De jonge nieuwkomer onder het kruim van het trainersgild zit aan tafel met een van de meest legendarische Belgische voetballers ooit.

Het is voor het eerst dat Yannick Ferrera en Enzo Scifo samen aan tafel zitten. Beide coaches hebben het over tactiek, het nut van ervaring, psychologie en – onvermijdelijk – het ontslag.

Yannick, hoe maak je jouw gebrek aan ervaring goed?

Yannick Ferrera: “Aan mijn leeftijd kan ik weinig veranderen, maar ik probeer mijn gebrek aan ervaring te compenseren door mijn enthousiasme, mijn speldoorzicht en mijn winningmood, die ik op mijn spelers tracht over te brengen.”

Werd je aanvankelijk niet raar bekeken toen je de kleedkamer binnen stapte?

Ferrera: “Het was zaak om mijn spelers zo snel mogelijk duidelijk te maken dat ik hen iets kan bijbrengen en dat ik weet waarover ik spreek. Er is nooit een speler geweest die zei: wie ben jij eigenlijk?”

Enzo Scifo: “Ervaring is belangrijk, maar het is zeker niet het belangrijkste. En het kan ook een nadeel zijn. Het is niet omdat je een grote carrière hebt gehad als speler dat je het ook weet te maken als coach. Ik was ook op mijn 35e al trainer en ik kan je verzekeren dat dat allesbehalve vanzelfsprekend was. Bij Charleroi toen wilde ik te veel doen. Ik had ook niet het gevoel dat ik over de juiste kwaliteiten beschikte om het tot een goed einde te brengen. Coach zijn is een job die je echt moet wíllen doen. Ik was er toen nog niet klaar voor en ik vond mijn plaats gewoon niet. Ik wilde wel trainer zijn, maar ik had het gevoel dat men mij niet au sérieux nam. Die indruk had ik vooral in Tubeke.”

Heb je wat geleerd uit die periode van twijfel?

Scifo: “Er zijn trainers die meteen bij een topclub kunnen beginnen, maar ik heb altijd moeten travakken bij de ploegen die ik onder mijn hoede had. Na Moeskroen heb ik geduld moeten oefenen want er kwam geen enkele aanbieding, terwijl ik het daar toch niet slecht heb gedaan.”

Charleroi of een normale club

Hoe verklaar je dat etiket van ‘slechte trainer’ dat je een tijdlang opgeplakt hebt gekregen?

Scifo: “Dat stoort me niet. Ik denk niet dat men mijn prestaties in vraag kan stellen. Er werd ten tijde van Moeskroen ook gezegd dat het eigenlijk Geert Broeckaert was die de ploeg opstelde. Het klopt dat ik mijn assistenten meer laat doen dan gewoon wat kegeltjes zetten, maar ik heb de ploeg altijd zelf opgesteld. Ik praat graag over voetbal met Geert. Hij kent er ook heel wat van, dus het zou dom zijn om daar niet naar te luisteren.”

Een bekend gezicht als trainer aantrekken zorgt er natuurlijk voor dat de coach constant in de spotlights staat. Heb je daar nooit last van gehad?

Scifo: “Ik heb daar lang mee geworsteld, maar ik heb nu geen zin meer om me daar nog vragen over te stellen.”

Dat klinkt enigszins verbitterd.

Scifo: “Dat ben ik geweest, ja, maar nu beleef ik plezier aan mijn job. Ik ben serener dan ooit tevoren.”

Schrikt die kant van het verhaal jou niet af, Yannick?

Ferrera: “Ik wist op voorhand dat het moeilijk zou zijn. Ik heb er met Michel Preud’homme over gebabbeld en die gaf me de raad om bij ‘een normale club’ aan de slag te gaan, niet bij Charleroi. Ik heb tot nu toe één keer de smaak van de overwinning mogen proeven en dat was zo lekker dat ik gerust nog een paar keer wil verliezen op voorwaarde dat ik die zegeroes nog eens kan meemaken.”

Scifo: “Het klopt dat die zegeroes de perfecte beloning is voor al het geleverde werk. Maar je moet ook leren verliezen. Het is op die momenten dat je je spelers rustig moet zien te houden. Dat deed ik niet toen ik pas begon als trainer. Toen zat ik er nog te kort op. De ervaring leert me dat ik zulke situaties beter anders kan aanpakken.”

Heb je ook niet een soort van psychologisch overwicht als trainer wanneer je zelf een grote spelerscarrière achter de rug hebt?

Scifo: “Ik denk dat ik dat overwicht altijd al heb gehad. Ik heb trainers gekend, zoals Guy Roux bij Auxerre, die het niet allemaal al eens hadden meegemaakt als speler en toch goede coaches waren. Maar ik heb wel kleine dingen geleerd uit mijn spelerscarrière. Zo wist ik dat ik Nong moest laten staan toen hij slecht presteerde. Ik voelde dat het zijn privéproblemen waren die zijn vorm ondermijnden. Een andere coach had hem er ongetwijfeld naast gezet, maar zo zit ik niet in elkaar. Het omgaan met mensen vind ik het leukste aspect van de job.”

Ferrera: “Helemaal mee eens. Er is niets mooiers dan een jongen zoals Kagé – die al allerlei verwensingen naar zijn hoofd gesmeten kreeg – in mijn armen te zien vliegen na de wedstrijd tegen Kortrijk. Enzo heeft ongetwijfeld een stuk meer charisma dan ik, maar ik pak het anders aan. Ik peper mijn spelers in dat iedereen hen wil zien verliezen, dat ze ons minachten door te voorspellen dat we meteen weer zullen degraderen. Zo probeer ik hen op scherp te zetten. Het zou stom zijn om die kaart niet te trekken.”

Mourinho en Guardiola

Is het risico niet dat de kleedkamer zich in tijden van crisis tegen de onervaren coach keert?

Ferrera: “Er is nog geen crisis geweest, dus ik zou het je niet kunnen vertellen.”

Heeft elke coach een verlengstuk op het terrein nodig?

Ferrera: “Door het gejoel in het stadion – zelfs in Charleroi waar tegenwoordig niet veel volk meer komt kijken – moet je wel iemand hebben die de orde kan bewaren en de boel kan dirigeren, op stilstaande fases bijvoorbeeld.”

Scifo: “Dat verlengstuk moet dezelfde filosofie als zijn coach hebben. Bij Bergen is Benjamin Nicaise degene die mijn filosofie het best weet uit te dragen. Ik heb gegokt door hem kapitein te maken en hij heeft me nog niet teleurgesteld. Hij heeft nog geen training gemist sinds ik hem aanvoerder heb gemaakt.”

Is het niet moeilijk om te werken met spelers die minder begaafd zijn dan jij destijds was?

Scifo: “Dat is me al vaak gevraagd en die vraag houdt geen steek. Ik heb ook met jongens gespeeld die niet van mijn niveau waren. Als coach heb ik net meer oog voor spelers met een minder goede techniek. Neem nu Jérémy Sapina, een houten klaas met kromme voeten, maar ik vind hem geweldig.”

Spelers laten zich weleens ontvallen dat je enorm op herhaling hamert. Is dat de enige weg naar succes?

Scifo: “Dat is het echte werk. Dag na dag dezelfde dingen herhalen, om bijvoorbeeld de lengte van elke pass perfect te krijgen.”

Ferrera: “Ik herhaal bepaalde spelfases het liefst met tegenstanders. Ik creëer zo een bepaalde wedstrijdsituatie.”

Naar welke coach kijk je op?

Ferrera: “Mijn grootste inspiratiebron is José Mourinho. Hij heeft net als ik een diploma lichamelijke opvoeding, is net als ik meertalig en heeft net als ik geen geweldige spelerscarrière gehad. Het spreekt bijna voor zich dat ik me met hem vergelijk, ook al kom ik nog niet tot aan zijn enkels. Uiteraard spiegel ik me ook wat aan Pep Guardiola. Als je niets tracht te leren uit de manier waarop hij Barcelona heeft laten voetballen, ben je gewoon een idioot.”

Scifo: “Ik heb geweldige trainers gehad in mijn carrière en degene die qua persoonlijkheid en aanpak het dichtst bij mezelf aanleunt, is Arsène Wenger. Hij heeft niet één keer geroepen in de kleedkamer en toch luisterde iedereen naar hem. Hij heeft een bepaalde uitstraling die maakt dat spelers doen wat hij van hen vraagt. Het is belangrijk dat je je als coach aan je eigen regels houdt. Je ziet het weleens gebeuren dat een spelersgroep zich de eerste zes maanden buigt naar de eisen van een tirannieke coach, maar daarna is de chemie tussen trainer en groep ook meteen weg.”

Hoe slim moet je zijn om trainer op hoog niveau te kunnen worden?

Scifo: “Je moet een passie voor voetbal hebben. Al ben ik zelf niet het type dat 24 uur op 24 met voetbal bezig is. Ik moet dat soms eens even aan de kant kunnen zetten. Dat was vroeger ook al zo. Er zijn andere trainers die wel dag in dag uit met voetbal bezig zijn, maar ik heb het niet nodig om aan journalisten te verkondigen dat ik vijftien uur per dag met voetbal bezig ben. Maar áls ik ermee bezig ben, is het wel voor de volle honderd procent.”

Niets te zeggen

Enzo, had jij dit Charleroi kunnen trainen?

Scifo: “Ik heb heel veel respect en bewondering voor Yannick dat hij het doet, maar ik weet hoe het eraan toe zou gaan als ik die job zou aannemen. Die bedenking maakte ik me al toen men mij vroeg om het noodlijdende Eupen over te nemen. Na vier verlieswedstrijden zou ik het gelag betaald hebben. Bij Bergen had ik een ander gevoel. Ik wist dat de club een goede structuur heeft en dat de spelerskern kwaliteit herbergt.”

Yannick, bij jou liggen de zaken anders. Jij kwam terecht in een ploeg waar de keuzes door anderen worden gemaakt.

Ferrera: “Ik ben blij dat jij het zegt. Maar ik klaag niet, want ik heb hier een kans gekregen en daar ben ik ex-voorzitter Bayat dankbaar voor. Ik wist heus wel dat ik niet op een aanbod van Anderlecht moest zitten wachten.”

Als coach ben je extreem afhankelijk van de financiële situatie en de sportieve visie van de club…

Ferrera: “Er zijn een heleboel trainers die – naar analogie met het Engelse model – mee kiezen welke spelers er gehaald worden, maar zo gaat het niet in België. Ik heb wat dat betreft niets te zeggen.”

Scifo: “Bij Bergen werken we als volgt: we vergaderen, geven allemaal aan wat voor een type speler we nodig hebben en beslissen dan gezamenlijk. Dat is niet meer dan normaal gezien elke trainer slechts een passant is.”

Wel typisch Belgisch zijn de lijntjes tussen clubs en managers. Vaak zijn het de managers die een club een bepaalde speler opdringen.

Scifo: “Een manager die een club zegt welke speler ze moet kopen? Daar zal ik nooit aan meewerken.”

Ferrera: “Elke trainer droomt ervan te kunnen zeggen wat hij nodig heeft en dat dan ook te krijgen. Ik moet voorlopig gewoon mijn mond houden en wie weet mag ik ooit ook eens wat zeggen.”

Enzo, jij liet al verstaan dat het lichaam van een voetballer zijn wapen en werktuig is. Staan we in België nog niet ver genoeg wat voedingsleer en fysieke begeleiding betreft?

Scifo: “Dat is een van mijn stokpaardjes, inderdaad. Als je fysiek niet in orde bent, kun je niet spelen. Toen ik hier aankwam, stond Nicaise vier kilo te zwaar. Nu is hij fit.”

Ferrera: “De jongens met een beetje overgewicht kwamen vorig seizoen nog gewoon aan spelen toe bij gebrek aan concurrentie, maar tegenwoordig is de concurrentie een stuk scherper. Ik kon er vorig seizoen ook niet veel aan veranderen. Ik herhaalde wel telkens hoe belangrijk het fysieke aspect was, maar ik kan niet elke McDonald’s controleren en checken wat ze thuis eten.”

Het voorbeeld Bielsa

Welk spelsysteem willen jullie opleggen?

Scifo: “Alles waar ik op train, heeft met reactiviteit te maken. Je moet de tijd tussen de controle en de pass zo kort mogelijk houden. Kun je technisch niet goed uit de voeten, dan heb je geen plaats meer in het hedendaagse voetbal.”

Ferrera: “Je moet vooral erg snel kunnen beslissen. Het verstand is net zo belangrijk als het fysieke en technische aspect.”

Scifo: “Er zullen altijd spelers zijn die sneller denken dan anderen, maar ik ben ervan overtuigd dat je elke speler vijf of misschien wel tien procent beter kunt maken. En dat is al heel wat.”

Ferrera: “Hoe komt het dat geen enkele Barcelonees de bal verliest wanneer hij wordt aangespeeld met een man in de rug? Omdat ze constant het veld en de positie van de tegenstander in de gaten houden, lang voor ze worden aangespeeld. Xavi is daar het beste voorbeeld van.”

Hoe belangrijk kan een coach zijn voor zijn team?

Scifo: “Enorm belangrijk. Het is de trainer die aangeeft welke richting het team uit moet. Wat niet betekent dat je een perfect voorbereide wedstrijd niet in duigen kunt zien vallen door een domme rode kaart of een blunder van de doelman.”

Ferrera: “Je kunt van een ezel geen koerspaard maken, maar je kunt spelers wel beter maken. Het beste voorbeeld van de invloed van een coach is misschien wel Athletic de Bilbao. Het is nog maar drie jaar geleden dat de Basken door Anderlecht werden uitgeschakeld in de Europa League en vorig jaar stootten ze door tot de finale van diezelfde Europa League en van de Spaanse beker. Het verschil tussen die twee teams is vooral coach Marcelo Bielsa. Je hoeft maar te kijken naar het combinatievoetbal dat hij met Chili op het WK in Zuid-Afrika bracht om te weten hoe goed hij is. Er is ook geluk mee gemoeid, maar een coach moet controleren wat hij kan controleren – en hopen dat hij voor het overige het geluk aan zijn kant heeft.”

Moet je je als trainer niet constant voorbereiden op een mogelijk ontslag?

Ferrera: “Ik bereid me daar in ieder geval op voor. Ik zal niet zeggen dat het me niets zal doen, maar ik weet dat het morgen zo ver kan zijn. Het is net zoals met een vrouw. Je kunt haar ’s avonds omhelzen, maar je hebt geen idee of je haar erna ooit nog een keer in je armen zult houden.”

door pierre bilic en thomas bricmont – beelden: imageglobe

“Ik ben ervan overtuigd dat je elke speler vijf tot tien procent beter kunt maken.” Enzo Scifo

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content