Bijna alles heeft Hans Galjé al gedaan in het profvoetbal. Alleen voorzitter moet hij nog eens worden. Een gesprek bij het einde van Moeskroen.

Eigenlijk zou de afspraak plaatsvinden in het stadioncafé ‘Le Troisième Mi-Temps’ onder in de hoofdtribune van Moeskroen. Daar zou Hans Galjéafgelopen dinsdag om twee uur zijn kastje leegmaken. “Kom maar een halfuur later”, had hij gezegd: “Er ligt toch niet veel meer in.” Bij aankomst blijkt het stadion verzegeld. Een dag eerder viel het doek over Moeskroen waar Galjé eerst kee-perstrainer en de laatste maanden hoofdcoach was.

Dus toog hij woensdag, in plaats van op Westerlo-Moeskroen te coachen, naar Kortrijk-Club vlak bij zijn deur. Niet alleen een wedstrijd tussen twee van zijn ex-clubs, maar ook één waarin twee van de beste keepers van België het tegen elkaar opnamen. Toevallig ook twee doelmannen die hij nog onder zijn hoede had.

Tijdens het gesprek rinkelt af en toe de telefoon. Er is vraag naar spelers van Moeskroen, en er zijn aanbiedingen voor Galjé, in verschillende functies en verschillende landen. Wat het naast de nationale ploeg – waar hij keeperstrainer is – wordt, weet hij nog niet.

Wat doet zo’n failliet met een mens?

Hans Galjé: “Aan de ene kant voel ik opluchting. Duidelijkheid was echt nodig, ook voor de spelers. Het is ook triest, iets dat helemaal stopt na – voor mij – pas een halfjaar. Mijn eerste week bij Moeskroen was een beetje raar, omdat er door de taalbarrière nauwelijks communicatie mogelijk was met de technische staf, maar vanaf week twee had ik het er goed naar mijn zin.”

Wanneer wist jij dat het een eindig verhaal was?

“Toen de controlekamer van de licentiecommissie eind oktober aangaf dat er iets niet in orde was.”

Waarom koos je voor zo’n onzekere club?

“Ik had ook niet veel keus, uiteindelijk kreeg ik pas eind juni van Zulte Waregem te horen dat ze kapten met Portsmouth. Dat verraste me compleet, ik had het niet verwacht. Ik had het in Waregem goed naar mijn zin, ik was ook bereid om zonder Portsmouth een overeenkomst af te sluiten, maar de club wilde dat om een of andere reden niet.

“Portsmouth – dat 95 procent van mijn salaris betaald had – sloot niet uit dat ik nog iets voor hen kon doen in Engeland, maar concreet werd het niet. Ze zaten in volle overname en een halfjaar later is hun financiële situatie nog niet helemaal opgeklaard. Kort na het nieuws dat Waregem met Portsmouth kapte, kreeg ik telefoon van Moeskroen. Op donderdag belden ze, een week later ben ik er begonnen. Op dat moment had ik geen alternatief. Uiteindelijk zijn we tot en met oktober correct betaald. Daarna heeft niemand nog geld gekregen, ook de poetsvrouwen niet. Na die opmerking van de controlecommissie zeiden de trainers de avond voor de match tegen Standard: ‘Na de wedstrijd zijn wij weg.’ Na het weekend vroeg Gil Vandenbrouck me of ik een paar dagen wilde overnemen. Ik was de enige met een Pro Licencediploma. Ik dacht: dit duurt maar een paar dagen, maar het zijn uiteindelijk twee maanden geworden.”

Uiteindelijk had Moeskroen nog een aardig ploegje, met een behoorlijk Belgische inslag.

“De Spaanse inbreng was beperkt tot één echt goeie speler die een meerwaarde bracht – Aspas – en twee degelijke voetballers: centraal verdediger Moreno en linksback Mico. Je kunt absoluut niet zeggen dat de Spaanse trainers de buitenlanders bevoordeelden. De eerste dagen al gaf ik aan dat we een keepersprobleem hadden. We beschikten niet over een doelman die punten kon winnen. Dat heeft ons punten gekost. Met die twaalf op twaalf stonden we, voor we forfait gaven, achtste. Hadden we het seizoen kunnen uitdoen, zouden we ons probleemloos gehandhaafd hebben. Tussen plaats acht en veertien waren we zeker geëindigd.”

Heb je iets van Miroslav Djukic geleerd?

“Absoluut. Ik vond hem heel bekwaam, met veel voetbalverstand, tactisch sterk. Vooral de verdedigende spelers kon hij vanuit zijn ervaring wat meegeven. Dat was ook een van de redenen waarom Daan Van Gijseghem bleef. Daan had zijn twijfels of hij bij Club zou spelen, en hij was overtuigd dat hij van Djukic nog veel kon leren.”

De riante salarisverhoging die Dufermont hem gaf, zal ook wel meegespeeld hebben.

“Absoluut. Maar Djukic heeft wel iets neergezet. Zijn trainingen vond ik zeer goed. Later klaagden de spelers tegen mij dat er altijd tactisch getraind werd, maar ik vond het trainingen van een zeer hoog niveau en zeer leerzaam.”

Heeft Van Gijseghem de kwaliteiten om bij een topclub te spelen?

“Ja hoor. Hij heeft me aangenaam verrast. Buiten zijn voetbalkwaliteiten is het ook een leider, die altijd vooropgaat in de strijd en die verbaal aanwezig is. Hij kan in de Belgische top probleemloos meedraaien.”

Pizzeria in Moeskroen

Wanhoopsverhalen zijn er uit de spelersgroep nooit gekomen.

“Vanaf de overname nam ik me voor om alles zo aangenaam mogelijk te maken, met wedstrijdvormen, plezier. Wel scherp werken, maar met veel wedstrijdjes. In normale zaken had ik wel wat anders gedaan, maar dat anderhalf uur op het veld probeerde ik de jongens spelvreugde te geven, zodat ze even hun zorgen konden vergeten. Op training ging dat perfect, maar de voorbereiding naar wedstrijden toe was zelden ideaal. Vaak wist ik pas de dag voordien wie beschikbaar was. Op zulke momenten kun je minder eisen dan in normale omstandigheden.”

Ben jij met schrijnende toestanden naast het veld geconfronteerd?

“Nee. Alleen Jaycee zei wel eens lachend dat hij 50 euro van een vriend had moeten lenen, en dat hij eraan dacht om een pizzeria te openen in Moeskroen.”

Hoe heb je het aangepakt om een ploeg bijeen te krijgen?

“De eerste keer heb ik dat in de groep gevraagd, en later individueel. Ook wie niet speelde, bleef doortrainen. Dat heeft nooit gebotst.”

Op Roeselare hebben jullie met een noodelftal wel gestunt, maar tegen Lokeren lukte dat niet meer.

“Op Roeselare begon alles goed, Lokeren was het omgekeerde verhaal: zij scoren al na zes minuten. Tijdens de opwarming stelde ik al vast dat de beleving niet goed was. Geleidelijk ebde de wilskracht weg, als een appelsien die leeggeperst wordt.”

Jij bent niet werkloos.

“Door mijn job van keeperstrainer bij de bond heb ik ietsje makkelijker praten, dat geef ik toe. Daarnaast heb ik de laatste weken zo veel publiciteit gehad dat er zo veel dingen op me af zijn gekomen dat ik me niet kan voorstellen dat er niet één concreet wordt.”

Wat heeft die ervaring als hoofdtrainer je over jezelf geleerd?

“In mijn achterhoofd heeft altijd de vraag gezeten: ben ik geschikt voor het trainerschap? Ik had daar mijn twijfels over. Ik heb in Nederland altijd het imago gehad van iemand die te braaf was. Ik heb wel gevoeld dat ik een groep kan leiden op mijn manier. Dat is: niet schreeuwen, mensen trachten te overtuigen met argumenten, een goeie relatie met mensen opbouwen maar tegelijk afstand houden. Zelfs jongens als Baseggio hebben me gezegd: ‘Als je ergens anders trainer wordt, denk aan mij.’ Dat vond ik toch een compliment.”

Waarom ben je, na je spelerscarrière, niet zoals veel andere profs, voor het trainerschap gegaan?

“Ik had nooit de intentie om dat te doen, wetende dat het een heel broos bestaan is waarin je ongelofelijk afhankelijk bent van de resultaten. Nu ik dit gedaan heb, zeg ik: ik had er al eerder aan moeten beginnen. Het smaakt naar meer.

“Ik heb indertijd mijn Pro Licencediploma enkel gehaald op vraag van Club Brugge. Antoine Vanhove heeft me dat gevraagd. Zijn standpunt was: ‘Dan hebben we in ieder geval altijd iemand achter de hand.'”

Werken met Cruijff

Trainersvoorbeelden had je wel. Je hebt met niet de minste trainers gewerkt.

“Dat klopt. Aad de Mos, Johan Cruijff, Leo Beenhakker in Nederland, Georges Leekens en Hugo Broos. Djukic nu ook.

“Cruijff was zeker degene met het meeste voetbalverstand, die zoals een goeie schaker een aantal zetten vooruit denkt. Als speler voelde je je onoverwinnelijk als je het veld op stapte, al moet ik eerlijk toegeven dat ik op het moment zelf ook niet altijd snapte wat hij met zijn uitleg bedoelde.”

Jouw carrière had er wel heel anders uitgezien als hij geen trainer van Ajax was geworden.

“Ik kan hem maar één ding aanwrijven: hij had een bepaalde visie over hoe een keeper moest functioneren en vond Stanley Menzo daarvoor beter geschikt dan ik. Dat snap ik. Alleen had hij me een kans moeten geven. Tenslotte was ik het jaar daarvoor kampioen met Ajax geworden en had ik een heel goed seizoen gekeept, waarin ik veel punten pakte. Ik dacht dat ik toch een beetje krediet had opgebouwd.

“De eerste vier wedstrijden speelden we dramatisch en maakte Menzo tal van fouten. Elke week dacht ik: ‘Volgende week speel ik!’ Maar dat gebeurde niet. Na zes maanden ben ik naar Utrecht gegaan. Terwijl ik zes maanden eerder dicht bij Oranje zat.”

In plaats van top bij Ajax maakte je Belgische middenmoot mee bij Kortrijk en Waregem.

“Bij Utrecht voelde ik me goed, maar die konden me niet kopen. Eerst zou Aad Koudijzer me naar Beerschot halen, maar toen hij daar ontslagen werd, kon hij aan de slag bij Kortrijk. Zo ben ik daar terechtgekomen en uiteindelijk met een Belgische getrouwd. Op verzoek van Club ben ik later zelfs Belg geworden. Toen had je nog een beperking qua buitenlanders.”

Eerst werd je jeugdcoördinator bij Club …

“Een heel arbeidsintensieve job, te vergelijken met directeur van een school. Als jeugdcoördinator heb je maar één doel: spelers naar de eerste ploeg brengen. Ik heb ooit eens een lijstje opgemaakt. Van de spelers die ik toen onder mijn hoede had, zijn er toch nog steeds tussen 25 en 30 op eersteklasseniveau actief in België of het buitenland. Maar nog voor ik naar Roeselare ging, had ik bedacht dat ik ooit graag een keer technisch directeur wilde worden.”

Dat werd geen succes. Om gezondheidsredenen moest je afhaken in Roeselare.

“Toen ik daar het takenpakket zag, vond ik daar heel veel zaken bij staan waarvan ik vond dat ze niet tot de taken van een technisch directeur behoren: het wagenpark van de spelers en de appartementen van de buitenlanders beheren, verblijfsvergunningen opvolgen. Het heeft ook drie maanden geduurd eer ik dat tekende, dat gaf al aan dat ik mijn twijfels had. Er kwam daar te veel op mij af dat ten koste ging van het sportieve. In de periode Roeselare hadden we nooit een gesprek kunnen voeren zoals nu. Dat alles leidde tot het moment dat ik lichamelijk en geestelijk voelde dat ik ermee moest kappen. Ik zag ook geen mogelijkheden om dat intern aan te passen. Misschien dat het in een club die anders gestructureerd is, anders zou gaan, misschien is de conclusie dat het niet mijn ding is. Feit is dat het niet verlopen is zoals ik het me had voorgesteld.”

Bij Roeselare misten ze al gauw de drive van Luc Devroe, die altijd druk in de weer was.

“Uiterlijk leek ik altijd rustig, maar inwendig borrelde mijn vulkaantje wel. Ik stak er nog meer tijd in dan bij Club, de telefoon ging de hele dag door, je kon nooit eens tot rust komen, plus dat ik dingen moest doen die ik niet had moeten doen. Het enige dat ik mezelf kwalijk kan nemen, is dat ik het toch gedaan heb.”

Toen werd je go-between tussen Portsmouth en Zulte Waregem.

“Jammer dat het niet werkte. Het kan alleen maar functioneren als het voor beide partijen een win-winsituatie was. Portsmouth had willen doorgaan, Waregem niet. Zodra Portsmouth financieel op punt staat, gaan ze zeker weer op zoek naar een club om mee samen te werken.”

Bossut en Verbauwhede

Wanneer heeft Dick Advocaat je gebeld om keeperstrainer te worden?

“Eind oktober. We speelden samen bij Den Haag, ik als jonge keeper van achttien, hij was al een vaste waarde in de ploeg. Ik herinner me hem van toen vooral als zeer fanatiek. Op dat vlak zie ik nog dezelfde Dick Advocaat als dertig jaar geleden. Hij was tien jaar ouder, na de wedstrijd ging ik eerder eens iets met Martin Jol ( nu trainer van Ajax, nvdr) doen. Op die leeftijd trek je vooral met leeftijdsgenoten op.”

Vorige woensdag zag je Stijnen en Verbauwhede aan het werk, twee van onze betere keepers. Vorig jaar werkte je met Bossut, bij Moeskroen had je Mark Volders. Je hebt wel een goed zicht op de Belgische doelmannen.

“Ja. Ik denk niet dat België de komende jaren een keepersprobleem krijgt. Naast Bailly, Gillet en de keepers die je opnoemde, zijn ook Proto, Mignolet en De Winter goed bezig. Stijnen heb ik indertijd nog naar Club gehaald, op aangeven van Luc Beyens.”

Heeft Bossut je al eens gebeld om een goed woordje voor hem te doen?

Sammy gaat dat nooit doen. Ik blijf honderd procent overtuigd van zijn kwaliteiten, die jongen wordt absoluut top, al vond ik vorig seizoen net nog iets beter dan nu. Sammy is in alles goed, hij heeft geen enkel zwak punt. Ook mentaal niet. Integendeel. Ook als hij een fout maakte, leed hij daar verder in de wedstrijd nooit onder.”

Iemand die de Engelse competitie goed kent, voorspelde hem binnen een paar jaar een carrière in de Premier League.

“Dat zit erin. Er is even over hem gesproken bij Portsmouth, maar die hadden David James, die nog een lang contract had lopen. Voor Sammy is het goed dat hij nog in Waregem zit.”

Wat is het verschil tussen Bossut en Verbauwhede met wie je bij Club werkte?

“Sammy is veel soberder, Glenn wil zo graag tonen dat hij goed is. Hij provoceert, hij irriteert, houdt ook van het showaspect. Die behoefte heeft Sammy niet. Maar Glenn heeft wel dezelfde potentie en ik zie absoluut verbetering bij hem. Als ik hem nu zie spelen, vind ik hem volwassener. Mijn raad is: ‘Laat bepaalde zaken achterwege, doe gewoon waar je goed in bent en dan komt de rest vanzelf.’ Het is me nog ietsje té. Hij wil té graag laten zien hoe goed hij is.”

door geert foutré – beelden: jelle vermeersch

“Tussen plaats acht en veertien waren we zeker geëindigd.”

“Verbauwhede wil té graag laten zien hoe goed hij is.”

“In mijn achterhoofd heeft altijd de vraag gezeten: ben ik geschikt voor het trainerschap? Ik had daar mijn twijfels over.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content