteren. Op het WK in 1999 ging het dagenlang over de mogelijke rivaliteit tussen de vier kopmannen: Johan Museeuw, Andrej Tsjmil, Frank Vandenbroucke en ik. Wel, op tien minuten was alles besproken. Zeker tussen de grote mannen wordt dat altijd heel professioneel geregeld. Alleen bij de helpers zou er achteraf misschien een discussie ontstaan, over wie op hoeveel recht heeft voor het werk dat hij gedaan heeft.”

Boogerd: “Op het WK in 2001 in Lissabon heb ik met Erik Dekker, de andere kopman bij Nederland, afgesproken dat een van ons tweeën meer zou krijgen als hij in de finale bepalend zou zijn in de zege van de ander. En later heb ik altijd gezegd: ‘Ik wil dit bedrag betalen, maar ik zal zélf bepalen hoe ik dat verdeel.’ Niet meer dan logisch toch dat een helper die na vijf ronden opgeeft minder krijgt dan iemand die zich tot in de finale uit de naad fietst. Voor de rest lag ik daar niet wakker van: je rijdt in de eerste plaats voor je land, de eer, niet voor het geld. Zo niet, dan moet je thuisblijven.”

Rijden veel renners op een WK ook niet voor hun merkenploeg?

Boogerd: “Dat wordt overdreven. Bij Rabobank werd daar voor het WK zelfs op gehamerd: ‘We maken géén afspraken.’ Welgeteld één keer heb ik een buitenlandse Raboploegmaat geholpen: toen ik in Verona Erik Zabel uit het wiel van Oscar Freire kwakte.”

Van Petegem: “Aan mijn Nederlandse TVM-ploegmaat Tristan Hoffman moest ik ook niet vragen of hij mij uit de wind wilde zetten hoor. Net zoals Kevin De Weert of Dries Devenyns zondag geen gat zullen dichten met alleen Sylvain Chavanel in het wiel, want dan mogen ze volgend jaar thuisblijven. Anderzijds is het ook niet aan hen om in volle finale achter Chavanel te rijden als er nog andere Belgen in het peloton zitten. Voor kopmannen is dat nog iets anders: ploegmaat of niet, Paolo Bettini had ik nooit laten rijden.”

Boogerd: “Op dat WK in Verona ben ik op de laatste klim naar Michael Rasmussen gevlamd, een ploegmaat bij Rabobank. En Freire ging achter mij aan. Drie Rabo’s! Zegt genoeg zeker? Met Oscars actie was ik niet blij, maar dat is zijn recht, hé. Zeker als hij daarna ook wint. Na de finish heb ik zelfs met hem meegevierd. Toch niets mis mee? Als je zelf niet wegraakt, dan zie je, als geen andere landgenoot kan winnen, toch liever een ploegmaat wereldkampioen worden?”

Boonen topfavoriet

Wie kan er zondag de titel grijpen?

Van Petegem: “Afhankelijk van het weer zijn op dit parcours met twee korte hellingen, die elkaar snel opvolgen en die in de aanloop veel nervositeit zullen veroorzaken, de typische klassieke, sprintsnelle coureurs de grootste kandidaten. Met Tom Boonen als absolute topfavoriet. Als Tom super is, kan hij niet verliezen. Niemand die na 265 lastige kilometers sneller is. En aangezien de finish 1,5 kilometer ná de Cauberg ligt en een WK doorgaans beslist wordt in de sprint…”

Boogerd: “In zijn voordeel speelt de niet zo lastige aanloop van 106 kilometer, waardoor hij in de finale vrij fris zal zijn. Bovendien heeft Boonen de inhoud, de cool en de ervaring – hij werd al eens wereldkampioen – om het af te maken in een zenuwslopend slot. En na een superseizoen kan hij zonder veel druk starten.”

Twee kopmannen in de Belgische ploeg, Boonen en Philippe Gilbert, wordt dat een probleem?

Boogerd: “Neen, integendeel. Ze komen goed overeen, en bovendien beseft Tom dat hij met Philippe in de ploeg meer kans heeft om te winnen, omgekeerd ook trouwens.”

Van Petegem: “Als Gilbert gaat, zullen er niet veel geneigd zijn om met de snelle Boonen in het wiel naar hem te knallen. En voor Tom is het ook beter om in de laatste ronde een ploegmaat als Gilbert aan zijn zijde te hebben.”

Hoe moeten de Belgen het dan aanpakken?

Van Petegem: “In elke ontsnapping meegaan, niet of nauwelijks meehelpen en – zeker als je in de laatste ronde nog met vier, vijf Belgen vooraan zit – alles op de sprint van Boonen zetten. De gemakkelijkste tactiek, met de grootste kans op slagen. Moet Gilbert dan ook meehelpen? Tuurlijk. Tenzij hij zich zó goed voelt dat hij alléén kan wegrijden op de Cauberg, want met Joaquim Rodríguez en/of Alejandro Valverde in zijn wiel wordt het niet makkelijk om het af te maken. Sowieso zullen Tom en Philippe goed moeten communiceren.”

Zal Gilbert de sprint wel wíllen aantrekken voor Boonen? Op het WK 2011 en in de olympische wegrit heeft hij dat niet gedaan voor Jürgen Roelandts, tot ergernis van bondsvoorzitter Tom Van Damme.

Van Petegem: “Flauwe kritiek. Als Jurgen al twintig koersen gewonnen had, dan had Gilbert wel voor hem gewerkt hoor.”

Boogerd: “En als Roelandts zo super was, dan had hij zich toch in het wiel van Alexander Kristoff, die derde werd, kunnen nestelen? Freire is ook twee keer wereldkampioen geworden zonder veel hulp hoor.

“Ik twijfel er niet aan dat Gilbert en Boonen goede afspraken zullen maken. Als Gilbert op de Cauberg niet alleen wegraakt, dan is hij niet super en weet Philippe wat hij moet doen: reageren op iedereen die beweegt en zorgen dat Boonen kan sprinten. Chapeau trouwens voor de manier waarop hij zich na zijn vormdip in de Vuelta herpakt heeft. Toch een karakterman, al is hij nog niet de Gilbert van 2011.”

Hoe kunnen andere landen ervoor zorgen het niet tot een sprint komt?

Boogerd: “Niet wachten tot de laatste ronde en er een heel lastige koers van maken, dan is de kans groter dat Boonen plooit.”

Van Petegem: “Als Rodríguez en/of Valverde gaan op drie ronden van het einde, móét Tom mee. Speculeren op een sprint mag hij dan niet doen. Je kunt ook te lang wachten, zoals op de Spelen.”

Boogerd: “Het wordt wel riskant als iemand op de laatste klim van de Cauberg er écht boven uitsteekt. Een renner die op de top tien seconden heeft, ziet de rest pas terug aan de finish. Want wie zal dan nog het gat dichten?”

Van Petegem: “Daarom is het cruciaal dat Boonen dan nog op een Leukemans, Roelandts, VanAvermaet en zeker op Gilbert kan rekenen, want de Spanjaarden zullen niet zomaar met Tom naar de streep rijden.”

Zal het wel klikken tussen Contador, Rodríguez en Valverde na drie weken harde strijd in de Vuelta?

Boogerd: “Ongetwijfeld. Spanjaarden koersen op een WK altijd als een hecht blok. En dat ze uitgeblust zouden zijn na een zware Vuelta, lijkt me sterk. Veertien dagen recuperatietijd is voor renners in topvorm voldoende.”

Van Petegem: “Vergeet trouwens ook Freire niet, hé. Zijn laatste WK, héél goed bezig en in de Amstel op een zucht van de zege gestrand. Ik zie hem verder raken dan Contador, die op die korte hellingen te weinig explosief is.”

Boogerd: “Mannen met meer body hebben een grotere kans: Boasson Hagen, Gerrans, Kolobnev, SaganChavanel en Voeckler misschien, al zijn dat geen pure afwerkers. Zij moeten agressief koersen, net als de Nederlanders. Gedragen door het thuispubliek, zullen ze dat – dat hoop ik toch – allicht ook doen, want Boom, Gesink, Mollema en Terpstra zijn geen ontploffers zoals Gilbert of Rodríguez. Oké, Boom werd tweede in de rit op de Muur in de EnecoTour, maar dat was slechts 215 kilometer, hé. Pas na 250 kilometer wordt het échte kaf van het koren gescheiden. En helaas moet je vaststellen dat de Nederlanders dan telkens, zowel in eendagskoersen als in grote rondes, nét iets tekortschieten. Al mogen ze gerust mijn ongelijk bewijzen.”

DOOR JONAS CRETEUR – BEELDEN: IMAGEGLOBE

“Als Tom super is, kan hij niet verliezen. Niemand die na 265 lastige kilometers sneller is.” Peter Van Petegem”Als Gilbert op de Cauberg niet alleen wegraakt, dan is hij niet super en weet Philippe wat hij moet doen: reageren op iedereen die beweegt zodat Boonen kan sprinten.” Michael Boogerd

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content