Het voetbal leidde hem al naar Tunesië, Duitsland, Oostenrijk, Hongarije en België, maar alles begon voor goalgetter Ibrahima Sidibe in een buitenwijk van de Senegalese hoofdstad Dakar. Sport/Voetbalmagazine was er op de thee.

P épé snakt naar adem. “Ik zou uw schoenen wel kunnen poetsen,” zegt hij, “zo blij ben ik dat iemand de moeite doet om tot hier te komen om Iboulaye beter te leren kennen. Die jongen kreeg nog niet de kans om te laten zien hoe goed hij wel is. Hopelijk ontdekken meer gemediatiseerde Europese competities als de Franse en de Engelse hem binnenkort, want hij kan clubs daar veel diensten bewijzen. Allee, hij is toch veel beweeglijker, béter gewoon dan Peter Crouch? Analyseer hem maar, hij is vrij compleet. Ik bedoel: El Hadji Diouf werd twee keer verkozen tot beste voetballer van Afrika, maar hij kan niet koppen. En u gaat mij toch niet vertellen dat Mamadou Niang efficiënter is?”

‘Iboulaye’ is de bijnaam van Ibrahima Sidibe. ‘Pépé’ is Mustapha Ndiaye, gewezen speler van onder meer Casa Sport in de Senegalese eerste klasse die sinds 1979 een voetbalschooltje runt in Dakar. ” L’ école de football Pépé“, zegt hij. “Alle goede voetballers van het arrondissement Ouakam passeerden hier, zoals Malickou Diakhate en Nguirane Ndao van Saint-Etienne, Badara Sène van Sochaux ( dit seizoen uitgeleend aan Le Mans, nvdr) en Sidy Guissé en Souleymane Ndiaye van Alançon in de Franse CFA2. Maar niemand is zo dankbaar als Iboulaye. Telkens hij in het land is, komt hij mij opzoeken. Hij nodigde mij zelfs uit op zijn huwelijk. Toen hij bij Debrecen speelde, belde hij mij eens ’s nachts op na een bekerwedstrijd waarin hij een belangrijke goal scoorde. Het was om te vertellen dat op het moment dat hij diep werd gestuurd hij zich plots woorden van mij herinnerde van toen hij klein was. Lève la tête. ‘Ik keek op,’ zei hij, ‘zag de positie van de keeper en lobde hem.’ Ik kreeg tranen in de ogen. Iboulaye is een goede jongen uit een goede familie.”

Papa

Die familie woont in de volksbuurt Asecna in de Senegalese hoofdstad Dakar, gelegen op het meest westelijke punt van Afrika en op 4479 kilometer van Brussel. De vader ontvangt ons in zijn kamertje. Aan de muur trekt een diploma met oosterse karakters de aandacht. Het is afkomstig van het Kodokan Judo Institute en op 10 mei 1971 in Tokyo ondertekend door een Japanse meester. “Ik ben zwarte gordel tweede dan”, zegt Boubacar Sidibe. “In 1972 vocht ik twee kampen op de Olympische Spelen in München. Toen was ik al een stuk in de dertig. Ik ben pas laat met judo begonnen.”

Ondertussen is hij 75 en militair op rust. Zes jaar was hij mecanicien in het Franse leger en twintig in het Senegalese. Op zijn bed liggen foto’s van onder meer VN-missies in het Midden-Oosten.

“Mijn grootouders zijn afkomstig van Mali”, vertelt hij. “Mijn grootvader was militair brigadier en werd 116 jaar. Mijn vader vocht in de Tweede Wereldoorlog voor het Franse leger, werd gevangen genomen en bevrijd na de landing van geallieerde troepen in Normandië. Toen ik hem leerde kennen, was ik al twaalf.

“Ik verliet de school toen ik zestien was en ben beginnen te werken als keukenhulp bij een Franse familie in Casamance ( een streek in Senegal, nvdr). Later ben ik met hen meegegaan naar Parijs. Ik kreeg er een groot deel van mijn opvoeding. Om mij te testen lieten ze in huis opzettelijk geld rondslingeren en toen ze op een dag op reis vertrokken, bleek de sleutel nog op de juwelenkast te zitten. Die mentaliteit hielp mij in het leger.

“Al mijn kinderen verschillen van karakter, maar ik bracht ze allemaal op dezelfde manier groot. Ik ben een militair en ons huis was als een militair kamp. Iedereen kende zijn plaats en wist heel goed wat wel en niet mocht. Ik wou niet dat ze bij de buren rondhingen. Eten deden ze altijd thuis. Acht uur is voor mij acht uur en geen vijf minuten later en als je ‘wit’ zegt, moet je achteraf niet ‘zwart’ komen zeggen. Wie een schrift wil, moet er mij één vragen. Dan koop ik er één. Bij mij moet je niet om de haverklap zogezegd om geld voor een schrift komen om er dan mee naar de cinema te gaan of om het voor nog iets anders te gebruiken.

“Opgelet, ook in een militair kamp is er tijd voor amusement. In huis is er een televisie en hier vlakbij een voetbal- en een basketbalveld. Als ik zie wat er elders soms gebeurt, kan ik niet klagen over het resultaat van de opvoeding die ik mijn kinderen gaf. Tijdens mijn siësta schiet ik soms wakker van het lawaai buiten. Ik vind: respecteer je naaste, is ook je naaste niet storen. Daarom zijn er uren dat mijn kinderen binnenblijven.

“Ik ben militair en ik zal sterven als militair. Misschien ben ik niet meer in topvorm, maar ik verzorg mij.” Hij graait in de foto’s die naast hem liggen. Zijn toegangsbewijs voor het olympisch dorp van München 72 zit ertussen. Het bloedbad dat Palestijnse terroristen daar toen aanrichtten, maakte hij van dichtbij mee. “De Israëliers logeerden recht tegenover ons. Het ging allemaal snel. Op het mitrailleurgeschut volgde geschreeuw. Het leek alsof er een emmer bloed van het balkon naar beneden was gegoten. Ik oordeel niet. Mensen denken, reageren en handelen nu eenmaal niet op dezelfde manier. Zo is het leven.”

Er wordt op de deur geklopt. Iemand brengt zijn eten, maar hij verkiest voort te praten. “We kregen acht dochters en drie zonen. Allemaal zijn we moslims. Een halfbroer woont in Frankrijk en is katholiek, maar religie verandert niets voor ons. Zowel de Koran als de Bijbel predikt verdraagzaamheid, Christus en Mohammed zijn profeten van dezelfde God.

“Ibrahima was als kind heel kalm, een beetje té kalm. Veel zei hij nooit. Hij voetbalde graag, maar ging ook met plezier naar school. Televisie kijken was zijn enige afwisseling. Ik bekeek daarnet nog eens al zijn rapporten: als hij niet de eerste van de klas was, dan de tweede of de derde. Ik motiveerde mijn kinderen om te studeren. Wie goed presteerde, werd beloond met wat geld of een geschenkje.

“Na de middelbare school zei Ibrahima: ‘Nu word ik profvoetballer.’ Ik voetbalde ook ooit. In het Franse leger was ik doelman en in het Senegalese verdediger. Hij is tweevoetig, ik ben dat niet. In judo was ik aanvankelijk alleen rechtshandig, maar ik leerde ook links in te komen.

“Mijn zoon slaagde erin zijn droom te realiseren omdat hij dat echt wou. Willen is kunnen. Maar hij is eenvoudig gebleven, hij loopt niet met zijn succes te koop. Nooit zal hij zoals El Hadji Diouf spuwen op de mensen en auto’s kopen die miljoenen kosten. Als je iedereen wilt tonen hoeveel je bezit, zul je vijanden kweken en op een dag overvallen worden. Samuel Eto’ o is rijker dan Diouf, maar hij bouwt scholen en kathedralen. Als je nederig bent, zal je entourage dat ook zijn.

“Ik vroeg mijn zoon nog nooit een frank, maar in 2005 nam hij mij mee naar Mekka en in 2006 deed hij hetzelfde met zijn moeder. Hij helpt zijn familie. Zo zijn wij in Afrika.”

Fifi

In de woonkamer staat de televisie aan. Ghana leidt in de eerste kwartfinale van de Afrika Cup tegen het thuisland Angola met 0-1. Ook moeder Aicha en de zussen Fatou en Awa kijken mee. “Mama is altijd een grote steun geweest voor Ibrahima”, zegt Fatou. “Van toen hij klein was, ging zij al met ons mee naar zijn wedstrijden kijken en wij zijn nogal hevig. Toen hij in 2008 geselecteerd werd voor het kwalificatieduel voor de Afrika Cup tegen Tunesië in Dakar zijn we tijdens de match zelfs slaags geraakt. ( lacht) Awa voetbalt trouwens ook.

“De jeugddroom van Ibrahima is om ooit voor Olympique Marseille te spelen. Eric Cantona was zijn idool. Zijn carrière vordert wat traag en hij is ondertussen 29, maar ik ben ervan overtuigd dat hij nog zal verrassen.

“Ik ben tien jaar ouder dan Ibrahima en toen onze oudste broer overleed, is hij bij mij komen wonen omdat de sfeer hier toen ondraaglijk was geworden. De laatste drie jaren van het middelbaar was ik het die met zijn leerkrachten zijn punten besprak. Ik ben ook betrokken geweest bij de besprekingen voor zijn vertrek naar Tunesië. ‘Brahms’ noem ik hem vaak, of ‘Boy Sidibe’, of ‘Ibou’, of ‘Sidibe’. Onze vader zegt dan weer dikwijls ‘Cheikh Ibrahima’, ‘ cherIbrahima‘. Voor velen in deze buurt is hij ‘Iboulaye’. Zelf word ik hier ‘Fifi’ genoemd.

“Ibrahima is zoals zijn jongere broer Mohamed: het zijn jongens zonder problemen. Ze zijn kalm, niet turbulent met anderen en evenmin nieuwsgierig naar waarmee iemand anders bezig is. Cool. Maar wie hem zoekt, zal hem vinden.

“Allemaal zijn we grootgebracht met discipline. We doen niet alles zoals de anderen, daarom worden we hier zelfs door sommigen ‘katholieken’ genoemd in plaats van ‘moslims’. Als we na school thuiskwamen, gingen we niet meteen buiten spelen bijvoorbeeld. Niemand van de familie dronk ooit alcohol en rookte ooit een sigaret.

“Zijn vriendenkring is niet veranderd en als Ibrahima hier aankomt, trekt hij meteen zijn sandalen aan. Hij is modest en zal dat altijd blijven. Zijn zachtheid komt van zijn moeder en hij bezit ook de fierheid van zijn vader, maar die toont hij niet. Ibrahima doet veel voor ons. Zelfs al een schoonbroer gaf hij geld om naar Mekka te gaan. Hij betaalde de universitaire studies ‘management’ van Mohamed, kocht een auto voor ons, liet op dit huis een tweede verdieping bouwen en steunt ons elke maand financieel.

“In de moskee wat verderop huwde hij met zijn Hongaarse vrouw. Zo goed kennen we haar nog niet, maar ze spreekt in elk geval al Wolof ( de meest gesproken taal in Senegal, nvdr). Hopelijk krijgen ze veel kinderen, spelers en speelsters. ( lacht) Ik wens hen alle geluk van de wereld. Ibrahima verdient het om gelukkig te zijn.”

Als we al het huis uit zijn en op straat nog wat staan na te praten met Fatou, zwaait plots de voordeur weer open en verschijnt Boubacar in de opening. Hij wenkt ons met de hand om naderbij te komen en toont een foto van de militaire voetbalploeg waarvan hij deel uitmaakte én een tijdschrift waarin hij staat afgebeeld terwijl hij aan een tank werkt.

Fatou glimlacht. “Foto’s van het leger zeker?”

In de familie in de woning om de hoek wordt iedereen blij zodra de naam Ibrahima valt.

– “Als je hem met een bal ziet, ben je tevreden. Hij was de beste en bovendien heel strijdlustig.”

– “Telkens hij op vakantie komt, geeft hij truitjes aan zijn vroegere club.”

– “Hij schenkt ook geld aan de moskeeën. Daar worden dan tapijten en zo mee gekocht.”

– “Ibrahima respecteert iedereen en doet alleen maar goed als hij hier is. Dan komt hij ons altijd bezoeken. We zijn hem ontzettend dankbaar.”

– “Als ik het shirt draag dat hij mij gaf, krijg ik zin om te lopen.”

Pépé

Lopen en trappen op een bal deed Ibrahima Sidibe van klein af op het grote zandveld dat twee straten verder naast een militair kamp is gelegen. Daar is het ook dat hij deelnam aan de Navetan, de interwijkencompetitie die jaarlijks gedurende de drie zomermaanden wordt georganiseerd. Hij explodeerde er en toen hij achttien was, ging hij in op een aanbieding van de Tunesische topclub CS Sfaxien. Het was de aanloop naar een Europese carrière die hem tot nu toe naar Duitsland (SC Bahlingen, WSG Wattens), Oostenrijk (FC Wacker Tirol, SV Pasching, SV Ried), Hongarije (Debrecen VSC) en België (STVV) leidde.

Ook op het nabijgelegen terrain du cité Asecna voetbalde hij vaak. Het is tegen valavond aan als we er voorbijkomen en het zand stuift geregeld hoog op in het potige partijtje dat er aan de gang is. Aan de horizon springt het Monument de la Renaissance in het oog, het bronzen standbeeld van vijftig meter hoog dat er sinds eind november 2009 op een uitgedoofde vulkaan is gebouwd en de wedergeboorte van het zwarte continent moet symboliseren. Een reus met blote torso houdt met de rechterarm een schaarsgeklede vrouw bij de lenden vast en steekt met de linkerhand een baby in de lucht die met de vinger in de richting van de Atlantische Oceaan wijst. Het contrast met het dagelijkse leven in de omliggende volksbuurten is extreem.

Hier is het dat Pépé eerder op de dag zijn jochies trainde. Dat deed hij met dezelfde hartstocht als waarmee hij destijds Ibrahima Sidibe vormde en ons nu te woord staat. “Iboulaye was een jaar of zeven toen ik met hem begon te werken”, vertelt hij. “Dé talentrijkste van allemaal was hij niet, maar wel de compleetste die ik in al die jaren meemaakte. Hij scoorde heel gemakkelijk, maar hij was niet egoïstisch. Veel topschutters denken enkel aan zichzelf, Iboulaye verdedigde mee en kon ook een beslissende pass geven.

“Ondanks zijn grootte was hij beweeglijk. Zijn lengte gebruikte hij in zijn voordeel. Hij speelde ook basket en zijn detente was verticaal, hij beschikte over een derde voet: het hoofd. Iboulaye kopt ook uitstekend in duikvlucht, dat leerde ik hem op het strand. Iemand als hij haalde je niet van het veld, zelfs niet als hij moe werd, want hij was een winnaar en een stimulator.

“Iboulaye is een van de weinigen die zijn middelbare school afmaakte alvorens naar het buitenland te vertrekken. Hij was altijd al een schrandere en gedisciplineerde jongen, hij luisterde aandachtig naar wat je zei en deed wat je vroeg. Zijn gaven ontwikkelde hij door zich in te spannen. Hij hield van werken.

“Het is jammer dat Senegal hem niet gebruikt. Twee keer werd hij opgeroepen voor de nationale ploeg, maar wat kun je laten zien in een invalbeurt van zeven minuten? Ach, het is erg gesteld met het voetbal in dit land. De jaloezie is groot en de politisering ook. Als je geen grote mond opzet of niet kontlikt, tel je niet mee. Ik ben ondertussen al drie decennia bezig, maar in al die tijd zag ik nog nooit iemand van het ministerie, de bond of de profliga. De Senegalese voetbalfederatie permitteert zich nu om een nationale miniemenploeg te maken zonder een miniemencompetitie te organiseren en om de leiding ervan in handen te geven van iemand zonder ervaring met miniemen! Miniemen interesseerden hen de voorbije dertig jaar alleen om ballen te laten rapen tijdens interlands. Je begrijpt dat als iemand die slaagt in Europa zoals Iboulaye dan in de media zegt dat hij ‘het leerde op de école de football Pépé‘ mij dat veel deugd doet.” Pépé snakt naar adem.

door christian vandenabeele – beelden: christian vandenabeele

Niemand van de familie dronk ooit alcohol en rookte ooit een sigaret.

Nooit zal hij zoals El Hadji Diouf spuwen op de mensen en auto’s kopen die miljoenen kosten.

Zijn jeugddroom is om ooit voor Marseille te spelen. Eric Cantona was zijn idool.

Hij was

altijd al een schrandere en gedisciplineerde jongen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content