Een half jaar na zijn komst naar Club blijkt Carl Hoefkens toch geen volgevreten voetballer te zijn. Zoals hij voetbalt, praat hij ook over zijn indrukken na vier maanden België: complexloos en zonder handschoenen.

Terwijl buiten de auto’s aanschuiven op de Lip-penslaan, wordt Carl Hoefkens op wandelafstand van zijn Knokse woning af en toe kort aangeklampt door Clubsupporters. Dat zijn nu sinds enige tijd ook zijn supporters, maar dat waren ze een half jaar geleden zeker niet.

Toen Hoefkens’ naam aan die van Club Brugge werd gelinkt, werd Clubs voorzitter door supporters aangemaand om die volgevreten poenpakkende oudere speler toch niet in huis te halen. De verdediger had eerder al eens ‘neen’ gezegd tegen Club, en dat was blijven hangen. Maar een half jaar later ogen Hoefkens’ statistieken indrukwekkend. Wanneer hij op het veld stond, haalde Club 92 % van de punten, in de andere matchen amper de helft.

Op zijn dertigste was hij niet naar België teruggekeerd om uit te bollen, gaf Hoefkens eind augustus aan. “Als geld mijn voornaamste drijfveer was, had ik in Engeland getekend voor een of andere pannenkoekenploeg. Ik voetbalde altijd bij clubs waar winnen niet echt moest. Ik wou eens de druk van een topclub meemaken: voelen hoe het is om elke week te moeten winnen.”

Je was net in Brugge aangekomen en je liep al meteen verloren in Tillegembos, waar je ’s ochtends in je eentje was gaan trainen, hoewel je die middag nog een training had met Club.

“Dat ik toen wat extra bij trainde, vond ik normaal. Ik had dat nodig. Als je niet in conditie bent, moet je daar zelf iets aan doen. Veel voetballers doen dat te weinig. Eigenlijk moet een club niet de krachttraining voor zijn spelers organiseren, dat zijn dingen die je voor jezelf moet doen. Ik was daar van jongs af mee bezig. In Engeland word je op dat vlak op je wenken bediend. Als je om acht uur ’s morgens aankomt, kun je aan de fysiektrainer zeggen hoe en wat je individueel wil doen. Ik deed dat vaak. Je wilt als prof toch beter worden?”

Dat heb je niet in Engeland geleerd.

“Dat hadden wij bij Lierse al. Ik herinner me bij de jeugd wintertrainingen waarbij de velden zo onbespeelbaar waren dat er niets anders op zat dan een Coopertest te doen ( zo veel mogelijk afstand afleggen in twaalf minuten, nvdr) in sneeuw en wind. Dat was echt alles geven, we wilden ook allemaal beter worden. Toen we later met Erik Gerets op maandagochtend in het bos gingen lopen, was dat met de jonge gasten tegen mekaar lopen om eerste te zijn. Hans Somers was meestal de snelste, Pascal Bovri ging ook hard, net als Jurgen Cavens als hij er zin in had. Op het einde waren we helemaal kapot.

“Nu wordt alles aan de hand van hartslagmeters bepaald, maar daarmee wordt het de spelers mentaal soms te gemakkelijk gemaakt. Af en toe over de grens gaan, sterkt je karakter. Stoke had drie keer het budget van Anderlecht maar ik heb daar nooit met een hartslagmeter getraind, dat gebeurde allemaal op gevoel. In de voorbereiding was het devies: alles geven. Je moet voor jezelf af en toe in het rood kunnen gaan. Ik zag dat in Engeland ook bij technisch begaafde spelers, vaak buitenlandse internationals, die er helemaal voor gingen om beter te worden. Het ligt aan de omgeving. Als in Engeland voor de training een trainer vraagt om vijf rondjes zo hard mogelijk rond het veld te lopen, doet iedereen dat zonder morren.”

Mis je de Premier League of de Engelse beleving?

“Nee. Ik heb op het goeie moment de goeie keuze gemaakt. Ik wil graag winnen. Als je elke week verliest en zeventig minuten achter de bal moet lopen, heb je het ook gauw gezien.”

Je belandde bij een club waar – om het zacht te zeggen – niet iedereen op jouw komst zat te wachten.

“Dat vond ik nu eens een uitdaging. Ik wist perfect wat me te wachten stond, dat 70 procent van de fans tegen mijn komst was. Dat motiveerde me. Ik hou wel van dat soort situaties. Ik wist hier dat ik mezelf zou moeten bewijzen op het veld, vanaf het eerste moment heb ik mezelf 100 procent gegeven. Ik heb ze snel weten te overtuigen dat ik geen volgevreten vedette was die wat kwam uitbollen. Na een tijdje heb ik ook kunnen tonen dat ik een meerwaarde kan brengen.”

Nooit content

Je wou eens naar een club die elke week moet winnen. Hoe voelt dat?

“Ik vind dat heel aangenaam. Als de supporters nooit content zijn, helpt dat spelers om naar een hoger niveau om te schakelen. Anders wordt het te snel te gemakkelijk. Bij Germinal Beerschot dacht ik na sommige nederlagen: eigenlijk zou hier veel meer kritiek op moeten komen, want het kan niet dat wij met onze kwaliteiten van die ploeg verloren hebben. Maar die kritiek bleef uit. Terwijl men hier gaat morren wanneer het tegen KV Mechelen stroef loopt en 1-1 blijft. Zo hoort het, vind ik. Als een match slecht is, is het gewoon slecht. Dat apprecieer ik aan Adrie Koster, dat hij dat ook gewoon zegt. Na een slechte match moet een trainer niet gaan zeuren dat hij toch een goeie match gezien heeft. Dan moet hij durven besluiten: ‘Of ik heb een fout gemaakt, of mijn spelers hebben niet gedaan wat ik gevraagd heb.’ Te dikwijls wordt dat hier in België verbloemd, zoekt men andere excuses. Dan lag het veld er slecht bij, of was de scheidsrechter niet goed. Terwijl het dikwijls gewoon aan de spelers of de trainer ligt.”

Zijn de scheidsrechters hier zo slecht als vaak gezegd wordt?

“Helemaal niet. Veel heeft te maken met de mentaliteit van de spelers hier. Als een fout niet gefloten wordt, zijn ze tien minuten later nog aan het zagen. Bij de volgende fout gaat men dan nog verwijzen naar wat een kwartier eerder gebeurd is. In Engeland gaat men gewoon door.”

Maar bij Club ligt de lat hoger, zei je dus.

“Je merkt aan alles dat het publiek schreeuwt om succes. Ze willen wat ik vroeger als klein jongetje zag wanneer ik op tv keek naar het Club met Papin of Farina: dat hun ploeg vooral thuis iedereen wegspeelt. Dat lukt niet altijd, maar ik houd wel van die druk. Als je dat verwachtingspatroon kunt waarmaken, heeft dat ook een negatief effect op de tegenstander. Die voelt zich van tevoren al verloren. Toen we vroeger met Lierse naar Club kwamen, wisten we van tevoren dat we hier niets zouden rapen.”

Stralen de spelers van Club nu ook dat thuisgevoel uit, in de zin van: dit is ons stadion, hier zijn wij baas?

“Dat zou nog beter kunnen. Brugge is nog geen onneembare vesting.”

Wat mis je daarvoor nog?

“Het gevoel dat er niets kan mislopen. Onlangs nog merkte ik die twijfel voor de aftrap tegen Toulouse. Dan hoor je: ‘Oei, vorig jaar is het tegen Kopenhagen misgelopen.’ Dat is hier blijven hangen, terwijl dat voor niets nodig is.”

Is dit een ploeg die voor de titel kan gaan?

“Ik vind wel dat we ons dit jaar al de druk mogen opleggen om voor een prijs te gaan: de titel, de beker of Europees een ronde verder, zonder de garantie dat het dit jaar al lukt. Veel zal van details afhangen.”

Hoe beoordeel je het spel van Club?

“Tegen ploegen die meevoetballen, vind ik ons goed. We kunnen dominant voetballen, maar tegen ploegen die niet mee willen, zijn we nog niet volwassen genoeg om ze te ontwrichten. Dat maakten we de laatste weken drie keer naeen mee, maar Lokeren, Charleroi en Mechelen waren wel de enige die met een verdedigende ingesteldheid kwamen. Over het algemeen hebben onze tegenstanders wel de intentie om mee te voetballen.

“Veel ploegen hebben me aangenaam verrast. Zulte Waregem bijvoorbeeld had wel de intentie om toch zijn eigen spel te spelen. Dat was het eerste wat me bij mijn terugkeer in België opviel, dat men zich tegen Club niet meer automatisch gaat ingraven.”

Heb je al tegen ploegen gespeeld die beter waren dan jullie?

“Nee. Wel tegen ploegen die meer verdienden, zoals Lokeren, maar beter dan ons vond ik ze niet.”

Welke spelers bij Club hebben je aangenaam verrast?

“Er zijn er wel een paar die de kwaliteiten hebben om ooit in de Premier League te spelen. Zo’n Dirar heeft alle kwaliteiten, maar hij moet leren ze juist te gebruiken. In Engeland zou dat aan de buitenkant echt een winger van niveau worden. Als hij helemaal voor voetbal gaat leven, kan dat bijna niet mislopen.”

Coach jij andere spelers?

“Natuurlijk. Daar ben ik ook voor gehaald. We hebben best een brave groep, ook omdat er veel jongens te braaf voor zichzelf zijn.”

Hoe bedoel je?

“Die niet elke wedstrijd met dezelfde ingesteldheid spelen. Die anders voetballen tegen Anderlecht dan tegen Lokeren. Bij Brugge wordt elke week verwacht dat je presteert, bij Westerlo mag het al eens minder zonder dat iemand daar zwaar aan tilt.”

Vinden ploegmaats jou een vervelende gast als je ze aanport om beter te worden?

“Ik denk van niet, ik heb altijd goed met iedereen kunnen opschieten, ik weet van mijn ploegmaats ook of ze getrouwd zijn, of ze kinderen hebben. Er zijn spelers die zich helemaal afschermen van de rest. Zo ben ik niet.”

Mister 92 procent

Je statistieken zijn wel indrukwekkend: met jou won Club 92 procent van de punten die te verdienen waren, zonder jou de helft.

“Wat moet ik daarop zeggen? Fijn als de cijfers aantonen dat ik Club iets kan bijbrengen.”

Komen mensen je nu zeggen dat ze van mening veranderd zijn?

“Nog elke dag! Na de eerste match kwam de voorzitter me al zeggen dat hij vooraf aangeklampt werd om me zeker niet te nemen.”

Hoe vaak heb jij in je carrière Europees verwinterd?

“Dit is de eerste keer, maar voor Club mag Europees voetbal geen beloning zijn. Als je bij Club voetbalt moet je doel zijn: je plaatsen voor de volgende ronde. Tegen Donetsk thuis bijvoorbeeld toonden wij te veel respect voor die ploeg. Je merkte dat vooraf al: ‘Oei, ’t is tegen de Europese bekerwinnaar!’ Terwijl je op het eind van die match zag dat Club ook kansen afdwong. Ach. Club Brugge moet van niemand bang zijn. Veel spelers hier beseffen niet hoe goed ze zijn, omdat ze te weinig tegen echte toppers hebben gespeeld. Vadis bijvoorbeeld heeft veel kwaliteiten, op deze manier kan hij nog vijf jaar bij Club meedraaien, terwijl hij zou moeten denken: ik wil hogerop. Maar ook bij andere ploegen hebben veel spelers me aangenaam verrast. Jovanovic bijvoorbeeld vond ik sterk, maar ook die Dequevy bij Roeselare, of Gueye op het middenveld bij Lokeren.”

Welke speler heeft je in competitie of Europees al een moeilijke avond bezorgd?

(denkt even na) “Nog niemand.”

Hebben Belgische ploegen een minderwaardigheidscomplex als ze Europees spelen?

“Ik vind dat wel, en ik vind dat erg. Het probleem is dat iedereen in België daarin meegaat: spelers, clubs, pers, bond. Iedereen dweept hier met het Nederlandse voetbal, maar AZ ligt eruit en Anderlecht klopt Ajax. Ik vind het Nederlandse voetbal overschat en onze competitie onderschat. Dat de Nederlandse competitie zo veel beter is, moet ik nog zien.”

Nederlandse trainers zijn wel beter?

“Ik zeg niet dat ze beter zijn, ze brengen iets extra’s. Koster maakt het zo veel makkelijker voor spelers en pers, gewoon door zichzelf te zijn. Hij moet daar niets speciaals voor doen. Vooral de benadering is een verademing voor Belgische spelers. Nederlanders zijn meer open, communiceren goed, voelen zich minder snel aangevallen. Je merkt dat aan de manier waarop hij conflicten oplost: hij kan hard zijn, maar zalft ook. Belgen voelen zich dikwijls snel aangevallen met woorden, terwijl het de bedoeling is iemand beter te maken, niet iemand af te breken. Als de trainer in Engeland na een groepsgesprek vroeg of nog iemand iets aan te merken had, zag je bijna alle vingers omhoog gaan. De ene reactie na de andere. In België niet.”

Durfde jij iets te zeggen in Engeland, of zweeg je, kleine Belg zijnde?

“Ik heb altijd mijn mening gezegd als ik iets op te merken had, hetzij voor mezelf, hetzij in het belang van de ploeg.”

Koster pakt de dingen anders aan dan Gerets of Brys?

“Gerets kun je niet bepaald een typisch Belgische trainer noemen. En Marc Brys kon met de toenmalige spelers geen dominant voetbal brengen omdat we daar niet goed genoeg voor waren. Wij moesten wel met vijf verdedigers spelen. Koster kreeg hier een heel hongerige spelersgroep. Hij laat ons gewoon vrank en vrij voetballen, zonder al te veel richtlijnen.”

Gokverslaving

Je bent nu tevreden dat je eindelijk bij een club speelt waar winnen elke week verplicht is. Had je dit niet vroeger in je carrière moeten doen?

“Achteraf bekeken wel, maar ik heb nergens spijt van. Ook niet dat ik van Lierse naar Lommel ging in plaats van naar Trabzonspor. Als het te herdoen was, zou ik net dezelfde keuze maken. Omdat ik niet met mijn voeten laat spelen. Bij Lommel kwam ik plots in een heel andere wereld: plots moest ik op een bescheiden niveau met beperkte middelen knokken, en ik zag dat je daar ook enthousiast mee om kunt gaan en een eind ver kunt raken. Ik ben niet bang om af en toe de moeilijkste weg te kiezen.”

Je zou jonge spelers aanraden om niet te lang te wachten om een stap hoger te zetten?

“Ja, maar dat kan ook tegenvallen. Ofwel word je in het buitenland beter, ofwel kraak je. Het is niet voor niets dat in Engeland zo veel spelers een gok- of drankverslaving hebben. Er is veel druk en concurrentie. Voor het seizoen kun je hier de elf aangeven die waarschijnlijk zullen starten, daar kun je dat niet. Als je er dan naast valt, moet je sterk staan om dat vol te houden. Je kunt uit frustratie gaan drinken of gokken, want je hebt geld genoeg. Ik heb er in die vier jaar wel een stuk of tien gekend die met de grond gelijk zijn gemaakt en met wie het verkeerd liep. In Engeland tikt niemand je op de schouders of vraagt je wat je aan het doen bent. Mensen aanbidden voetballers. Als je hier naar het casino gaat, zal men je daar snel op aanspreken.”

Wat deed jij toen je in Engeland niet speelde? Gokken of drinken?

“Gaan vissen, voor het eerst in mijn leven. Nog erger dan drinken en gokken, dus.”

Wie gaf jou raad over hoe je met geld moet omgaan?

“Dat was gewoon boerenverstand. Maar wie jong naar een topcompetitie gaat, wordt omhoog geschreven, en dan komen ze naar België voor de nationale ploeg voor een wedstrijd die erbij komt, een soort vakantie na maanden druk bij hun club.”

Tiens. De nationale ploeg. Speelt dat nog bij jou?

“Ik ga niet zeggen dat die mij niet meer interesseert, maar de grootste Belgische talenten spelen op die positie.”

Een afgesloten hoofdstuk, dus?

“Zeker niet! Ik denk nog altijd dat ik de nationale ploeg iets kan bijbrengen, al is het maar een beetje karakter. Maar ik kan me goed inbeelden dat anderen die dat lezen zeggen: ‘Wat denkt die nu wel?'”

door geert foutré -beelden: jelle vermeersch

Er zijn er hier

wel een paar die de kwaliteiten hebben om ooit in de Premier League te spelen.

Of ik de scheidsrechters hier in België ook zo slecht vind? Helemaal niet!

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content