Fransman, geboren op 2 september 1983 in Toulouse. 1,81 meter – 77 kg. Profiel: de Abdullah.

C hristophe Grondin: “Mijn moeder zegt dat ik moet stoppen met voetballen. Voor mijn gezondheid.

“Begin dit seizoen was ze hier op bezoek. Ze kwam naar onze eerste match, op Le Canonnier, vlakbij. Vaak doet ze dat niet. Te stresserend, vindt ze. Als ik een slag incasseer, houdt ze de adem in. Kom ik thuis met een kwaaltje, dan is ze doodongerust. Telkens weer denkt ze dat ik iets gebroken heb. Voor haar is het allemaal pas trop supportable.

“Altijd zit mijn ma in mijn gedachten. Mijn ouders scheidden toen ik twee à drie was. Op haar eentje bracht ze vijf kinderen groot. Met één salaris, dat niet riant was. Ze kuiste in ziekenhuizen. Vaak tot ’s avonds laat. Dan moesten mijn zussen op me passen. Ik was de jongste.

“We leefden in een moeilijke wijk van Toulouse. Ik zag er diefstallen, in brand gestoken auto’s, vechtpartijen, drugsverslaafden… Iedereen steekt wel eens wat uit. Ik heb daar misschien ook wel een keer een walkman gepikt, maar gelukkig nooit echt erge dingen. Dankzij mijn opvoeding en mijn grote broer, die op mij toekeek. En dankzij het voetbal, waar ik naartoe gezógen werd. Op mijn dertiende trok ik naar een centre de préformation, een internaat. Vanaf toen kwam ik enkel nog in het weekend thuis. Misschien was het anders gelopen als ik op mijn vijftiende daar nog op straat had rondgehangen.

“In zo’n buurt heb je slechte én goede dingen. Mij bracht het leven daar meer bij in positieve dan in negatieve zin. Ik hield mezelf voor dat ik moest weten wat ik wilde en alles moest doen om dat te bereiken. Ook omdat ik zag hoe mijn ma leefde; je realiseert je dat je moet knokken om zaken te verwezenlijken. En ik wou slagen, mede om haar te helpen.

“De grasmatten op het sportinternaat waren net biljartlakens. Magnifiek. Onze trainers spiekten bij Ajax en gaven ons dezelfde oefeningen. Immens veel leerde ik bij, onnoemelijk genoot ik van die periode. Op de schoolbanken was het dikwijls kermis. Normale jongens zijn dan geconcentreerd en worden uitgelaten als ze tegen een bal trappen. Bij ons was dat omgekeerd.

“Rond mijn zestiende trok ik met enkele anderen naar Birmingham. De integratie daar bleek niet evident. Het voetbal was er anders, we waren de taal niet machtig en namen ook niet de moeite om ze te leren, we waren nog jong. Toen had ik het wel eens moeilijk, zeker telkens ik met het thuisfront belde.

“Ik had er wel veel tijd, begon boeken over de islam door te nemen. Als je dan zaken leest die overeenkomen met wat je elke dag ziet, is er geen twijfel meer. Het brengt je tot het inzicht dat wat zich hier afspeelt, maar een passage is. Daarna volgt voor ons, moslims, de Dag des Oordeels, en dan het paradijs of de hel. Met het oog daarop proberen we voor iedereen goed te doen.

“Mijn geloof betekent veel voor mij. Het vergezelt me elke dag, is zelfs belangrijker dan het voetbal. Die sport komt pas op de derde plaats, na mijn geloof en mijn familie. Wat de liefde en inzet ervoor niet hypothekeert.

Fadiga en ik komen goed overeen, maken graag plezier, en dan noemt hij me schertsend wel eens Abdullah. Die bijnaam stoort me niet. Zeker niet omdat ik weet wat hij betekent: ‘dienaar van God’. Dat zijn we allemaal een beetje.” S

door kristof de ryck

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content