La Liga heet een competitie te zijn tussen twee clubs, maar dit seizoen spelen wel vijf Spaanse ploegen in de Champions League. Ook andere cijfers leren dat Spanje heerser is van het Europese voetbal. Hoe komt dat?

‘Ik had liever een Engelse en geen Spaanse ploeg geloot’, verklaarde Hein Vanhaezebrouck enkele minuten na de loting voor de Champions League. De trainer van AA Gent had graag Manchester United of Arsenal partij gegeven in de Ghelamco Arena, maar het werd Valencia. Een goede loting? Niet voor de coach van de Belgische landskampioen. ‘Het niveau van de Spaanse competitie is hoger dan dat van de Engelse.’

Het cijfermatige en soms moeilijk te begrijpen klassement van het IFFHS (International Federation of Football History and Statistics) deelt de mening van Vanhaezebrouck. Ondanks het feit dat de Premier League het best verkochte voetbalspektakel van de planeet is, staat La Liga al vijf jaar bovenaan in de offi-ciële hiërarchie als ‘beste kampioenschap ter wereld’. De Spaanse competitie heeft er dit jaar ook een nieuw record bij: voor het eerst in de geschiedenis schaarden vijf clubs van hetzelfde land zich bij de 32 deelnemers aan de Champions League. Niet slecht voor een competitie die tot drie jaar geleden nog beschouwd werd als een kampioenschap tussen twee ploegen, waarbij de andere achttien zich beperkten tot een meelopersrol.

DE CIJFERS

De overmacht van Real Madrid en FC Barcelona en de overmediatisering van de vele clásicos tussen beide grootmachten wierpen jarenlang een schaduw over de andere teams van La Liga. De stugheid van de colchoneros van Diego Simeone was nodig om Europa eraan te herinneren dat de Spaanse competitie niet alleen bestond uit een duel tussen twee voetbalreuzen. ‘Wat Atlético Madrid presteerde, is bewonderenswaardig’, erkende José Mourinho vorig jaar in de Daily Telegraph. ‘Ze hebben de titel gepakt in een kampioenschap dat ze niet konden winnen.’

Was het voldoende om de andere ploegen van La Liga op te nemen in het collectieve geheugen? Niet echt. Het ‘historische ongelukje’ hielp misschien om een beetje te relativeren, meer niet. Beweer aan de toog van eender welk café dat de Spaanse Liga de beste competitie van Europa is en je krijgt gegarandeerd als antwoord: ‘Kom nu, dat is een kampioenschap met twee clubs. Misschien met drie als je Atlético Madrid meerekent, maar dan houdt het op.’ Jammer maar helaas voor Sevilla, Valencia, Villarreal en de andere.

Bij zijn aanstelling als coach van Real Sociedad zag David Moyes dat nochtans helemaal anders. ‘La Liga is de beste competitie van de wereld’, zei hij zonder aarzelen. Moyes kreeg navolging van Alphonse Aréola. De beloftevolle Franse doelman die dit seizoen voor Villarreal uitkomt, stak in het Franse voetbalmaandblad So Foot zijn bewondering voor het Spaanse voetbal niet onder stoelen of banken. ‘Al jaren is dit kampioenschap dé referentie voor de rest van Europa, zowel wat de resultaten als wat de kwaliteit van het voetbal betreft.’

Een blik op het Europese palmares van de afgelopen tien jaar volstaat om de overmacht van de Spaanse armada te bevestigen. Akkoord, de vijf Champions Leagueoverwinningen en de veertien halve finales in diezelfde competitie zijn bijna volledig te danken aan Barça en Real, maar wat te zeggen van het Spaanse succes in de Europa League? In de tweede Europese beker pronken de clubs uit La Liga met zes overwinningen en veertien kwartfinales op tien jaar tijd. Daar zorgden uiteraard Sevilla, Atlético Madrid en Valencia voor, maar ook Athletic Bilbao, Villarreal, Espanyol Barcelona en zelfs Getafe en Osasuna.

EL TOQUE

Een boutade zegt dat de Premier League het geld heeft, de Bundesliga de stadions en La Liga het voetbal. Het klinkt simplistisch, maar het is niet volledig uit de lucht gegrepen. In Italië wordt een coach beoordeeld op zijn capaciteit om een organisatie op poten te zetten, in Engeland vooral op zijn goede wissels en in Spanje altijd op el toque. Spaanse trainers moeten zorgen voor een vloeiende balcirculatie. Het technisch-tactische spel van el toque past perfect bij de gemiddelde Spaanse voetballer, die over een uitstekende techniek beschikt. Zelden halen in Spanje spieren de bovenhand op het voetenspel. Het land heerste over het internationale voetbal van 2008 tot 2012 met spelers die in het aanvallende compartiment amper groter waren dan 1m70.

Waarom beschikt Spanje over zo veel goede balbehandelaars? Simpelweg omdat Spanje dit type spelers opleidt. En dat doen ze omdat ze geen andere keuze hebben. ‘Wij hebben geen petroleum, maar wel ideeën’, zou de slogan kunnen zijn van de teams die in de schaduw werken van de grote miljoenenclubs. De vijf clubs die Champions League spelen buiten beschouwing gelaten, werd de voorbije zomer voor slechts twee spelers een transfersom van meer dan acht miljoen euro neergeteld: Villarreal betaalde zestien miljoen voor Roberto Soldado, Real Sociedad vijftien miljoen voor Asier Illarramendi. Omdat de tv-gelden grotendeels naar Real Madrid en FC Barcelona gaan, moeten de andere clubs van de nood een deugd maken. Vol geduld en inventiviteit steken ze hun tijd in een goede opleiding terwijl ze één oog aandachtig openhouden voor koopjes op de markt.

Op dat vlak is Sevilla ontegensprekelijk de beste. Het nieuwste koopje heet Jevhen Konopljanka. De Oekraïense buitenspeler leidde vorig seizoen Dnipro Dnipropetrovsk naar de finale van de Europa League. Vervolgens tekende hij een contract bij de tegenstander in die finale. Het bedrag van de transfer? Nul euro, want Konopljanka was einde contract bij Dnipro. Alweer een pluim op de hoed van Ramón Rodríguez Verdejo, beter gekend als Monchi, voormalig doelman van Sevilla en huidig sportief directeur van de club. Monchi werd niet voor niets onlangs nog door zijn voorzitter geprezen als ‘beste sportief directeur van de wereld.’ Hij staat bekend om zijn neus voor (betaalbaar) voetbaltalent. Hij haalde onder meer Dani Alves, Ivan Rakitic, Grzegorz Krychowiak en Carlos Bacca naar Andalusië.

DE OPLEIDING

Wie over het succes van het Spaanse voetbal praat, kan niet voorbij aan de opleiding. Meer dan gelijk welke andere grote voetbalcompetitie – hoewel de Bundesliga stilaan de vergelijking kan doorstaan – brengt La Liga jong opgeleid voetbaltalent voort. De reputatie van de opleidingscentra van de twee grootheden is voldoende bekend. De spelers opgeleid in La Masía van FC Barcelona en La Fábrica van Real Madrid die het niet tot in het eerste elftal schoppen, kunnen vaak wel nog terecht bij andere eersteklasseclubs. Álvaro Negredo en Roberto Soldado, bijvoorbeeld. De aanvalsleiders van respectievelijk Valencia en Villarreal genoten een deel van hun opleiding in Madrid. Nolito, vorig seizoen als speler van Celta de Vigo voor het eerst opgeroepen voor de nationale ploeg, verbleef drie jaar bij Barcelona.

Maar ook de andere clubs bleven qua opleiding niet bij de pakken zitten. Valencia bijvoorbeeld, dat er bovendien prat op gaat dat het instond voor de voetbalontwikkeling van Isco, lijkt zich gespecialiseerd te hebben in het scholen van linkerflankverdedigers. Na Jordi Alba, die na een briljant Euro 2012 verkaste naar Barça, posteerde Valencia Juan Bernat links achteraan. Toen die voor 11 miljoen naar Bayern München verhuisde, was ook dat geen probleem. Sinds vorig seizoen maakt de jonge José Luis Gayà furore als linksachter van Valencia. Vergelijk de Spaanse opleiding gerust met het all-inbandje in een hotel aan de Turkse Rivièra: hier serveren wij u voetbaltalent à volonté!

Het kwaliteitslabel van de in Spanje opgeleide voetballers stak ondertussen ook de grenzen over. Naar Duitsland bijvoorbeeld, waar Bayern rekent op Xabi Alonso (Sociedad), Thiago Alcántara (Barça), Javi Martínez (Bilbao) en Juan Bernat (Valencia). Of naar Italië, waar landskampioen Juventus Álvaro Morata (Real) – en voordien ook Fernando Llorente (Bilbao) – in zijn rangen heeft. En dan is er natuurlijk nog Engeland en zijn Premier League. David Silva (Valencia) en Jesús Navas (Sevilla) maken het mooie weer bij Manchester City en Santi Cazorla (Oviedo) heerst op het middenveld van Arsenal. Juan Mata, Ander Herrera, Pedro, Cesc Fàbregas, César Azpilicueta… La Liga vormt zijn spelers, terwijl de Premier League ze koopt.

GENIEËN OP DE BANK

De belangrijkste factor in het succes van La Liga zijn misschien wel de coaches. Spanje durfde het aan om trainers een kans te geven die bekendstonden voor de meest totalitaire voetbalfilosofieën van de wereld. Voor zijn periode bij Olympique Marseille was El LocoMarcelo Bielsa tweemaal aan de slag als trainer in Europa. Bij Espanyol Barcelona duurde zijn verblijf welgeteld zes wedstrijden, maar Athletic Bilbao leidde hij naar de finale van zowel de Copa del Rey als de Europa League.

Zelfs toen het befaamde Barça van Pep Guardiola tegenover hen stond, stelden slechts heel weinig trainers een dubbele verdedigingsgordel op. Ze voetbalden met open vizier, hoewel ze het gevaar liepen om het aantal geïncasseerde doelpunten niet meer op één hand te kunnen tellen. Een kwestie van principe. De voetbalfilosofie staat voor alles en die filosofie bestaat erin om de bal te hebben en die rond te spelen. Paco Jémez, 21 keer Spaans international als centrale verdediger, slaagde er als trainer in om van het bescheiden Rayo Vallecano een van de teams te maken met het hoogste percentage balbezit van Europa. Hij deed dat zonder een euro uit te geven op de transfermarkt.

In het noordwesten van het land, bij Celta de Vigo, nam Eduardo Berizzo sinds het vertrek van Luis Enrique naar Barcelona het heft in handen. Ook hij stelt de bal centraal en zweert bij offensief en frivool voetbal. Die durf heeft hij waarschijnlijk geërfd van Bielsa, van wie hij nog assistent was bij de Chileense nationale ploeg. Net als andere volgelingen van El Loco deed Berizzo wat realistischer water bij de straffe wijn die Bielsa inschonk. Bij Villarreal is het de 50-jarige Marcelino García Toral die verkoos dezelfde aanvallende voetbalstijl te hanteren die de ploeg kenmerkte ten tijde van de Argentijnse balgoochelaar Juan Román Riquelme.

Naast zijn sterke opleiding en zijn ambitieuze voetbalfilosofie kent La Liga ook enkele pragmatische denkers, Diego Simeone voorop. El Cholo maakte van Atlético Madrid een bende goed voetballende ‘smeerlapjes’ die de stadsrivalen van Real en de virtuozen van Barça telkens weer het vuur aan de schenen leggen. Nuno Espírito Santo baseert zijn systeem bij Valencia ook op een stevige organisatie waarbij hij vrijheid geeft aan Gayà om zich uit te leven op de flank en aan André Gomes om geniale bewegingen uit zijn magische voeten te toveren.

Tot slot is er nog Unai Emery, tweevoudig winnaar van de Europa League met Sevilla en een trainer met meerdere pijlen op zijn boog. Hij posteerde de creatieve middenvelder Éver Banega voor zijn verdediging en gaf de 1m96 grote Vicente Iborra een plaats net achter de diepe spits. Twee verschillende voetbalideeën bij dezelfde club, maar telkens met de bal en balbezit als uitgangspunt. Schuilt daarin niet de kracht van La Liga?

DOOR GUILLAUME GAUTIER – FOTO’S BELGAIMAGE

La Liga vormt spelers, de Premier League koopt ze.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content