Vanavond ontvangt België Europees kampioen Spanje. In het stadion zitten straks Belgen, Spanjaarden en … Belgische Spanjaarden.

Op bezoek bij Oviedo AsturianA, een Spaans-Belgische provincialer.

Een maandagavond in de Brusselse rand, vlak bij de ring, afrit Sint-Pieters-Leeuw. Hier op de sportterreinen van de Ceria traint de provincialer Oviedo AsturianA, een van de twee overgebleven Spaanse voetbalclubs met een stamnummer bij de KBVB. Vroeger hadden de inwijkelingen in Brussel een eigen ‘Spaanse’ competitie, met een stuk of vijftien, twintig clubs. Opgericht door migranten van de eerste generatie, voetballiefhebbers, die op die manier sociaal bezig waren. Maar stuk voor stuk verdwenen ze, op een paar uitzonderingen na.

Fusieploeg Oviedo AsturianA overleefde. Spelen doen ze op Vogelenzang, in Anderlecht, in de schaduw van de Coca-Colafabriek. Trainen doen ze op een hobbelig veld waar de bal vreemde capriolen maakt. Esteban Menendez is voorzitter van de intussen wel gemengde spelersgroep, die zowel in derde als in vierde provinciale uitkomt. Ongeveer de helft van de spelers heeft een band met Spanje. Esteban is van de tweede generatie Spanjaarden, inmiddels perfect in België geïntegreerd. Een paar jaar geleden nam hij met wat vrienden de zieltogende club over, maar dat loopt niet van een leien dakje. Van de eerste generatie is niemand nog met voetbal bezig. Ze komen niet meer kijken en steken zelfs geen handje meer toe op de jeugdtoernooien. Menendez vertelt dat het in het begin vooral improviseren was. Eerst een beetje onderling voetballen, daarna in competitie maar zonder trainingen. Vijftien tot twintig punten per seizoen pakten ze, niet meer. Trouw aan het cliché ‘Spaanse ploeg, slechte organisatie’, amuseerden ze zich.

Pas toen de huidige trainer, die vroeger in provinciale een andere, inmiddels ook opgedoekte, Spaanstalige ploeg leidde, Oviedo mee hielp structureren, kwam er beterschap. Vorig seizoen pakte de ploeg zelfs 86 op 90 en de promotie naar derde provinciale. Onder meer José Barroso, de broer van LuisOliveira, deed mee. Dit seizoen speelt nog een andere bekende voor Oviedo: Olivier Pijpens, ex-Anderlecht en -RWDM. Pijpens heeft Spaanse roots, via zijn moeder. Menendez: “Het comité is nog steeds Spaans, de naam ook, maar de spelers zijn een mengeling. De enige keer dat we onze gemeenschap nog kunnen mobiliseren, is tijdens ons jaarlijkse jeugdtoernooi. Als de zon schijnt. ( lacht) Dan drinken we typische Asturiaanse cider, eten we chorizo, en maken we tortilla.”

Hun band met het thuisland? Die proberen ze op het voetbalvlak vooral via de media te behouden, ook al zitten Spaanse tv-kanalen vaak op satelliet of achter decoder. Real Oviedo, ooit even de werkgever van Gert Claessens, is door financiële problemen afgezakt naar de derde klasse, maar de trots van de streek, Sporting Gijón, speelt inmiddels weer in de Primera División. In Brussel verblijven zo’n 30.000 Spanjaarden van de eerste, tweede en inmiddels ook derde generatie, schat Menendez. Veel Erasmusstudenten. Zij verzamelen in het weekend in de Hoogstraat in de Brusselse Marollen.

Vandaag gaat een deel van hen naar het Koning Boudewijnstadion om hun ploeg aan te moedigen. Ze reserveerden tickets, uiteraard voor het Spaanse blok, want al zijn het nieuwe Belgen, in hun hart stroomt Spaans bloed. De Spaanse furia. Voor de tweede keer in drie campagnes zit Spanje in een groep met België. Menendez: “Nu we opnieuw in de groep van België zitten, komt er veel meer Spaans nieuws in de Belgische kranten.”

Spaanse zomer

Spanje komt naar Brussel als nummer een op de FIFA-ranking én Europees kampioen. Menendez herbeleeft nog even zijn zomer: “Vooraf geloofden we er niet in. Zoals altijd. Zelfs niet na de 4-1 tegen Rusland. Op het WK in Duitsland wonnen we de eerste match met dezelfde cijfers.” Daarna volgde Zweden, met winst in de slotfase dankzij David Villa, de spits met de rozenkrans uit Covadonga, Asturië. Menendez, met een grijns: “Eindelijk een nummer zeven ( lacht). Alle respect voor Raúl, hoor, maar ik zal hem nooit vergeven dat hij tijdens EURO 2000 een strafschop miste.”

Toen vervolgens de reserveploeg Griekenland klopte, werd hij helemaal zeker dat dit wel eens de zomer van Spanje kon worden. Menendez: “Als je zag wat een reservespeler als Xabi Alonso in die wedstrijd kon brengen: klasse. Toen werd ons duidelijk dat onze ‘Engelse’ expats een ferme plus waren. Alleen voetballen met Xavi en Iniesta maakte ons spel veel te ‘kort’. De ‘Engelsen’ kunnen je ook een pass over 40 meter geven of schieten vanop die afstand.”

Het kantelmoment was de kwartfinale. Menendez: “Italië speelde slecht, maar iedere Spanjaard dacht: ‘Voilà, we hebben het weer zitten. Zij zullen zoals altijd wel doorgaan.’ Voor de neutrale toeschouwer was het geen mooie wedstrijd, maar voor ons maakte de spanning veel goed.” De sportkranten AS en Marca, na de middag al in Brussel te koop, werden de dag na de kwalificatie voor de halve finale verslonden.

Zelfs in Catalonië werd gevierd. Menendez: “Op een gegeven moment zei men dat de stijl van de Spaanse nationale ploeg op die van Barcelona leek. Niet terecht, vind ik zelf. Het Spaanse spel leek ook op dat van het oude Real, uit de periode ButragueñoMichel. Die generatie speelde ook heel kort en alles door het centrum.”

De finale tegen Duitsland volgden ze in een café in Sint-Gillis. Voor 20 euro mocht je drinken, eten en de wedstrijd volgen. Tapas, wijn, alles Spaans. Na het einde van de wedstrijd trok iedereen naar de buurt van het beursgebouw om de titel te vieren. Hij glundert nog na.

Koning Iker

Welke individuen stijgen boven het sterke collectief uit?

Menendez: “Eindelijk hebben we weer een goeie doelman. Andoni Zubizarreta was goed, maar hij deed nooit de onmogelijke redding. Na Luis Arconada kon eigenlijk niemand me nog overtuigen. Tot Iker Casillas. Hij had tijdens het EK één keer geluk: hij miste een uitkomen tegen Italië, maar redde vervolgens binnen de 20 seconden een bal van – ik denk – Luca Toni. Binnen 20 seconden de grootste blunder én de grootste redding van het toernooi. Reservedoelman Reina accepteert dat. Toen de hele groep naar Spanje terugkeerde en aan het publiek voorgesteld werd, nam hij de microfoon en gedurende 20 minuten stelde hij alle kampioenen voor. Voor Casillas had hij alle lof en hij gaf toe dat de polemiek nooit van zijn kant zou komen. Misschien is dat een tweede belangrijke wijziging binnen de Spaanse ploeg: die van de mentaliteit.”

Op het middenveld haalt hij er stofzuiger Marcos Senna uit. Een genaturaliseerde Braziliaan. Menendez: “Eindelijk een buitenlander die iets bijbrengt. We hebben vroeger nog Donato gehad, toen we in 1994 in het Astridpark met 1-4 van de Rode Duivels wonnen, scoorde die. Maar uiteindelijk bracht hij weinig. Senna recupereert heel veel en doet nooit iets slechts. Een uitstekende voetballer.”

Aanvallend evolueerde FernandoTorres bij Liverpool enorm. Menendez: “Geen typische Spaanse spits meer, maar heel beweeglijk. Zestig, zeventig minuten lang vermoeit hij de defensie van de tegenstander door achter alle ballen te hollen. Hij is wat onhandiger aan de bal, vergeleken bij spitsen als Butragueño en Raúl. Julio Salinas was destijds ook atypisch, maar nog slechter met de bal aan de voet. Torres is een vreemde spits: een makkelijke controle kan hij missen, maar vervolgens zal hij wel wat moois doen met een moeilijke bal. En hij denkt collectief. Hij is ook veel sneller dan bijvoorbeeld Morientes. Zowel voor hem als voor Atlético Madrid is het goed dat hij er vertrok. Torres werd in Madrid te veel verwend, niet voor niets kreeg hij de bijnaam El Niño (het jongetje, nvdr). Hij is sterker geworden in Engeland en Atlético is gevarieerder gaan voetballen.”

Beste ploeg?

Inmiddels is de training afgelopen en schuiven wat spelers aan. Ook Manu Trabanco komt erbij, zoon van een van de stichters van de club. De toon gaat de hoogte in en de discussie wordt geanimeerder.

Wie is voor hen de beste Spanjaard?

Esteban Menendez: “David Villa.”

Jonathan Fernandez: “Iniesta. Nooit balverlies.”

David Vega: “Iniesta?! Neen, Puyol. Een beest, iemand die zich als Catalaan even hard geeft voor zijn club als voor zijn nationale ploeg.”

Manu Trabanco: “De speler die de ploeg het meest bijbrengt, is David Villa. Valencia staat bovenin dankzij hem. Neem hem weg, en het is veel minder.”

Alex Salido: “Senna.”

En is Spanje de beste ploeg van de wereld?

Manu Trabanco: “De meest complete. Dankzij de overzeese Spanjaarden. De beste Spaanse ploeg is Liverpool.”

Vicente Del Bosque leidt sinds deze zomer de Spaanse nationale ploeg. Een wissel die al beklonken was voor de afreis naar het EK. Betreuren zij niet dat LuisAragonés vertrok?

Esteban Menendez: “De dag dat ik hoorde dat Aragonés bondscoach zou worden, dacht ik, samen met de helft van Spanje: ‘Een trainer zonder palmares: dat kan niet!’ Zijn tegenkandidaten waren Luis Fernández, die mirakels deed met Athletic Bilbao, en Víctor Fernández, die met Celta de Vigo goed presteerde. Aragonés had deze zomer geluk. Ik zie hem niks klaar maken bij Fenerbahçe. Hij heeft gepokerd door Raúl niet mee te nemen en Fàbregas op de bank te laten. Gepokerd en gewonnen.”

David Vega: “We waren destijds allemaal tegen.”

Wat heeft del Bosque inmiddels veranderd?

Esteban Menendez: “Op dit moment nog niet zoveel. Onze vrees was dat hij Raúl terug in de ploeg zou brengen, of in de kern. Madrilenen onder elkaar, weet je wel. Maar hij heeft het niet gedaan.”

David Vega: “Zelfs Fàbregas blijft op de bank. Jammer, want het voetbal van Engeland vind ik het mooiste. Mooier dan in Spanje. Snel en technisch.”

Manu Trabanco: “Vergeet het! Je hebt drie ploegen die goed voetballen, al de rest zijn pottenstampers.” S

door peter t’kint

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content