Tot eenieders verbazing verzekerde nieuwkomer Charleroi zich moeiteloos van het behoud, maar de zielen van de fans terugwinnen gaat een stuk moeilijker. Net als de club heeft ook de stad meer nodig dan een likje verf om van een flink imagoprobleem af te raken.

Het Stade du Pays de Charleroi is met amper 5206 toeschouwers niet eens voor een derde volgelopen voor de wedstrijd tegen Lierse. De Tribune IV achter het doel, waar de Ultra’s en de Gueules Noires postgevat hebben, zit wél vol. “Qui ne saute pas est un Flamand!“, sneert de kop naar de bezoekers, maar de aankondigingen in het stadion gebeuren wél vlot in twee talen en de ontvangst in de perszaal is hartelijk. Voor de wedstrijd wordt, net als in Limburg bij Genk, de regionale hymne aangeheven, die in de tweede helft van de negentiende eeuw werd gecomponeerd door de Waalse chansonnier Jacques Bertrand. “Pays de Charleroi, c’est toi que je préfère, le plus beau coin de terre, à mes yeux, oui, c’est toi’” brult, samen met de speaker, de hele Tribune IV mee. Dat mag niet verbazen. ‘Pays de Charleroi’ is in de regio een verplicht nummer tijdens feestjes en studentencantussen.

Voor de aftrap klinkt er applaus voor de net overleden Charly Jacobs. Het leven van ‘Charly-La-Foudre’ van 1972 tot 1982 een van de boegbeelden van de Zebra’s, smeekt om verfilmd te worden. Zijn ouders stootten hem al vroeg af, waardoor hij opgroeide in een weeshuis, waar een oppasser zijn voetbaltalent in de gaten kreeg. Doorgestuurd bij Olympic werd hij bij Sporting een gevreesde spits, vooral tegen Anderlecht: “Ik wou dat we dertig wedstrijden per jaar tegen Anderlecht speelden”, verzuchtte hij ooit. Eenmaal bekend verscheen zijn natuurlijke vader aan de afsluiting. Charly hoorde hoe zijn naam geroepen werd, maar reageerde niet. In 1978 selecteerde toenmalig bondscoach Guy Thys hem, de wanhoop nabij, voor een EK-kwalificatiewedstrijd in Oostenrijk. Het werd een kantelmoment in de geschiedenis van de Rode Duivels, die zich plaatsten voor het EK 1980 in Italië. Op dat EK was Jacobs er niet bij, aangezien hij zich in die ene interland geblesseerd had en er na afloop zelfs niet aan dacht zijn truitje met een tegenspeler te wisselen.

De aanwezigen in het stadion die Charly eren met een luid applaus, zien op het veld geen nieuwe Charly Jacobs. Charleroi heeft best aardige voetballers, maar ze komen en gaan te snel om een plaats in de harten van de fans te krijgen. Behalve jeugdspeler Samuel Fabris vertoeven slechts twee kernspelers langer dan twee jaar in Charleroi: de Braziliaanse verdedigende middenvelder Ederson (sinds januari 2010) en de kleine dribbelvaardige Turkse Belg Onur Kaya, een van de betere spelers dit seizoen, die in juli 2010 van het Nederlandse Vitesse overkwam.

Twee weken later verzekert Charleroi definitief het behoud in eerste, het beëindigt de reguliere competitie als elfde. Een huzarenstukje, want alle prognoses voor het seizoen voorspelden een retourtje naar tweede klasse. Maar ook voor die historische match tegen Cercle dagen slechts 4706 kijkers op. Tegen AA Gent en Kortrijk waren het er nog minder. Alleen Anderlecht en Standard lokten dit seizoen meer dan 10.000 fans naar het stadion. Standard was met 11.153 toeschouwers dé toprecette dit seizoen. Vorig jaar daagden in maart voor de topper in tweede klasse tegen Eupen 13.246 betalenden op.

Zonder dak

Zo’n recette zit er volgend seizoen niet meer in, want in mei worden de drie bovenste verdiepingen van de tribunes II, III en IV afgebroken, plus de daken. Dat komt ervan als de plaatselijke politiek op eigen houtje ageert, en de bestaande regelgeving negeert. Toen het stadion met het oog op Euro 2000 (Charleroi was toen een van de vier Belgische gaststeden) inderhaast werd uitgebreid naar 30.000 plaatsen, gebeurde dat zonder overleg met de buurtbewoners, maar ook zonder geldige bouwvergunning. Het gevolg is dat er in de rue des Sports achter Tribune III sinds 2000 tot vandaag amper een paar meter liggen tussen het flatgebouw en het dak van het stadion. Tot en met de zevende verdieping van het elf verdiepingen hoge gebouw in de rue des Sports komt er nooit een straaltje licht. Pas vanaf de achtste etage kunnen de bewoners daglicht zien. Dus stapten de buurtbewoners naar de rechter. Kort na Euro 2000 werd al de hoogste etage van Tribune III verwijderd en verhuisd naar de wielerbaan van Gilly. De andere af te breken tribunes verhuizen waarschijnlijk naar Frankrijk. “Ze zouden ze beter aan Bergen geven, die hebben er twee nodig”, grapt een journalist.

Omdat de afbraakwerken aanvankelijk voor eind oktober 2012 gepland waren, vroeg Charleroi aan de kalendercommissie om al zijn topwedstrijden in het eerste deel van de competitie af te werken, op de derby tegen Bergen na. Vanaf mei zal de capaciteit van het stadion (vandaag 23.186 plaatsen) beperkt blijven tot 14.000 plaatsen. Dat is nog altijd dubbel zoveel als het gemid-delde aantal toeschouwers (6447) dit seizoen.

In september organiseerde de lokale krant La Nouvelle Gazette een enquête met de vraag waarom de Carolo’s de afgelopen jaren wegbleven op Mambourg. Liefst 57 procent van de respondenten gaf als reden de aanwezigheid van Abbas Bayat, 21 procent had het moeilijk om zich te identificeren met de ploeg op het veld en 10 procent vond de toegangsprijzen te hoog.

Sinds september is Abbas Bayat weg, maar het volk wacht af, anders dan na de vorige promotie, in 1985. De eerste drie jaar na de comeback lag het gemiddelde hoger dan 10.000 kijkers, maar nog voor de komst van Abbas Bayat was dat in 1998/99 al gezakt tot 4897, een absoluut dieptepunt. In 2003 haalde voormalig burgemeester Jean-Claude Van Cauwenberghe Bayat naar Charleroi, toen de club financieel aan de grond zat, met een put van twaalf miljoen euro. Stap voor stap werd die put gevuld met een geslaagd aan- en verkoopbeleid. Vanaf midden 2006 maakte de club winst, maar naarmate er meer geld in kas kwam, liep het sportief slechter. Haalde Charleroi in 2005/06 met Jacky Mathijssen als trainer nog gemiddeld 12.117 toeschouwers, dan liep Mambourg jaar na jaar verder leeg. Toen Charleroi in december 2010 als laatste in de rangschikking in paniek de transfermarkt op trok, had het meer dan twee miljoen euro op de rekening staan. Toen Fabien Debecq in september van vorig jaar de club overnam, was er een tekort van 4,8 miljoen euro.

Euro 2000

Nog steeds oogt de binnenstad niet mooi, maar de stadsvernieuwing die de afgelopen decennia overal in Vlaanderen – maar ook in Namen, Luik en Doornik – plaatsvond, heeft met flinke vertraging nu ook Charleroi bereikt. De lage stad is sinds een paar maanden één grote bouwput. Op de quai du Brabant is het voetpad aan de huizenkant maar een meter breed en rijden er grote graafmachines uit Kuringen bij Hasselt. Er worden mooie wandelboulevards aangelegd langs de rivier de Samber, die tevoren bijna onzichtbaar door de stad stroomde. Bas-Charleroi, het laaggelegen deel van de stad, wordt, net als sommige delen van de hoge stad, helemaal gerenoveerd.

Wie vanaf het station over de place Charles I naar de boulevard Tirou stapt, nog steeds het kloppend hart van Charleroi, waant zich in een spookstad. Ook zogoed als leeg is de galerie Le Passage de la Bourse. Aan de gevel hangt een groot opschrift: ‘Binnenkort opening van 82 handelszaken, in 2014, uiterlijk in 2015′. Een Antwerpse projectontwikkelaar gaat hier iets moois maken, maar omdat de nodige vergunningen maar met mondjesmaat vrijgegeven worden, spookt het hier ’s avonds.

Vanaf de boulevard Tirou gaat het omhoog langs de rue de la Montagne, ooit de chique winkelstraat, nu op zoek naar een nieuw elan. Hogerop mondt de straat uit op het hoofdplein, maar de place Charles II heeft niets majestueus meer. Gezellig mensen kijken vanuit een mooie brasserie zit er niet in op dit plein waar tijdens Euro 2000 de camera’s van alle tv-stations ter wereld opgesteld stonden in de aanloop naar Duitsland-Engeland, hopend op rellen die er niet kwamen. Het enige probleem die avond was dat de beschikbare voorraad alcohol al snel op was. Ook op de place des Beaux Arts is culinair vertier ver te zoeken, behalve voor wie tevreden is met een frituur of pittazaak. Daarvan zijn er meer dan genoeg.

Charnoy

Charleroi is snel gegroeid. Bij de Belgische onafhankelijkheid in 1830 was het met amper 5826 inwoners één groot dorp, niet veel groter dan toen de Spanjaarden het onooglijke gehucht Charnoy op 3 september 1666 uitbouwden tot een militaire vesting en die omdoopten tot Charles-Roy, naar de naam van de toenmalige Spaanse koning Karel II. Geleidelijk groeide Charleroi uit tot de tweede economische macht van het land (na Brussel), met nijverheden die vooral opbloeiden in de omliggende dorpen. Na de fusie vertienvoudigde het aantal inwoners tot 227.000.

Vandaag is Charleroi nog steeds de grootste agglomeratie van Wallonië en de vierde van het land, maar economisch hangt het nog altijd in de hoek waar de klappen vallen. Eén op de elf Waalse werklozen woont in Groot-Charleroi (20.703 op 244.126 in de Waalse provincies samen, om precies te zijn).

Het goede nieuws bevindt zich op de Aéropole, rond de luchthaven, en is te danken aan de input van de universiteiten van Bergen en Brussel. Dat Charleroi zelf geen universiteit heeft, blijft een handicap, zegt Béatrice Garny, een historica met een passie voor haar stad, die zelf in het hart van Charleroi is blijven wonen. “Omdat studenten leven brengen in de brouwerij.” De Carolo’s zijn ook te weinig trots op hun stad, vindt Garny. “Toen Van Cauwenberghe een bureau voor toerisme opende naast het station, vroegen de mensen: waar is dat voor nodig? Hier is toch niets te zien? De wonden zijn nog niet geheeld. Het komt wel goed als de inwoners zien dat de renovatie ingezet is.”

Na de grote Belgische fusiebeweging in 1976 verschoof de macht in Groot-Charleroi van christendemocratisch en liberaal naar socialistisch. Tussen 1977 en 2006 lag de absolute heerschappij bij de PS. Na de fabriekssluitingen van de jaren zestig bood die PS de bevolking een sociaal vangnet: een goedkope woning, eventueel nieuw werk, maar gegarandeerd een uitkering. “De PS zei: wij gaan uw problemen oplossen. De Carolo’s laten zich al lang helpen. Als je lang hulpbehoevend bent, blijft er van trots of strijdbaarheid weinig over.” De laatste tien jaar viel alles in en rond Charleroi stil door ‘de affaires’, het politieke geknoei en de processen die daaruit voortvloeiden. Ex-burgemeester Jacques Van Gompel belandde zelfs in de gevangenis. Daarna trad de berusting in.

Financieel bleef er ook amper ruimte om iets te doen. Tweeverdieners en middenklasse trokken de stad uit, richting groene gemeentes als Montigny-le-Tilleul en Gerpinnes. Het centrum verpauperde. Garny: “Het is niet dat Charleroi geld verbraste aan grote projecten. In Brussel heeft men op de dienst van renovaties eens gevraagd of er geen mooie gebouwen waren in Charleroi. Die zijn er wel. ‘Waarom is er dan de laatste decennia nooit een dossier tot renovatie ingediend?’, vroeg men daarop.”

Voor sommige luxeproducten moeten de inwoners de stad uit, zegt Garny: “Sinds kort is het beschikbare gamma aan mooie vrouwenschoenen verkleind. De mooie merken zijn eruit. Daarvoor moet ik nu naar Brussel, Kortrijk, Antwerpen of Ninove.” Ninove, beste lezer, ligt meer dan 60 kilometer van Charleroi en heeft 30.000 inwoners, Charleroi meer dan 200.000.

Met de nieuwe grootschalige bouwprojecten moet dat veranderen. De Carolo’s verwachten veel van de nieuwe burgemeester Paul Magnette, zoon van een ingeweken Luikenaar die als dokter voor het volk in de arbeiderswijken van Charleroi opereerde. Dat Magnette naast zijn burgemeesterschap ook nog eens voorzitter van de PS is, vindt Béatrice Garny niet slecht: “Wanneer heeft ElioDi Rupo van Bergen een mooie stad gemaakt? Toen hij PS-voorzitter was en zijn contacten aanwendde voor zijn stad.”

Intussen blijft de gemiddelde burger van de stad hangen tussen droefenis en optimisme: er is het vuilnis, de drugsoverlast, prostitutie, inbraken. Sommige burgers zagen hun verzekering opgezegd door een te groot aantal inbraken. Maar Béatrice Garny ziet het straks toch goed komen: “Laten we Magnette een kans geven. Er is een gemotiveerde burgerbeweging, het Collectif Citoyen Carolo, over alle partijgrenzen heen. Ik geloof echt dat het hier straks beter wordt, maar er zijn momenten waarop wij ook weleens twijfelen.”

Gent en Genk

Vijf kilometer van het centrum is deelgemeente Gosselies het economische kloppende hart van de agglomeratie, met het parade-paardje van de regio: de luchthaven van Charleroi, om commerciële redenen Brussels South geheten. In 1991 werd in een plan voor de reconversie van de Waalse industrie beslist om twee regionale luchthavens aan te leggen: een voor goederen in Luik, een voor passagiersverkeer in Charleroi.

Het is nog maar van 1997 geleden dat hier de eerste vliegtuigen opstegen, toen Ryanair twee keer per dag op en af vloog naar Dublin. Vandaag werken er 3000 mensen, en in 2011 werd Brussels South uitgeroepen tot derde beste lowcostluchthaven ter wereld.

Op zoek naar een rolmodel in deze regio komt men al snel uit bij Jean-Jacques Cloquet, sinds 2008 directeur van de luchthaven. Cloquet (52) is de vleesgeworden verpersoonlijking van de succesvolle Waalse ondernemer. In de jaren zeventig voetbalde hij als prof in eerste klasse met Charleroi. In 1978 was hij titularis in het team dat op de Heizel de bekerfinale verloor van Beveren (met 2-0), maar op zijn 25e haakte hij met een aanhoudende knieblessure af, net toen de Zebra’s in 1985 terug naar eerste klasse promoveerden. Op dat moment was hij al afgestudeerd als burgerlijk ingenieur aan de universiteit van Bergen, studie die hij met zijn profvoetballerij combineerde. Daarna ging hij aan de slag bij Solvay en De Ceuninck. In 1997 liet hij zich door Enzo Scifo en Lucien Gallinella overhalen om mee te werken aan de financiële gezondmaking van zijn oude club. Hij maakte een succesvol financieel plan op, verzamelde investeerders, maar haakte na elf maanden samenwerken met Abbas Bayat af: “Zijn manier van werken was niet de mijne. Ik werk graag zelfstandig, ik wilde een project op lange termijn. Hij wilde alles zelf doen en werkte op korte termijn. Als ik hier doorlopend de mensen van mijn kader wegstuur en vervang, werkt hier overmorgen ook niets meer.”

Het tweede afscheid aan Sporting deed hem pijn, in die mate dat Cloquet mentaal afstand genomen heeft van de club waarvoor hij ooit speelde. Net als vele andere ex-Carolo’s wacht hij af wat de vernieuwing brengt: “Charleroi is al jaren niet meer de club van de Carolo’s. Ik heb dat ook tegen Mehdi gezegd: ‘Je naam blijft wel Bayat.’ De mensen wachten af, ze hebben hier zo veel meegemaakt dat ze argwanend zijn geworden. Het is geen slecht elftal, maar je kan je er niet in herkennen. Elk jaar staat er een nieuwe ploeg, maar spelers van hier zijn er niet meer bij. Terwijl Charleroi vroeger zo’n goeie doorstroming had.”

Of hij er zelf niet aan gedacht heeft de club over te nemen toen Abbas Bayat besliste te verkopen? “Natuurlijk, maar ik heb er eenvoudigweg niet de middelen voor. Ik heb zeven kinderen te voeden. Stel dat ik het ooit nog zou doen, dan zou mijn ambitie zijn: met het kleinst mogelijke budget een herkenbare club leiden, waar mensen gelukkig zijn, zich verbonden voelen en spektakel geserveerd krijgen.” Nochtans kan een economisch geteisterde regio wel een sportieve opsteker gebruiken om het zelfvertrouwen aan te wakkeren. Cloquet knikt: “Maar alleen basketclub Spirou slaagt daarin, omdat je daar met Eric Somme een man hebt die bezield is en aan de kar trekt. Charleroi moet zich inspireren op clubs als Gent en Genk. Maar niet in één jaar tijd. Een stevig project opbouwen doe je langzaam.”

Geen staking

In zijn huidige functie wordt hij vaak geconfronteerd met alle clichés over Charleroi en Wallonië. “In het begin raakte me dat. Nu zeg ik: ‘Kom eens een dagje meelopen, je zal dan zien dat het bij ons wel werkt.'”

Alleen straalt het succes van de Aéropole niet meteen op de stad af. Wie hier in- of ontscheept, blijft niet in Charleroi logeren. “Vandaag hebben we hier 6,5 miljoen passagiers per jaar, die vliegen op 90 bestemmingen. Vijf jaar geleden waren dat er nog maar 2,5 miljoen. Maar er is bijvoorbeeld geen congrescentrum.” De aangekondigde politieke en stadsrenovaties zullen niet meteen iets veranderen, waarschuwt hij. In afwachting blijft Charleroi voor de buitenwereld onaantrekkelijk: “Het probleem van de veiligheid pakt men nu aan, daarna moet je de stad ook proper maken. Het is vandaag geen stad waar je je vrouw naartoe brengt om er te komen flaneren. Hier vind je niet om de 200 meter een lekker restaurant, zoals in Gent of Leuven. Na zes uur ’s avonds is Charleroi een dode stad. Dat het geen universiteit heeft, speelt daarin mee. Studentensteden hebben twee levens: een overdag, een ’s avonds en ’s nachts. Hier valt alles om zes uur stil. Maar om dat te veranderen, heb je niet alleen politieke wil nodig, maar ook geld. Met 25 tot 30 procent werklozen een beperkte economische marge om te investeren. De middenklasse is te klein. Wat Di Rupoin Bergen heeft gedaan, kan Magnette hier ook. Ja, het is PS, maar ik ben optimistisch over de toekomst. De PS is veranderd, ook al heeft men in Vlaanderen nog het beeld van de PS van vroeger.”

De telefoon rinkelt. Goed nieuws. De algemene staking die ’s anderendaags in België georganiseerd wordt, zal de luchthaven niet platleggen. “In de vier jaar dat ik hier werk, is er nog geen enkele staking geweest”, zegt Cloquet trots. “Dat komt omdat ik dicht bij mijn mensen sta. Mijn geheim voor succesvol ondernemen is teamwerk. In het voetbal leerde ik dat ik als universitair de analfabeten in onze ploeg – want die waren er – nodig had om ’s zondags te winnen. Als de piste ondergesneeuwd is, ga ik mee naar buiten om met mijn mensen sneeuw te ruimen.” Natuurlijk heeft men overwogen om ook in Charleroi te staken. “Dan praat ik met de mensen en vraag ik ze: waarom zou je staken als alles hier correct geregeld is en je goed betaald wordt? De Spanjaard of Italiaan die hier plots vast zou zitten, zou dat niet begrijpen en niet meer terugkeren. Willen jullie de tak afzagen waar je zelf op zit? Ze weten dat ik van dezelfde streek ben en dat ik zeven kinderen te voeden heb. Onze verantwoordelijkheid, zeg ik hen, is de toekomst van onze kinderen veiligstellen.” Dat lukt, denkt hij, ook in Charleroi: “Ik ben optimistisch, maar er is tijd nodig eer je het verschil zal zien. Ik schat dat dat nog zo’n tien jaar zal duren.”

DOOR GEERT FOUTRÉ

De laatste tien jaar viel alles in en rond Charleroi stil door het politieke geknoei en de processen die daaruit voortvloeiden.

“Na zes uur ’s avonds is Charleroi een dode stad.” Jean-Jacques Cloquet

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content