‘Ik heb enorm veel ambitie om dit goed te doen, maar ambitie wil niet zeggen pretentie. Als ik het hier zes maanden goed heb gedaan, zal ik niet zeggen: ik ga naar Barcelona.’ Maar vanavond toch al op de bank in Getafe: Ariël Jacobs, Anderlechttrainer tegen wil en dank.

Anderlecht heeft dan wel de status van een topclub, de topspelers die daarbij horen, heeft het bijna niet meer. Druppelsgewijs dringt dat besef nu ook door in de zelfingenomen bestuurshoofden. Voor Frank Vercauteren komt het te laat. Hij bekocht de tekortkomingen van de selectie met zijn ontslag, waarna – vijf weken geleden ondertussen – assistent Ariel Jacobs op zijn stoel werd geduwd. Jacobs’ aanstelling werd op gemengde gevoelens onthaald. Een vakman, dat wel, maar saai. Lacht nooit, altijd ernstig. En braaf. Minzaam ook. Kortom, kwaliteiten die een mens sieren, maar niet een trainer in het meedogenloze topvoetbal.

Hoe kleinerend kan wat op een compliment lijkt, klinken?

Ariël Jacobs: “Ik sta er niet meer bij stil. Ik lees ook nooit de kranten. Ben ik braaf? Ben ik minzaam? Als ik denk dat het nodig is, kan ik me kwaad maken, of het nu op een speler is of op de hele groep. Ik zeg altijd waar het op staat.

(grijnst) “Je bent nog een woord vergeten: charisma. Wacht … (vouwt een papiertje open). Ik heb de definitie opgezocht in de Dikke Van Dale. Wel, ik ben blij dat ik het niet heb. (leest voor) ‘Charisma is een bovennatuurlijke gave, een bijzondere gave van de Heilige Geest.’ Ik moet eerlijk zeggen: zeker in België is er geen enkele trainer met charisma. Of betekent charisma bluf? Ik hou niet van bluf. Ik heb dus liever geen charisma dan dat ik een ballon ben waar men zo doorheen prikt. Maar zo lopen er natuurlijk veel rond in het voetbal.”

“Frank Vercauteren was geen lachebek, maar dat is Ariël Jacobs evenmin”, schreef een journalist. Waarom zien maar weinigen je humoristische kant?

“Omdat clichés overeind blijven. Vraag het aan de spelers: twee uur voor een wedstrijd kan ik de groep tijdens een serieuze bespreking nog met een frats ontspannen. En dan lachen ze, ja. Ik doe het, andere trainers zéggen dat ze het doen en dat haalt de krantenkoppen. Het stoort me niet.”

Op je eerste persconferentie maakte je indruk. Ontspannen, beschikbaar, heldere tekst, humor zelfs.

“Nee, nee, gewoon gewóón! Moest ik dan zenuwachtig zijn? Misschien verwachtte men dat, maar ik doe gewoon mijn job. En daarbij probeer ik consequent met mezelf te blijven, wat niet evident is in een sector waarbij zoveel mensen betrokken zijn, maar waarvan ik de betrekkelijkheid heel goed inzie.”

Op de vraag hoelang je theoriepraatje duurt, antwoordde je: negen minuten. Drie in het Nederlands, drie in Frans en drie in het Engels. Meesterlijk! Was het voorbereid?

“Nee, want ik had die vraag niet verwacht. Ik vind het zo raar dat de duur van een theorie zo veel mensen bezighoudt. Als je geen theorie geeft en je gaat de boot in, ben je een kwakzalver. En als je er wel tijd insteekt, duurt het te lang. Een voetballer houdt niet van lange besprekingen, maar het noodzakelijke moet wel gezegd worden.”

Overdreef Vercauteren daarin?

“Ik vond van niet. Frank ontleedde de tegenstander terwijl hij de beelden vertraagd liet lopen. Ik laat ze normaal lopen. Dat gaat iets sneller, maar wat is het beste? Ik weet het niet. Eén groot probleem blijft wel bestaan: de meertaligheid. Terwijl je vertaalt naar het Engels, verlies je het contact met de Nederlandstaligen terwijl ze gefocust zouden moeten blijven. Dat is niet evident.”

Opgefokte spelers

Na je ontslag bij Lokeren heb je gezegd: “Steeds vaker draait een trainer op voor de beleidsfouten van een club.” Zou Vercauteren het daar inmiddels mee eens zijn?

(lacht) “Wat moet ik daarop antwoorden? (na lange stilte) Steeds vaker stelt een club de kern samen waarmee een trainer moet werken. Terecht, vind ik, maar het plaatst een trainer vaak ook voor moeilijkheden nog voor zijn werk begint. Ik weet niet in welke mate Frank in het transferbeleid werd geraadpleegd.”

Hij klaagde intern ook aan dat er een gebrek aan kwaliteit was.

(aarzelend) “Ik denk dat hij dat zal hebben aangeklaagd, ja. Vooral aanvallend komen we te kort. Van sinds ik erbij ben, was dat een vaak terugkerend refrein. Het waren geen loze kreten.”

Zeker in Europa vond hij deze groep niet competitief.

“Ik heb hem daarin nooit tegengesproken. Ambities juist inschatten is vaak de hoeksteen van succes.”

Of de struikelsteen.

“Omdat clubs meestal te hoge ambities uitspreken.”

Hoe zeker ben je dat ook jij hierop niet zal worden afgerekend?

“Zeker ben ik niet, maar ik vind dat ik moet opkomen voor de spelersgroep waarmee ik dagelijks werk. Ik vind niet dat ik kan zeggen dat het mijn verantwoordelijkheid niet is of dat ik maar even inspring en depanneer.”

Tegen STVV zaten er vijf veldspelers op de bank zonder één minuut competitievoetbal in de benen. Op het veld liepen er bij gebrek aan betere nog eens drie – Théréau, Mpenza en Baseggio – die normaal niet spelen en die de club liever kwijt dan rijk is. Was je niet beschaamd?

“Je mag nooit beschaamd zijn ten opzichte van je werkgever. Je kunt wel vaststellingen doen en daar bedenkingen bij hebben, maar die werden en worden momenteel intern besproken. We zitten in een situatie met abnormaal veel geblesseerden. Meestal spelers die geen basis hebben omdat we ze wegens de belangrijke afspraken te vroeg weer nodig hadden, zoals Frutos, Akin en Mpenza. Ze werden opgefokt en zijn dikwijls op korte termijn nog belangrijk geweest, maar door dat gebrek aan basis weet je dat er geen toekomstgarantie is. Dat is ook gebleken. Op STVV konden we met de afwezigen een ploeg van volwaardige titularissen opstellen.”

Als ik me niet vergis, gaat het in bijna alle gevallen om spierblessures. Meestal is er dan meer aan de hand.

“We hebben daar al veel over gepraat. Boussoufa was een contactblessure, maar verder gaat het vooral om spelers die ook veel met hun nationale ploeg hebben gespeeld. Voor Frutos geldt dat dan weer niet, dus er valt geen lijn in te trekken. Als ik om me heen kijk, zie ik dat we niet alleen zijn. De verdediging van Tottenham wordt al weken overhoop gehaald door blessures. Zulke ploegen kunnen dat opvangen. Als Liverpool morgen met onze offensieve problemen af te rekenen krijgt, heeft het zés spitsen – Kuijt, Crouch, Babel, Torres en nog een paar – om dat op te lossen. Onze kern is kleiner en beperkter.”

Heeft Anderlecht een medisch probleem?

“De medische begeleiding is overal de meest gevoelige parameter. In om het even welke club staat ze geregeld ter discussie.”

Tegen STVV zat er geen enkele aanvaller op de bank. Waar is het jonge, aanvallende talent van ’s lands grootste club?

(denkt na) “Iedere zichzelf respecterende trainer zou op STVV minstens één spits op de bank hebben gezet.”

Ze zijn toch ook niet geblesseerd?

“De twee mogelijke doublures uit de beloften waren inderdaad geblesseerd, maar om geselecteerd te worden, moet je ook enige rijpheid hebben. Spelers met potentieel hoeven niet altijd te wachten tot anderen uitvallen met blessures. Ze moeten zich op basis van hun kwaliteiten ook zo kunnen manifesteren. Vadis is bezig dat te brengen. Ik heb één heel lang gesprek met hem gehad, behalve nog verscheidene heftige discussies, zowel op als naast het veld. Maar ik doe hem geen beloftes. Dat doe ik ook niet met mijn kinderen en kleinkinderen als ze braaf zijn. Liever geen belofte maken, maar wel iets geven als ze het verdienen. Wie beloftes maakt, moet ze nakomen en dat kan je niet als trainer.

“Dat ik een man ben van de jeugd, is nog zo’n cliché. Bij La Louvière had ik geen enkele speler onder de 25 jaar en toch hebben we het daar goed gedaan. Ik ga geen jonge speler opstellen omdat ze mij dan achteraf niks zouden kunnen verwijten.”

Vadis is het enige lichtpuntje. Blijft over: een medische begeleiding met grote vraagtekens, een rampzalige scouting en een waardeloze opleiding. Vergeet ik iets?

(kort) “Andere vraag.”

Vedetten en waterdragers

Nog niet gedacht: had ik maar bijgetekend bij Moeskroen?

“Ja en neen. Ik had me ingeleefd in een rol als assistent. Mocht ik bij de besprekingen hebben geweten dat ik na vier maanden zou moeten overnemen, ik had wel twee keer nagedacht.”

Bij Moeskroen had je de sterkste selectie waarmee je ooit werkte, heb je eens gezegd.

“Toch was het een groep die totaal aan de grond zat toen ik overnam. Wat nog maar eens bewijst in welke mate de bovenkamer van een speler bepaalt wat hij kan en wat niet. In mijn eerste match tegen Beveren staan we 0-2 achter bij de rust. Ik wissel een verdediger voor een verdediger en we scoren nog vier keer. Het vertrouwen keerde terug. Welke rol Jacobs daarin heeft gespeeld, daarover laat ik me niet uit.

“Voor het seizoen heb ik een sms gestuurd naar kapitein Steve Dugardein. Omdat ik ervan overtuigd was, en nog altijd ben, dat Moeskroen de revelatie kon worden. Vandaar ook mijn twijfel toen Anderlecht me vroeg. Maar als ik een beslissing neem, is het weloverwogen en kom ik er niet meer op terug.”

Je trainde RWDM, La Louvière, Moeskroen en Lokeren. Kleinere clubs. Je hebt je wel eens afgevraagd of werken bij een topclub niet makkelijker is omdat het spelerspotentieel er groter is. Wat zegt je ervaring je nu?

“Mijn vorige Europese ervaring was met La Louvière tegen Benfica. David tegen Goliath. Voor de wedstrijd tegen Tottenham wist ik dat het maar de zestiende uit de Premier League was, maar het blijft de Premier League. Toch was ik er in mijn binnenste van overtuigd dat we hen van repliek konden dienen. De groep heeft dat ook getoond. Dat is het verschil.”

Snappen de spelers wat er van hen wordt verwacht? Tijdens de wedstrijden sta je voortdurend aanwijzingen te geven.

“Als je blijft zitten, zeggen ze dat je in slaap bent gevallen. Sta je veel recht, dan ben je zogezegd zenuwachtig – wat ik niet ben. Mijn stelling is altijd geweest: een ploeg kan zonder trainer, maar een trainer niet zonder spelers. Ik zou het liefst blijven zitten.”

Heeft Anderlecht een probleem van pseudovedetten?

“Het kwam me goed uit dat dat werd gezegd. Ik heb het ook gebruikt tegenover de groep. Als trainer hoop je dat een groep zelf al de rangorde in een kleedkamer bepaalt. Ik denk dat iedere groep een vedette op handgeklap moet onthalen. Een echte vedette is iemand die een meerwaarde brengt en zich ook wegcijfert in en voor de groep.”

Hassan.

“Het is belangrijk om iedereen in zijn eigenwaarde te laten, of te brengen. Een echte vedette beseft dat hij waterdragers nodig heeft, want dat hij anders niet functioneert. Maar voor waterdragers is het vaak moeilijk te aanvaarden dat er spelers zijn die meer kunnen dan zij. Ze kunnen zich niet neerleggen bij hun rol en ervaren het als een aantasting van hun ego.

“Iedereen wil voor Anderlecht spelen. Voor de status, het geld, de titels, het Europees voetbal. Maar de concurrentie? Nee, die willen ze er niet bijnemen. Het kan niet dat een speler alleen maar de plussen wil. Ik ben naar Anderlecht gekomen, maar de toegeving was dat het voor een rol in de schaduw was. Als ik dat niet kan aanvaarden, heb ik een probleem.”

Het vriendje van Herman

Zou je als technisch directeur op Anderlecht kunnen werken?

“De enige aangewezen figuur om dat te doen is Frank Vercauteren. In mijn ogen had hij dat al moeten combineren toen hij nog assistent was. In die rol had hij een perfect zicht op de noden van de korte termijn en op wat er zat aan te komen, zodat hij de nodige richtlijnen kon geven. Hoe het nu verder moet, weet ik niet. Misschien liggen er van beide kanten wat zaken gevoelig. Maar is dat niet overal zo? Heeft Marc Degryse het zo gemakkelijk gehad bij Club Brugge? Was Michel Preud’homme altijd zo gelukkig bij Standard? Waarschijnlijk niet, anders denk ik niet dat hij de stap terug naar het veld had gezet.

“Ik ben weggegaan bij Genk omdat ik terug naar het veld wilde. Ik weet dat er weinig logica zit in mijn loopbaan, maar ik ben toch nog logisch genoeg om te zeggen dat ik heb gekozen voor het veldwerk en dat de mogelijkheid van het technischdirecteurschap dus niet in mij opkomt. Anderlecht wilde, en wil nog altijd, voor langere tijd met mij scheep gaan. Als trainer.”

Ben je zaken bewust anders gaan doen dan Vercauteren?

“Nee, niet bewust, want dan ben je jezelf niet. Iemand die zichzelf niet is, wordt zo doorprikt.”

Nog een uitspraak van jou: “Ik raak er meer en meer van overtuigd dat het relationele aspect, tussen de technische staf en de spelers en tussen de spelers onderling, bepalend is voor een prestatie.” Is Vercauteren daarin tekortgeschoten?

“Als je niet praat, ben je een dictator en dictators worden overal vermoord. Maar ben je communicatief, dan loop je het risico dat ze op je schouder komen kloppen en de omgang te gemoedelijk wordt. Dan hebben ze zogezegd een harde hand nodig. En als ze die hebben, moet het losser. Je moet een gulden middenweg bewandelen.”

Vercauteren was graag met Glen De Boeck doorgegaan. Jij bent hem opgedrongen. Had hij het daar moeilijk mee?

“Misschien wel, maar dan zou ik het normaal hebben gevonden dat hij me dat had gezegd. Dat is niet gebeurd in de twee gesprekken die we vooraf hebben gevoerd. Bovendien kwamen onze visies over de invulling van mijn taak voor 99 procent overeen. Ik denk dat ik genoeg duidelijk heb gemaakt dat ik naar Anderlecht kwam om hem en de club te dienen. Ik heb nooit mijn neus opgetrokken voor wat hij me vroeg. Dat hij een andere relatie had met Glen, is niet abnormaal. Bovendien was het voor mezelf veel moeilijker dan ik had gedacht om van hoofdcoach in de rol van assistent te stappen. Ik denk dat het wennen was van beide kanten.”

Heeft Anderlecht met jouw aanwerving geanticipeerd op een voortijdig vertrek van Vercauteren en een sterkere, onafhankelijkere figuur dan De Boeck achter de hand willen houden?

“Mocht die gedachte hebben geleefd, dan staat ze in een schril contrast met de intenties waarmee ik naar Anderlecht ben gekomen. Mocht ik daar ook maar het minste vermoeden van hebben gehad, zou dat negatief op mijn beslissing hebben gewogen.”

Volgens De Boeck heeft hij plaats moeten ruimen voor het vriendje van Herman Van Holsbeeck.

“Laat me duidelijk zijn: die vriendschap is er helemaal niet. Herman en ik hebben elkaar leren kennen in moeilijke tijden bij RWDM. We hebben de rangen gesloten en geprobeerd het schip zo veilig mogelijk de haven in te loodsen. Daardoor is er wederzijds respect gegroeid. Mocht ik ooit het vermoeden hebben gehad, laat staan de wetenschap, dat Herman mij om een niet-professionele reden naar Anderlecht haalde, zou het voor mij de eerste reden zijn geweest om te zeggen: ‘ No way!’ Ik zou dat heel erg hebben gevonden.

“Glen heeft me gebeld om te zeggen dat die woorden hem in de mond waren gelegd. Toen we dat hadden uitgepraat, zei hij me dat hij die zaterdagmiddag kon tekenen bij Cercle Brugge. Ik denk dat ik de eerste was die het wist. Hij vroeg me: ‘Wat zou ik doen?’ Ik heb hem gezegd dat ik daarop niet antwoordde. Want als ik zeg ‘Tekenen’, is het alsof ik hem zo snel mogelijk weg wilde op Anderlecht. Zeg ik ‘Doe het niet’, is het alsof ik het hem niet gun. Maar, zei ik ook, er zijn veel meer trainers dan clubs en vaak moet een trainer achter een club aanlopen.”

De Boeck zei in interviews ook dat je te pas en te onpas communiceerde in de media. Dat hoort niet voor een assistent, vond hij.

“Ik had mij voorgenomen om zo weinig mogelijk in de media te komen, maar Frank vond juist dat ik dat wel moest doen. So what? Het zou veel makkelijker zijn geweest voor mij als ik iedereen kon doorverwijzen naar Frank, want ik verwachte dat men vroeg of laat zou proberen ons te betrappen op een halve millimeter meningsverschil om te kunnen zeggen: ‘Ze zitten niet op dezelfde golflengte.’ Ik denk dat ik in mijn uitspraken de werking nooit heb geschaad. Ik zou zaken kunnen vertellen die Glen heeft gezegd en die hém in diskrediet zouden kunnen brengen, maar die nooit de pers hebben gezien. Ik doe dat niet.”

Slapen met een papiertje

Wat heeft zes maanden Anderlecht je nog geleerd over jezelf?

“Ik heb me soms afgevraagd: moet ik meer charisma hebben? Moet ik meer bluffen? Nee, want dan val ik uit mijn rol. Ik ben iemand die vaak, wat ik noem, een sfeerspel in een training steekt. Bij mijn vorige clubs wist behalve de spelers meestal niemand dat, maar hier staat het de volgende dag met een grote foto in de krant. Ook als je uitvliegt naar een speler. Maar dat betekent niet dat ik me ga aanpassen. Ik ga niet eerst kijken hoeveel volk er staat te kijken voor ik een speler een uitbrander zal geven.”

Vreet het hoofdtrainerschap van Anderlecht?

“Niet meer of minder dan een ander hoofdtrainerschap. Je investeert evenveel van jezelf bij Anderlecht als bij La Louvière. Wat wel anders is, is de druk. Die vóél je. Daarom ook probeer ik die zo veel mogelijk weg te nemen bij de spelers en mezelf.”

Hoe?

“Door genoeg relativeringsvermogen in te bouwen. Ik probeer er alles voor te doen, wetend dat je zelfs dan bepaalde zaken niet kan uitsluiten. Er alles voor doen wil niet zeggen dat je geen fouten maakt, maar ik ben er wel vierentwintig uur per dag mee bezig. Ik wil de martelaar niet uithangen, niemand moet medelijden hebben, maar het is de realiteit. Ik kan het voetbal nooit opzijzetten. Een wedstrijd op tv is nooit ontspanning, ik heb altijd een stuk papier bij de hand, ook als ik ga slapen.

“Het trainerschap vreet enorm. Je doet het graag, maar het kost je jaren van je leven. De druk ís er, dus waarom nog gekker gaan doen? Of mezelf nog meer druk opleggen? Ik weet niet hoe ik overkom op de spelers, maar hopelijk niet onverschillig doordat ik de druk afhoud. Een onverschillige speler stamp ik ook buiten. Dan moet je stoppen.”

Je bent 54. Geen grote spelerscarrière gehad en het onverwacht toch tot hoofdcoach van Belgiës grootste club geschopt. Brandt Ariël Jacobs nog van ambitie?

“Ik heb enorm veel ambitie om dit goed te doen. Eerst en vooral voor mijn werkgever, maar ook voor mezelf. Ik doe altijd alles met tweehonderd procent overtuiging en ambitie, maar ‘ambitie’ wil niet zeggen ‘pretentie’. Als ik het hier zes maanden goed heb gedaan, zal ik niet zeggen: ik ga naar Barcelona. Dat houdt mij niet bezig. Ik wil me niet bewijzen voor de buitenwereld of voor mezelf, ik wil me gewoon bewijzen omdat die taak mij is opgedragen. Het zo goed mogelijk doen: dat is mijn ambitie. Voorlopig bij Anderlecht. Ik ben daar fier op, dat verberg ik niet, maar daar stopt het. En gelukkig ook bij alle mensen die ik dagelijks rond mij heb.”

Is het een ambitie om hoofdtrainer van Anderlecht te blijven?

“Voortgaand op de kronkels in mijn loopbaan en beseffend dat je niet aan carrièreplanning kan doen, wil ik daar niet over nadenken. Je kan er alles voor doen en toch mislukken. En omgekeerd kan je de hele dag olé oléroepen en toch slagen. Ik weet verdomd goed hoe het wereldje in elkaar steekt.” S

door jan hauspie – beeld: michel gouverneur

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content